<Desc/Clms Page number 1>
Elektrische verdeelstekker
Deze uitvinding betreft een elektrische verdeelstekker omvattende een behuizing met een voorzijde waarop ten minste een eerste en een tweede stopcantactgedeelte vaarzien zijn voor het opnemen van een eerste en een tweede stekker, en een achterzijde waarop een stekkergedeelte voorzien is voor het verbinden van de verdeelstekker met een verder stopcontact, waarbij het eerste en het tweede stopcontactgedeelte elk twee contactopeningen omvatten voor het opnemen van stekkerpoten van de stekkers, waarbij de behuizing een breedterichting heeft.
Elektrische verdeelstekkers worden toegepast als tussenstuk om een stopcontact op te splitsen in twee of meer stopcontacten, zodat een en hetzelfde stopcontact gebruikt kan worden voor het aansluiten van twee of meer elektrische toestellen op het elektriciteitsnet.
Een bekende elektrische verdeelstekker wordt getoond in figuur 1 en 2. Deze verdeelstekker omvat een behuizing met een stekkergedeelte, waarmee de verdeelstekker verbonden kan worden met een verder stopcontact, dat bijvoorbeeld een wandstopcontact is, en met twee stopcontactgedeelten waarin stekkers van bijvoorbeeld elektrische toestellen opgenomen kunnen worden. Op die manier kunnen via de bekende verdeelstekker van figuur 1 en 2 twee elektrische toestellen op het elektriciteitsnet aangesloten worden via een enkel stopcontact.
Het stekkergedeelte IS een cirkelvormige uitstuiping op de behuizing met twee stekkerpoten en een aardingsopening, waarbij de
<Desc/Clms Page number 2>
stekkerpoten voorzien zijn om opgenomen te worden in de contactopeningen van het verdere stopcontact en de aardingsopening voorzien is voor het opnemen van de aardingspoot van het verdere stopcontact. Elk stopcontactgedeelte is een cirkelvormige holte in de behuizing waarin een aardingspoot en twee contactopeningen voorzien zijn, waarbij de aardingspoot voorzien is om opgenomen te worden in de aardingsopening van de stekker van een elektrisch apparaat en de contactopeningen voorzien zijn voor het opnemen van de stekkerpoten van deze stekker.
Bij een stekker van een elektrisch apparaat die voorzien is van een aardingsopening, komt het vaak voor dat het snoer dat de stekker met het apparaat verbindt, een hoek van ongeveer 90 met de richting van de stekkerpoten van de stekker vormt, waarbij de aardingsopening van de stekker zich aan een zijde van de stekker bevindt die tegenover het snoer ligt. Hierdoor kan het gebeuren, dat wanneer een dergelijke "gehoekte" stekker in een stopcontact gestoken wordt, het snoer een belemmering vormt voor een naburig stopcontact, zodat hierin geen tweede stekker meer opgenomen kan worden. Om dit te voorkomen, zijn bij de bekende verdeelstekker van figuur 1 en 2 een eerste en een tweede stopcontactgedeelte in tegenovergestelde richting aangebracht.
Het eerste stopcontactgedeelte is met andere woorden over 180 verdraaid ten opzichte van een tweede stopcontactgedeelte, waarbij de aardingspoten van het eerste en het tweede stopcontactgedeelte zieh meer naar het midden van de behuizing bevinden. Op die manier zullen de snoeren van een eerste en een tweede gehoekte stekker, die zieh in de verdeelstekker bevinden, van elkaar weg en volgens de lengterichting van de verdeelstekker gericht zijn.
Deze opstelling heeft echter het nadeel dat, wanneer op de snoeren een trekkracht uitgeoefend wordt, een hefboomeffect ontstaat, waardoor de verdeelstekker uit het wandstopcontact getrokken kan worden. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren
<Desc/Clms Page number 3>
wanneer afwisselend op het snoer van de eerste en op het snoer van de tweede gehoekte stekker een trekkracht uitgeoefend wordt, wat bijvoorbeeld kan gebeuren bij gebruik van een verplaatsbaar elektrisch toestel zoals bijvoorbeeld een stofzuiger. De trekkracht op de eerste stekker veroorzaakt een eerste draaimoment dat de verdeelstekker in een eerste richting wil verdraaien. De trekkracht op de tweede stekker veroorzaakt op haar beurt een tweede draaimoment dat de verdeelstekker in een tweede richting wil verdraaien.
