BE1012459A6 - Thread guide for a gripper on a rapier loom - Google Patents

Thread guide for a gripper on a rapier loom Download PDF

Info

Publication number
BE1012459A6
BE1012459A6 BE9900070A BE9900070A BE1012459A6 BE 1012459 A6 BE1012459 A6 BE 1012459A6 BE 9900070 A BE9900070 A BE 9900070A BE 9900070 A BE9900070 A BE 9900070A BE 1012459 A6 BE1012459 A6 BE 1012459A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
clamping
wire clamp
gripper
clamping element
stop
Prior art date
Application number
BE9900070A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9900070A priority Critical patent/BE1012459A6/en
Priority to AT99950613T priority patent/ATE315119T1/en
Priority to DE59913024T priority patent/DE59913024D1/en
Priority to EP99950613A priority patent/EP1127181B2/en
Priority to US09/807,435 priority patent/US6453952B1/en
Priority to PCT/EP1999/007353 priority patent/WO2000023642A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1012459A6 publication Critical patent/BE1012459A6/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/12Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein single picks of weft thread are inserted, i.e. with shedding between each pick
    • D03D47/20Constructional features of the thread-engaging device on the inserters
    • D03D47/23Thread grippers
    • D03D47/233Carrying grippers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Thread guide for a gripper on a rapier loom, which has two gripping elements(20, 24, 60, 61) with opposing gripping areas (21, 25) for gripping a weftthread (2) containing a support element (18, 54, 55) on which the grippingelements (20, 24, 60, 61) are fitted. It is attached to the gripper body (19)and includes a way of setting (30, 31) it, for setting the mutual angle (A,B, C) between the gripping areas (21, 25) of the gripping elements (20, 24,60, 61) with a closed thread grip (13) placed between a carrier (36, 46, 59)and the gripping area (21, 25) of a gripping element (20, 24, 60, 61) andmeans (70, 75, 78) which limit the said mutual angle (A, B, C).<IMAGE>

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Draadklem voor een   qrijper   van een   oriiperweefmachine.   



  De uitvinding betreft een draadklem voor een grijper van een grijperweefmachine, die twee klemelementen met tegenover elkaar gelegen klemzones voor het klemmen van een inslagdraad bevat. 



  Bij gekende grijperweefmachines kan een ter hoogte van de inbrengzijde van een weefvak gepresenteerde inslagdraad door een gevergrijper opgenomen, geklemd en in een weefvak gebracht worden. In het midden van het weefvak kan de inslagdraad door een nemergrijper overgenomen, geklemd en naar de overzijde van het weefvak gebracht worden. Teneinde een inslagdraad te klemmen bevat de gevergrijper en/of de nemergrijper een draadklem met twee klemelementen waartussen een inslagdraad wordt geklemd, waarbij het ene klemelement vast aan het grijperlichaam van de grijper is bevestigd en het andere klemelement beweegbaar ten opzichte van het vast bevestigd klemelement is opgesteld.

   Bij een gekende uitvoeringsvorm, is het vast aan het grijperlichaam bevestigd klemelement voorzien van sleuven waardoorheen bouten met een zekere speling aangebracht worden, zodat dit klemelement onder verschillende posities ten opzichte van het beweegbaar klemelement kan bevestigd worden. Bij een dergelijke uitvoeringsvorm is het niet eenvoudig om het voornoemde vast klemelement in een gewenste positie in te stellen, welke positie aangepast is aan de te klemmen inslagdraden. 



  Dergelijke   draadklem is   beschreven in de nog niet gepubliceerde octrooiaanvraag BE 9800755 van de aanvraagster, waarvan de totale inhoud deel uitmaakt van de beschrijving van deze octrooiaanvraag. 



  Dergelijke draadklem kan eenvoudig en juist ingesteld worden. 



