BE1014050A3

BE1014050A3 - Inrichting voor het mechanisch aanbrengen van een bevestigingselement, zoals een bout of een schroef.

Info

Publication number: BE1014050A3
Application number: BE2001/0161A
Authority: BE
Inventors: Peeters Marc
Original assignee: Cobhra Ind Bvba
Priority date: 2001-03-13
Filing date: 2001-03-13
Publication date: 2003-03-04
Also published as: WO2002072314A1

Abstract

Inrichting voor het mechanisch aanbrengen van een bevestigings element , zoals schroeven of bouten, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een huis, een in het huis opgenomen motor, in het bijzonder elektromotor, een door die motor via een verschuifbare spil aangedreven schroefbit, welke vanuit een in het huis terug getrokken stand naar een werkstand bij het eind van het huis verschuifbaar is en omgekeerd, en een naar dat huiseind leidende geleidingsorgaan voor het naar dat huiseind toevoeren van een bevestigingselement tot voor de teruggetrokken schroefbit, waarbij het huis is voorzien van een naderingssensor, en een daarmee samenwerkend, aan de spil gekoppeld en door een veerelement in de van de naderingssensor afgekeerde richting voorgespannen verplaatsingsorgaan , zodanig dat bij het bereiken van een bepaald koppel het verplaatsingsorgaan zich in de richting van de sensor beweegt, dat bij een bepaalde minimun afstand een signaal afgeeft voor het stoppen van de aandrijfmotor;

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  INRICHTING VOOR HET MECHANISCH AANBRENGEN VAN EEN BEVESTIGINGSELEMENT, ZOALS EEN BOUT OF EEN SCHROEF. 



  De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het mechanisch aanbrengen van een bevestigings element, zoals schroeven of bouten, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een huis, een in het huis opgenomen motor, in het bijzonder elektromotor, een door die motor via een verschuifbare spil aangedreven schroefbit, welke vanuit een in het huis terug getrokken stand naar een werkstand bij het eind van het huis verschuifbaar is en omgekeerd, en een naar dat huiseind leidende geleidingorgaan voor het naar dat huiseind toevoeren van een bevestigingselement tot voor de teruggetrokken schroefbit. 



   Een dergelijke inrichting wordt in de markt veelvuldig gebruikt voor het elektrisch of pneumatisch inbrengen van verbindingselementen in industriële applicaties, zijnde het met de hand aanbrengen te vergemakkelijken. 



  Een dergelijke inrichting is met de hand te bedienen, maar is volledig gewichtsgecompenseerd terwijl het draaimoment door de aandrijfmotor wordt geleverd. De veiligheid bij deze inrichtingen wordt gewaarborgd doordat bij een overschrijding van het   aandnjfkoppel,   ten gevolge door weerstand van het bevestigingselement de motor moet afslaan. 



   De bekende inrichtingen hebben het nadeel dat instellen van het maximum aandrijfkoppel, bij overschrijding waarvan afslag moet plaatsvinden, moeilijk is in te stellen, omdat meestal een veer de voorspanning van de overloopkoppeling bepaalt. Voor het instellen van de voorspankracht van de veer dient een deel van de inrichting te worden gedemonteerd en vervolgens weer te worden gemonteerd. 



   De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarbij het instellen aanzienelijk eenvoudiger gaat waarvan de veerspanning geen rol speelt. 



   De uitvinding verschaft daartoe een inrichting die zich onderscheidt doordat het huis is voorzien van een 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 naderings-sensor, en een daarmee samenwerkend en aan de spil gekoppeld en door een veerelement in de van de naderingssensor afgekeerde richting voorgespannen verplaatsingsorgaan, zodanig dat bij het bereiken van een bepaald koppel het verplaatsingsorgaan zieh in de richting van de sensor beweegt, dat bij een bepaalde minimum afstand een signaal afgeeft voor het stoppen van de aandrijfmotor. 



   Dankzij de samenwerking van een verplaatsingsorgaan en een naderingssensor is een moment van afslaan van de aandrijfmotor bepaald door de afstand tussen het verplaatsingsorgaan en de naderingssensor. Hierbij speelt de voorspanveer voor het onder voorspanning houden van de uitgangsplaats van het naderingsorgaan geen rol. De afstandsbepaling kan eenvoudig worden ingesteld door het vibreren van de naderingssensor die elektronisch kan worden bepaald. De naderingssensor kan zijn uitgevoerd als inductieve sensor, die zowel analoog als digitaal kan zijn. 



   Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen nader worden toegelicht in de hieronder staande figuurbeschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld. 



   In de tekening toont :
Figuur   1 :   een perspectivisch aanzicht van een deel van de schroevedraaier voorzien van een handgreep, en een toevoergeleiding voor de bevestigingselementen alsmede de draaikop daarvan. 



   Figuur 2 en 3 : telkens een perspectivisch aanzicht van een deel van de naderingssensor en het verplaatsingsorgaan toegepast in de inrichting volgens figuur 1, respectievelijk in een uitgangsstand en een afslagstand. 



   De inrichting volgens de uitvinding is in figuur 1 voorzien van een huis   1,   dat tevens dient als handgreep dat aan het boveneinde 2 is verbonden met een gewichtscompenserende middelen of anderszins   een   en ander zodanig dat het in het huis 1 opgnomen, maar niet getoonde aandrijfmotor (pneumatisch of elektrisch) een spil kan aandrijven welke hieronder nader wordt toegelicht. Aan het andere einde 3 van het huis is een bitkop 4 aange- 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 bracht, waarop zijdelings een geleidingsorgaan 5 voor het toevoeren van het bevestingselement B naar de bitkop is aangesloten.