De verdeelstekker wordt daarbij telkens tegengehouden doordat het vastzit in het verdere stopcontact. Het eerste en het tweede draaimoment liggen daarbij in een zelfde vlak, namelijk een vlak dat de verdeelstekker in lengterichting doormidden snijdt. Het tweede draaimoment werkt echter in tegengestelde draaizin in op de verdeelstekker ten opzichte van het eerste draaimoment. Deze afwisselende draaimomenten veroorzaken bijgevolg een heen-en-weerbeweging en vormen als het ware een hefboom die de verdeelstekker uit het wandstopcontact kan wrikken. Hierdoor kunnen de verdeelstekker en/of het verdere stopcontact beschadigd worden.
Ult DE-A-43 14 812 is voorts een verdeelstekker voor aansluiting van meerdere telefoons bekend. Deze verdeelstekker omvat een behuizing met aan de ene zijde een stekkergedeelte, waarmee de verdeelstekker verbonden kan worden met een telefoonstopcontact, en aan de andere zijde drie stopcontactgedeelten voor het opnemen van telefoonstekkers. De telefoonstekkers zijn geonenteerd volgens een hoek van 45 met de lengterichting van de behuizing.
De kans dat het hefboomeffect optreedt bij een verdeelstekker voor telefoonaansluiting is zeer klein, vermits het zelden voorkomt dat een telefoon verplaatst wordt. Het hefboomeffect wordt ook niet vermeid In DE-A-43 14 812. Bovendien wordt een telefoonstekker slechts zelden uit het stopcontact waarmee hij verbonden is verwijderd, terwijl dit bij verplaatsbare elektrische toestellen, bijvoorbeeld stofzuigers
<Desc/Clms Page number 4>
veel vaker voorkomt. Daarbij komt nog dat bij een telefoon veel kleinere elektrische belastingen optreden dan bij elektrische toestellen. Derhalve ligt het niet voor de hand dat een vakman de leer van DE-A-43 14 812 zou toepassen voor het oplossen van het probleem van het hefboomeffect bij een elektrische verdeelstekker.
Het is het doel van deze uitvinding een elektrische verdeelstekker te verschaffen, waarbij afwisselende draaimomenten die de verdeelstekker uit een verder stopcontact wrikken, beperkt kunnen worden.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een elektrische verdeelstekker waarin de contactopeningen van het eerste stopcontactgedeelte op een eerste lijn liggen, welke eerste lijn met de breedterichting van de behuizing een eerste hoek insluit, en dat de contactopeningen van het tweede stopcontactgedeelte op een tweede lijn liggen, welke tweede lijn met de breedterichting van de behuizing een tweede hoek insluit. De eerste en de tweede hoek bedragen telkens 10 ä 90 , bij voorkeur 10 à 800.
<Desc/Clms Page number 5>
Doordat de contactopeningen van het eerste en het tweede stopcontactgedeelte respectievelijk op een eerste en een tweede lijn liggen die respectievelijk een eerste en een tweede hoek Insluiten met de breedtenchtlng van de behuizing, zal een trekkracht uitgeoefend op een snoer van een In de verdeelstekker aanwezige gehoekte stekker ulteenvallen In een langscomponent volgens de lengtenchtlng van de behuizing en een dwarscomponent volgens de breedtenchtlng van de behuizing Het draaimoment dat door de trekkracht veroorzaakt wordt In het vlak dat de verdeelstekker in langsrichting doormidden snljdt wordt voornamelijk bepaald door de langscomponent van de trekkracht Wegens de opsplitsing van de trekkracht in langscomponent en
dwarscomponent zal de langscomponent kleiner zljn dan de totale trekkracht, zodat het draaimoment In het vlak dat de verdeelstekker in langsrichting doormidden snijdt, beperkt kan worden Bijgevolg kunnen afwisselende draaimomenten die ontstaan als gevolg van afwisselende trekkrachten op de snoeren van twee In de verdeelstekker aanwezige gehoekte stekkers, beperkt worden.