  Het doel van de uitvinding is een dergelijke draadklem voor een grijper nog te verbeteren. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Tot dit doel bevat de draadklem volgens de uitvinding een steuneiement waaraan de klemelementen zijn voorzien dat aan het grijperlichaam is bevestigd, en instelmiddelen voor het instellen van de onderlinge hoek tussen de klemzones van de klemelementen bij een gesloten draadklem, die voorzien zijn tussen een drager en een klemzone van een klemelement, en middelen die het instellen van de voornoemde onderlinge hoek beperken. 



  De draadklem volgens de uitvinding laat toe de onderlinge hoek die gevormd wordt tussen de klemzones van de klemelementen nauwkeurig in functie van de te klemmen inslagdraden in te stellen, en dit onafhankelijk van de bevestiging van de draadklem aan het grijperlichaam, terwijl verhinderd wordt dat de klemzones van de klemelementen over een te grote onderlinge hoek ingesteld worden, hetgeen de draadklem zou kunnen beschadigen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de middelen een aanslag die kan samenwerken met een aanslagvlak en die het instellen van de voornoemde onderlinge hoek beperkt. Dit laat toe de onderlinge hoek tussen de klemzones van de klemelementen eenvoudig en met zekerheid te beperken. Dit is vooral voordelig in geval de   instelmiddelen   een elastisch vervormbaar gedeelte bevatten, dat voorzien is tussen een drager en een klemzone van een klemelement, daar dergelijke middelen volgens de uitvinding het plastisch vervormen van dit elastisch gedeelte kunnen verhinderen. 



  Teneinde de kenmerken en de verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 in isometrie een gevergrijper weergeeft waarin een draadklem volgens de uitvinding kan aangebracht worden ; 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 2 een dwarsdoorsnede van de gevergrijper van figuur 1 volgens   lijn 11-11   in figuur 3 weergeeft ; figuur 3 een doorsnede volgens lijn 111-111 in figuur 2 bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 4 de doorsnede van figuur 3 voor een eerste uiterste stand van het vast opgesteld klemelement bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 5 de doorsnede van figuur 3 voor een tweede uiterste stand van het vast opgesteld klemelement bij een geopende draadklem weergeeft ;

   figuur 6 een variante van de uitvoeringsvorm van figuur 3 bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 7 de doorsnede van figuur 6 voor een uiterste stand van het beweegbaar opgesteld klemelement bij een gesloten draadklem weergeeft ; figuur 8 nog een variante uitvoeringsvorm van figuur 3 bij een gesloten draadklem weergeeft. 



  In figuren 1 tot 5 is een gevergrijper 1 weergegeven, die dient voor het inbrengen van een inslagdraad 2 in een weefvak 3 dat tussen vlakken kettingdraden 4 en 5 is gevormd. De gevergrijper 1 is op gekende wijze met schroeven 6 aan het voorste einde van een grijperband 7 bevestigd. De gevergrijper 1 wordt door de grijperband 7, die aangedreven wordt door niet weergegeven aandrijfmiddelen, in en uit het weefvak 3 bewogen, om een inslagdraad 2 in het weefvak 3 te brengen. De gevergrijper 1 vertoont een kokervormig grijperlichaam 19 dat gevormd wordt door meerdere plaatdelen 8,9, 10,11 en 12, die deel uitmaken van een geplooide plaat, die bijvoorbeeld bestaat uit staal, een aluminiumlegering of enig ander metaal.

   Aan het grijperlichaam 19 wordt ter hoogte van het plaatdeel 12 een draadklem 13 voor een inslagdraad 2 met boutverbindingen 14 en 15 vast bevestigd, die zieh respectievelijk met speling door een opening 16 of 17 in het plaatdeel 12 uitstrekken, zodat de draadklem 13 volgens een instelbare positie aan het grijperlichaam 19 kan bevestigd worden. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 De draadklem 13 bevat een steunelement 18, dat met de boutverbindingen 14 en 15 vast aan het plaatdeel 12 van het   grijperlichaam   19 is bevestigd, en dat eendelig is uitgevoerd met een drager 36 van het vast opgesteld klemelement 20, dat met een onderzijde een klemzone 21 voor een inslagdraad 2 vormt.