   Het schroefelement B komt in de wijsstand met een schacht naar buiten in de bitkop 4 en wordt door een schroefbit in de vorm van een zeskant of kruis, dat door de motor wordt aangedreven in aanraking en kan zodoende in het te bevestigen element worden geschroefd. 



   Er wordt bekend verondersteld hoe een dergelijke inrichting werkt en een verdere beschrijving hiervan wordt niet gegeven, met inachtneming dat het inwendige op velerlei wijzen uitvoerbaar is. 



   In de figuren 2 en 3 is een motorspil 10 aangegeven, welke wordt geacht in verbinding te staan met de motor zoals hierboven genoemd. De schroefspil is aan het boveneind uitgevoerd met een huls 11, die verschuifbaar, maar onverdraaibaar met de spil 10 is verbonden, bijvoorbeeld door een onronde vorm van de schroefspil. Daarvoor is een steun 12 aangebracht, die hier bestaat uit een tweetal moeren welke op een schroefgang van de schroefspil 10 zijn gedraaid en tegen elkaar zijn vastgezet, welke steun dient voor het ondersteunen van een schroefveer 13. De schroefveer 13 drukt tegen een verplaatsingorgaan 14, hier in de vorm van het ene deel van een klauwkoppeling algemeen aangegeven met 15, waarbij het andere deel 16 van de klauwkoppeling 15 vastzit op de schroefspil 10. 



   Het deel 14 van de klauwkoppeling 15 is voorzien van een ring 17, welke in axiale zin onverplaatbaar, maar wel verdraaibaar van het deel 14 van de klauwkoppeling 15 is gemonteerd. De ring 17 is voorzien van een uitsteeksel 18 dat dient als sensorelement voor het waarnemingssysteem van het deel 14, de ring 17 en het uitsteeksel 18 ten opzichte van het motorhuis. In het motorhuis is een naderingssensor 19 aangebracht, dat op willekeurige wijze kan zijn uitgevoerd en bevestigd aan de binnenzijde van het huis 1. 



   De werking van de inrichting uit figuur 2 en 3 is als volgt. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   Bij het bekrachtigen van de motor zal de motoras 10 in rotatie worden gezet onder meeneming van de klauwkoppeling 15, de veer 13, de steun 12 en de huls 11 die met het bit is verbonden. 



   Uitgaande van de stand uit figuur 2 ligt de klauwkoppeling 15 gesloten onder inwerking van de druk van de veer 13. Bij het bereiken van een bepaald draaimoment of koppel zullen de twee delen 14, 16 van de klauwkoppeling 15 een rotatie van elkaar ondergaan waardoor deze klauwkoppeling zich gaat spreiden ten gevolge van de schuine vlakken 20,21,   een   en ander zodanig dat het deel 14 tegen de veerwerking van veer 13 in naar boven in de figuur 2 en 3 wordt verplaatst. Bij een bepaalde afstand tussen het kopvlak 22 van de naderingssensor 19 en het daar naar toe gekeerde vlak van het uitsteeksel 18 zal de sensor 19 worden aangesproken, die vervolgens een signaal afgeeft voor het doen afslaan van de aandrijfmotor. 



   Voor het instellen van het koppel waarop de motor moet worden afgeslagen, is het voldoende om de gewenste afstand tussen de vlakken 22 en 23 in te stellen, hetgeen eenvoudig kan door de gevoeligheid van de naderingssensor 19 in te stellen. 



   Teneinde het spreiden van de delen 14,16 van de klauwkoppeling 15 te vergemakkelijken is voor de wrijvingsvermindering een kogel 24 tussen de schuine vlakken 20,21 geplaatst. 



   De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

Claims

CONCLUSIES.

1. Inrichting voor het mechanisch aanbrengen van een bevestigings element, zoals schroeven of bouten, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een huis, een in het huis opgenomen motor, in het bijzonder elektromotor, een door die motor via een verschuifbare spil aangedreven schroefbit, welke vanuit een in het huis terug getrokken stand naar een werkstand bij het eind van het huis verschuifbaar is en omgekeerd, en een naar dat huiseind leidende geleidingorgaan voor het naar dat huiseind toevoeren van een bevestigingselement tot voor de teruggetrokken schroefbit, met het kenmerk, dat het huis is voorzien van een naderings-sensor, en een daarmee samenwerkend, aan de spil gekoppeld en door een veerelement in de van de naderingssensor afgekeerde richting voorgespannen verplaatsingsorgaan,

zodanig dat bij het bereiken van een bepaald koppel het verplaatsingsorgaan zich in de richting van de sensor beweegt, dat bij een bepaalde minimum afstand een signaal afgeeft voor het stoppen van de aandrijfmotor.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het veerelement een schroefveer is

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de verschuifbare spil hol is, voor het opnemen van de motoras, de as is voorzien via een klauwkoppeling in aandrijven staat met de spil, welke klauwkoppeling zich spreidt bij het bepaalde koppel, waarbij het verplaatsingsorgaan op het met de spil verbonden deel van de klauwkoppeling is bevestigd.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat kogellichamen tussen de spreidbare delen van de klauwkoppeling zijn aangebracht.