In de elektnsche verdeelstekker van de uitvinding is de eerste lijn bij voorkeur evenwijdig met de tweede lijn. Dit betekent dat het eerste en het tweede stopcontactgedeelte in dezelfde nchtlng geonenteerd zljn, zodat de snoeren van gehoekte stekkers, die In de verdeelstekker opgenomen zlJn. zlch In dezelfde nchtlng ultstrekken.
Dit heeft het voordeel dat op de snoeren uitgeoefende trekkrachten de verdeelstekker In nagenoeg dezelfde richting zullen belasten, zodat de kans op het ontstaan van een heen-en-weer-beweging die de verdeelstekker Ult het wandstopcontact wnkt beperkt kan worden
In een voorkeurs uitvoeringsvorm van de elektrische verdeelstekker volgens de uitvinding, IS het stekkergedeelte zodanig op de achterzijde van de behuizing opgesteld dat, wanneer het stekkergedeelte van een eerste elektnsche verdeelstekker opgenomen
<Desc/Clms Page number 6>
wordt in het eerste, resp het tweede stopcontactgedeelte van een tweede elektrische verdeelstekker, de behuizing van de eerste elektrische verdeelstekker het tweede, resp.
het eerste stopcontactgedeelte van de tweede elektrische verdeelstekker ten minste gedeeltelijk afdekt Deze opstelling van het stekkergedeelte heeft het voordeel, dat het tweede, resp. het eerste stopcontactgedeelte van de tweede elektrische verdeelstekker onbruikbaar wordt voor het opnemen van een stekker van een elektrisch apparaat of het stekkergedeelte van een derde elektrische verdeelstekker Op die manier kan voorkomen worden dat het aantal beschikbare stopcontacten naar willekeur verhoogd kan worden door de gebruiker, door twee of meer verdeelstekker in elkaar te steken.
Hierdoor kan het risico op overbelasting van het verdere stopcontact waarmee de verdeelstekkers verbonden zijn, verkleind worden
In een voorkeurs uitvoenngsvorm van de elektrische verdeelstekker volgens de uitvinding omvat ten minste een van de stopcontactgedeelten een aardingspoot, welke aardingspoot telkens in dezelfde richting verschoven IS ten opzichte van de lijn die de contactopeningen van het betreffende stopcontactgedeelte verbindt.
Dit heeft het voordeel dat de verdeelstekker volgens de uitvinding geschikt IS voor het opnemen van ten minste éden stekker die voorzien is van een aardingsopening Wanneer ten minste het eerste en het tweede stopcontactgedeelte van de elektnsche verdeelstekker volgens deze uitvoeringsvorm voorzien zijn van een aardingspoot, heeft deze opstelling bovendien het voordeel dat, wanneer een eerste en een tweede gehoekte stekker in het eerste en het tweede stopcontactgedeelte opgenomen worden, snoeren van de gehoekte stekkers zich In nagenoeg dezelfde nchting uitstrekken ten opzichte van de behuizing.
Bijgevolg zal, wanneer op de snoeren een trekkracht uitgeoefend wordt, de verdeelstekker slechts in nagenoeg een nchting beiast worden, zodat het risico op het
<Desc/Clms Page number 7>
ontstaan van een heen-en-weer-beweging die de verdeelstekker uit het wandstopcontact wnkt, gereduceerd kan worden
Het eerste en het tweede stopcontactgedeelte zlJn In de verdeelstekker volgens de uitvinding bij voorkeur In de voorzlJde van de behuizing verzonken Dit heeft het voordeel dat de stopcontactgedeelten beschermd zijn wanneer er zlch geen stekker in bevindt
De stopcontactgedeelten liggen bij voorkeur op een diepte ten opzlchte van de voorzijde van de behuizing die nagenoeg gelijk IS aan de lengte van een aardingspoot.
Dit heeft het voordeel dat de aardingspoten van de stopcontactgedeelten nagenoeg niet voorbij de voorzijde van de behuizing uitsteken, zodat de aardingspoten beschermd zijn wanneer zlch geen stekker In het stopcontactgedeelte bevindt.
De stopcontactgedeelten In de elektrische verdeelstekker volgens de uitvinding hebben bij voorkeur een cirkelvormige doorsnede Vermits stekkers die voorzien zijn van een aardingsopening meestal een cirkelvormige doorsnede hebben, heeft de cirkelvormige doorsnede van de stopcontactgedeelten het voordeel dat dergelijke stekkers beter In de stopcontactgedeelten opgenomen kunnen worden Dit kan leiden tot een betere bescherming van de stekkers tegen beschadigingen van buitenaf
De uitvinding zal verder verduidelijkt worden aan de hand van de onderstaande beschrijving en de bijgevoegde figuren
Figuur 1 en 2 tonen respectievelijk een perspectivisch boven-en onderaanzicht van een elektrische verdeelstekker volgens de stand van de
techniek
Figuur 3 en 4 tonen respectievelijk een perspectivisch boven-en onderaanzicht van een eerste voorkeurs utvoenngsvorm van de elektrische verdeelstekker volgens de uitvinding
<Desc/Clms Page number 8>
Figuur 5 toont een zijaanzicht van een uit elkaar genomen elektrische verdeelstekker volgens de uitvinding, met gedeeltelijke wegneming van een zijwand van de behuizing.
Figuur 6 toont een onderaanzicht van de bovenhelft van de elektrische verdeelstekker van figuur 5, gezien vanuit het vlak VI-VI van figuur 5.
Figuur 7 toont een bovenaanzlcht van de onderhelft van de elektrische verdeelstekker van figuur 5, gezien vanuit het vlak VII-VII van figuur 5.
Flguur 8 toont een bovenaanzicht van een kinderbeveiliging voor toepassing in de elektrische verdeelstekker van de ultvinding
Figuur 9 en 10 tonen respectlevelijk een perspectivisch boven-en onderaanzicht van een tweede voorkeurs ultvoeringsvorm van de elektrische verdeelstekker volgens de uitvinding
De elektrische verdeelstekker volgens de ultvinding, waarvan een eerste voorkeurs uitvoeringsvorm getoond wordt in de figuren 3 en 4, omvat een behuizing 1 met een voorzijde 2 en een achterzijde 3. Op de voorzijde 2 zijn ten minste een eerste en een tweede stopcontactgedeelte 4,5 voorzlen voor het opnemen van een eerste en een tweede stekker (niet getoond). Op de achterzijde 3 is een stekkergedeelte 6 voorzien voor het verbinden van de elektrische verdeelstekker met een verder stopcontact (niet getoond).
Het eerste en het tweede stopcontactgedeelte 4,5 omvatten elk twee contactopeningen 7,8 voor het opnemen van stekkerpoten van de stekkers. De contactopeningen 7 van het eerste stopcontactgedeelte liggen op een eerste lijn L 1, welke eerste lijn L 1 onder een eerste hoek a ten opzichte van de breedterichting B van de behuizing 1 opgesteld is.
De contactopeningen 8 van het tweede stopcontactgedeelte 5 liggen op een tweede lijn L2, welke tweede lijn L2 onder een tweede hoek ss ten opzlchte
<Desc/Clms Page number 9>
van de breedterichting B van de behuizing opgesteld is Deze hoeken a en ss bedragen telkens 10 à 90 , bij voorkeur 10 à 80 , en zljn blj voorkeur aan elkaar gelijk, maar zij kunnen ook van elkaar verschillen
In de In figuur 3 getoonde voorkeurs uitvoeringsvorm van de elektrische verdeelstekker van de uitvinding, omvatten het eerste en het tweede stopcontactgedeelte 4,5 respectievelijk een eerste en een tweede aardingspoot 9,
10 De eerste aardmgspoot 9 is daarbij bij voorkeur in dezelfde richting ten opzichte van de eerste lijn L1 verschoven als de tweede aardingspoot 10 ten opzichte van de tweede lijn L2 Verder zijn de stopcontactgedeelten 4,5 bij voorkeur zodanig georienteerd, dat de eerste lijn L1 nagenoeg evenwijdig IS met de tweede lijn L2 en dat de hoeken o.
en ss ongeveer 300 bedragen De eerste en de tweede lijn L1, L2 kunnen echter ook niet evenwljdig zijn met elkaar en de hoeken a en ss kunnen ook meer of minder dan 30 bedragen
De stopcontactgedeelten 4,5 van de verdeelstekker van figuur 3 zijn bij voorkeur in de voorzljde 2 van de behuizing 1 verzonken en liggen bij voorkeur op een diepte die nagenoeg gelijk is aan de lengte van de aardingspoten 9,10 Dit heeft het voordeel dat de stopcontactgedeelten 4, 5 en de aardingspoten 9,10 beschermd worden door de behuizing 1, zodat de kans op beschadiging door stoten beperkt kan worden De stopcontactgedeelten 4,5 zijn bij voorkeur cirkelvormig, zodat ZIJ een In het stopcontactgedeelte 4 of 5 aanwezige cirkelvormige stekker omsluiten en kunnen beschermen tegen stoten.
In de In figuur 4 getoonde voorkeurs u ! tvoenngsvorm van de elektrische verdeelstekker van de uitvinding, omvat het stekkergedeelte 6 twee stekkerpoten 11 en een aardingsopening 12 Het stekkergedeelte 6 bevindt zich bij voorkeur nagenoeg In het midden van de achterzijde 3 van de behuizing 1 De stekkerpoten 11 liggen op een derde lijn L3 die blJ voorkeur evenwijdig is
<Desc/Clms Page number 10>
aan de breedtenchting B van de behuizing 1 De derde lijn L3 kan echter ook niet evenwijdig zljn aan de breedterichting B van de behuizing 1
De elektrische verdeelstekker van figuur 5 omvat een bovenhelft 13 en een onderhelft 14,
die hier uit elkaar genomen zijn ter verduidelljking. De bovenhelft 13 wordt in onderaanzicht (vanuit het vlak VI-VI in figuur 5) weergegeven in figuur 6 en de onderhelft 14 wordt in bovenaanzlcht (vanuit het vlak VII-VII in figuur 5) weergegeven in figuur 7. De bovenhelft 13 omvat een eerste en een tweede stopcontactgedeelte 4,5, die elk twee contactopeningen 7,8 en een aardingspoot 9,10 omvatten. De aardingspoten 9,10 zijn bevestigd op een elektrische geleider 15 Op de elektrische geleider 15 zljn twee armen 16 bevestigd, die met hun vrije uiteinde naar elkaar toe gebogen zijn. Deze vrije uiteinden worden blj elkaar gehouden door middel van een veer 17.
De armen 16 en de veer 17 zijn voorzien om tegen de aardingsopening 12 van het stekkergedeelte 6 te worden gebracht, voor het vormen van een aardingscontact in het stekkergedeelte 6. Door middel van de armen 16 en de geleider 15 kan een aardingspoot van een verder stopcontact, waarin de verdeelstekker opgenomen wordt, verbonden worden met de aardingspoten 9,10 van het eerste en het tweede stopcontactgedeelte 4,5 en bijgevolg met de aardingsopeningen van een eerste en een tweede stekker die In de stopcontactgedeelten opgenomen worden. De armen 16 en de veer 17 oefenen daarbij een spankracht uit op de aardingspoot van het verdere stopcontact, waardoor een goede verbinding van de aardingspoot met de armen 16 verzekerd wordt en de aardingspoot in de aardingsopening 12 van het stekkergedeelte 6 vastgehouden wordt.
Het stekkergedeelte 6 bevindt zieh bij voorkeur in het midden van de onderhelft 14. Het omvat twee stekkerpoten 11, die bevestigd zijn op elektrische geleiders 18, die op hun beurt bevestigd zijn op langwerpige klemmen 19, 20 Deze klemmen 19,20 zijn voorzien voor
<Desc/Clms Page number 11>
het opnemen van de stekkerpoten van stekkers die in de stopcontactgedeelten 4,5 opgenomen worden Elke klem 19,20 wordt gevormd door twee langwerpige plaatjes die met hun uiteinden aan elkaar bevestigd zijn Op de plaatsen waar een stekkerpoot In de klem 19,20 opgenomen wordt, vertonen de plaatJes een kromming, zodanig dat de klem 19,20 op deze plaatsen een verbreding 21,22, 23,24 vertoont.
De klemmen 19,20 worden op hun plaats gehouden en ondersteund door ribben 21 In de onderhelft 14 van de behuizing. Wanneer een stekker in een van de stopcontactgedeelten 4,5 opgenomen is, worden de stekkerpoten van deze stekker opgenomen in de verbredingen 21,23 of 22,24 De klemmen 19,20 oefenen daarbij een spankracht uit op de stekkerpoten, zodat een goede verbinding van de stekkerpoten met de klemmen 19,20 verzekerd wordt en de stekker In het stopcontactgedeelte 4 of 5 vastgehouden wordt Bijgevolg kunnen, door middel van de klemmen 19,20 en de geleiders 18, de stekkerpoten van stekkers die in de stopcontactgedeelten 4,5 opgenomen zlJn, verbonden worden met de contactopeningen van een verder stopcontact, waarin het stekkergedeelte 6 van de verdeelstekker opgenomen IS
De verbredingen 21,
22 van de eerste klem 19 zijn in lengterichting van de klemmen verschoven ten opzlchte van de verbredingen 23,24 van de tweede klem 20 Dit is een gevolg daarvan, dat de contactopeningen 7 van het eerste stopcontactgedeelte 4 op de eerste lijn LI liggen die een hoek a vormt met de breedterichting B van de behuizing, en dat de contactopeningen 8 van het tweede stopcontactgedeelte 5 op de tweede lijn L2 liggen die een hoek ss vormt met de breedtenchtlng B van de behuizing Wanneer de boven-en onderhelft 13 14 op elkaar bevestigd zijn, liggen de verbredingen 21 en 23 onder de contactopeningen 7 van het eerste stopcontactgedeelte 4,
en liggen de verbredingen 22 en 24 onder de contactopeningen 8 van het tweede stopcontactgedeelte 5
<Desc/Clms Page number 12>
Doordat In de ultvoeringsvormen van de figuren 3 tot 7 de stopcontactgedeelten 4,5 onder een hoek a, ss georiënteerd op de voorzijde 2 van de behuizing opgesteld zijn, en doordat de aardingspoten 9,10 telkens in dezelfde richting verschoven zijn ten opzichte van de lijn L 1, L2 die de contactopeningen 7,8 verbindt, zullen de snoeren van gehoekte stekkers die zich in de stopcontactgedeelten 4, 5 bevinden zich nagenoeg in dezelfde richting uitstrekken.
Hierdoor verkrijgt men, dat een trekkracht uitgeoefend op deze snoeren de verdeelstekker slechts in nagenoeg een richting zal belasten, zodat het risico op het ontstaan van een heen-en-weer-beweging die de verdeelstekker uit een verder stopcontact wrikt, verminderd kan worden.
Door de hierboven beschreven opstelling van het stekkergedeelte 6 (In het midden van de achterzijde 3 en met de stekkerpoten 11 op de derde lijn L3 evenwijdig met de breedterichting B) verkrijgt men dat, wanneer het stekkergedeelte van een eerste elektrische verdeelstekker opgenomen wordt in het eerste, resp. het tweede stopcontactgedeelte van een tweede elektrische verdeelstekker, de behuizing van de eerste elektrische verdeelstekker het tweede, resp.
het eerste stopcontactgedeelte van de tweede elektrische verdeelstekker ten minste gedeeltelijk afdekt Dit heeft het voordeel dat het tweede, resp het eerste stopcontactgedeelte van de tweede verdeelstekker ontoegankelijk wordt voor het opnemen van een verdere verdeelstekker of een stekker van een elektrisch apparaat Hierdoor kan voorkomen worden dat een gebruiker het aantal beschikbare stopcontacten naar willekeur kan verhogen door meerdere verdeelstekker in elkaar te steken.
Bijgevolg kan vermeden worden dat deze gebruiker een groot aantal elektrische apparaten kan aansluiten op een en hetzelfde stopcontact door gebrulk te maken van meerdere verdeeistekkers, wat een overbelastingsstroom doorheen dit stopcontact zou kunnen veroorzaken Met de verdeelstekker van de figuren 3 tot 7 kan het aantal beschikbare stopcontacten slechts
<Desc/Clms Page number 13>
verhoogd worden tot het aantal stopcontactgedeelten op de verdeelstekker
De bovenhelft 13 van de behuizing 1 omvat blj voorkeur kinderbeveiligingen 26,27, die aangebracht zijn op de onderzijden van de stopcontactgedeelten 4,
5 Voor de duidelijkheid is In figuur 6 de kinderbeveiliging 26 op de onderzijde van het eerste stopcontactgedeelte 4 weggenomen Deze kinderbeveiligingen 26,27 worden voorzien om te voorkomen dat kinderen hun vingers of voorwerpen in de contactopeningen 7,8 van de stopcontactgedeelten 4,5 zouden kunnen steken Een dergelijke kinderbeveiliging 26,27 wordt In detail getoond In figuur 8 Deze kinderkbeveiliging omvat een behuizing 28, waann een verschuifbaar plaatje 29 en een veer 30 aangebracht zijn De veer 30 drukt het plaatje 29 tegen een zlJwand 32 van de behuizing.
Het plaatje 29 omvat twee afgeschuinde kanten 31, die voorzien zijn op de plaatsen waarboven de contactopeningen 7,8 van een stopcontactgedeelte 4,5 komen te liggen De afgeschuinde kanten 31 zijn afgeschuind In de richting van de zlJwand 32, waartegen het plaatje 29 door de veer 30 gedrukt wordt Wanneer een stekker in een stopcontactgedeelte 4,5 gestoken wordt, duwen de stekkerpoten van deze stekker op de afgeschuinde kanten van het plaatje 29 van de kinderbeveiliging 26,27 Hierdoor wordt het plaatje 29 verplaatst In een nchtlng weg van de zlJwand 32 van de behuizing 28, waartegen het plaatje 29 aanvankellJk gedrukt werd door de veer 30.
Wanneer de stekker weer uit het stopcontactgedeelte 4,5 getrokken wordt, duwt de veer 30 het plaatje 29 terug In de oorspronkelijke positie, tegen de zlJwand 32 van de behuizing Op die manier worden de contactopeningen 7,8 van het stopcontactgedeelte 4,5 afgeschermd, wanneer zieh geen stekker In het stopcontactgedeelte 4,5 bevindt.
De bovenhelft 13 en de onderhelft 14 van de behuizing 1 worden bij voorkeur zodanig met elkaar gekoppeld, dat zij
<Desc/Clms Page number 14>
achteraf niet meer uit elkaar gehaald kunnen worden zonder beschadiging van de behuizing 1 Hiermee kan men voorkomen dat een gebrulker de behuizing 1 van de verdeelstekker kan openen en Inwendige, onderlinge verbindingen van de geleiders 15,16, 18,19, 20 kan wijzigen.
Dit heeft het voordeel dat het nsico op het ontstaan van een kortsluiting door een verkeerde verbinding van de inwendige geleiders van de verdeelstekker verminderd kan worden De koppeling van de bovenhelft 13 met de onderheift 14 kan op verscheidene, blj de vakman bekende manieren uitgevoerd worden, bijvoorbeeld door de boven-en onderhelft 13,14 van de behuizing te koppelen met behulp van klemmen, of door de beide helften samen te lijmen, of op een andere bij de vakman bekende manier.
In de tweede voorkeurs ultvoeringsvorm van de elektrische verdeelstekker volgens de ultvinding, die getoond wordt in de figuren 9 en 10, zljn de stopcontactgedeelten 4,5 zodanig op de voorzijde 2 van de behuizing 1 opgesteld, dat de contactopeningen 7,8 op een eerste en tweede lijn L 1, L2 liggen die een eerste en tweede hoek a, ss met de breedterichting B van de behuizing 1 vormen, waarblj de hoeken a en ss bij voorkeur beide ongeveer 90 bedragen De aardingspoten 9,10 zijn bij voorkeur in dezelfde richting verschoven ten opzichte van de eerste en tweede lijn L 1, L2 Hierdoor verkrijgt men, net als bij de eerste voorkeurs uitvoeringsvorm, dat de snoeren van twee gehoekte stekkers die zich in de verdeelstekker bevinden,
zich in dezelfde richting uitstrekken, zodat bij het optreden van een trekkracht op deze snoeren de verdeelstekker slechts In een richting belast wordt
Verder is In de elektrische verdeelstekker van figuur 9 en 10 het stekkergedeelte 6 bij voorkeur zodanig op de achterzljde 3 van de behuizing 1 opgesteld, dat de stekkerpoten 11 op een derde lijn L3 liggen die bij voorkeur loodrecht staat op de breedterichting B van de behuizing 1 Hierdoor verkrijgt men, net als blj de
<Desc/Clms Page number 15>
eerste voorkeurs uitvoenngsvorm, dat het aantal beschikbare stopcontacten niet naar willekeur door een gebrulker kan verhoogd worden door meerdere verdeelstekkers In elkaar te steken.
Dft komt doordat de behuizing van een eerste verdeelstekker die in het eerste, resp tweede stopcontactgedeelte van een tweede verdeelstekker opgenomen IS, het tweede, resp eerste stopcontactgedeelte van deze tweede verdeelstekker ten minste gedeeltelijk zal afdekken
Ten opzlchte van de tweede ultvoenngsvorm van de figuren 9 en 10, heeft de eerste uitvoeringsvorm van de figuren 3 en 4 het voordeel dat een schuinstelling van de stopcontactgedeelten 4,5 verkregen wordt Door deze schuinstelling zullen de snoeren van In de verdeelstekker aanwezige gehoekte stekkers zich In een schuine richting ten opzlchte van de behuizing 1 uitstrekken Hierdoor kan het hefboomeffect ten gevolge van op de snoeren uitgeoefende trekkrachten beperkt worden,
vermits deze krachten In mindere mate volgens de breedte- lengterichting van de behuizing 1 op de verdeelstekker Inwerken
De stekkerpoten 11 en de aardingspoten 9,10 van de elektrische verdeelstekker volgens de figuren 3 tot 10 worden blj voorkeur vervaardigd in metaal, met meer voorkeur In koper, vermits dit metaal een goede elektrische geleidbaarheid heeft Zij worden bij voorkeur op hun buitenoppervlak voorzien van een laagje zilver voor het voorkomen van oxydatle van het koper of het gebrulkte metaal
De geleiders 15, 16,18, 19,20 worden bij
EMI15.1
voorkeur eveneens vervaardigd in metaal, met meer voorkeur eveneens In koper
De behuizing 1 en de kinderbeveiligingen 26, 27 worden bij voorkeur vervaardigd in een kunststof, bijvoorbeeld een thermoharder,
of In een ander blJ de vakman bekend matenaal
<Desc/Clms Page number 16>
Liist van gebruikte referentienummers 1 behuizing 2 voorzijde 3 achterzijde 4 eerste stopcontactgedeelte 5 tweede stopcontactgedeelte 6 stekkergedeelte 7,8 contactopeningen 9,10 aardingspoten 11 stekkerpoten 12 aardingsopening 13 bovenhelft 14 onderhelft 15 elektrische geleider 16 armen 17 veer 18 elektrische geleiders 19,20 langwerpige klemmen 21-24 verbreding 1 ribben 26,27 kinderbeveiliging 28 behuizing 29 plaatje 30 veer 31 afgeschuinde kanten 32 zijwand
B breedterichting L 1 eerste lijn
<Desc/Clms Page number 17>
L2 tweede lijn L3 derde lijn a eerste hoek ss tweede hoek