   Verder is aan dit steunelement 18 met behulp van de boutverbindingen 14 en 15 een draadgeleiding 22 bevestigd om een inslagdraad 2 naar de onderkant van het   grijperlichaam   19 toe te geleiden tot de inslagdraad 2 met een aan de draadgeleiding 22 voorziene aanslag 23 contact maakt. 



  De draadklem 13 bevat verder een beweegbaar opgesteld klemelement 24 dat bestaat uit een bladveer die bijvoorbeeld bestaat uit veerstaal, en dat aan de bovenzijde een   klemzone   25 voor een inslagdraad 2 vormt, die tegenover de klemzone 21 van het vast opgesteld klemelement 20 is voorzien, teneinde een inslagdraad te klemmen tussen de met elkaar samenwerkende klemzones 21 en 25. Het beweegbaar opgesteld klemelement 24 is hierbij aan het einde 26 dat tegenover het einde 27 met de klemzone 25 is gelegen, met een boutverbinding 28 vast bevestigd aan het steunelement 18. Hierbij oefent dit klemelement 24 een bepaalde klemkracht uit op het vast opgesteld klemelement 20.

   De klemzone 21 van het klemelement 20 is spievormig uitgevoerd, terwijl de klemzone 25 van het klemelement 24 een groef 29 bevat, die kan samenwerken met de spievormig uitgevoerde klemzone 21 van het klemelement 20. 



  Wanneer de gevergrijper 1, zoals weergegeven in figuur 1, een tussen een presentatienaald 32 en het weefsel 33 gepresenteerde inslagdraad 2 opneemt, wordt de inslagdraad 2 onder het plaatdeel 9 en langsheen de bovenranden van de plaatdelen 10 en 12 geleid tot die contact maakt met de aanslagen 34 en 35 van het grijperlichaam 19. Hierbij wordt de inslagdraad 2 ook in de draadklem 13 opgenomen tot die contact maakt met de aanslag 23. Tussen de aanslag 23 en de aanslag 35 vormt de inslagdraad 2, zoals weergegeven in figuur 2, een hoek H van ongeveer vijftig graden met het plaatdeel 11 dat de bodem van de gevergrijper 1 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 vormt. De inslagdraad 2 wordt hierbij geklemd in de draadklem 13 ter hoogte van een positie die gelegen is tussen de aanslag 34 en de aanslag 23.

   Wanneer de inslagdraad 2 in de draadklem 13 geklemd is, wordt die door een niet weergegeven inslagschaar van het weefsel 33 geknipt en in het weefvak 3 gebracht. Hierbij wordt de inslagdraad 2 van een niet weergegeven draadvoorraad getrokken, in het bijzonder van een bobijn. 



  Tussen de drager 36 voor het klemelement 20 en de klemzone 21 van het klemelement 20, zijn instelmiddelen 30 voorzien voor het   instellen   van de onderlinge positie van de drager 36 en de klemzone 21, teneinde de onderlinge hoek A tussen de klemzones 21 en 25 van de klemelementen 20 en 24 bij een gesloten draadklem 13 in te stellen. De instelmiddelen 30 bevatten een elastisch vervormbaar gedeelte 37 dat tussen de drager 36 en de klemzone 21 aan het steunelement 18 is voorzien. Het elastisch vervormbaar gedeelte 37 bestaat in het weergegeven voorbeeld uit een smal gedeelte dat gefabriceerd wordt door een holte 38 uit het steunelement 18 weg te frezen. Ter hoogte van de holte 38 en het elastisch gedeelte 37 bevatten de instelmiddelen 30 ook een regelschroef 39.

   Hierbij wordt de   regelschroef   39 in een kraag 40 geschroefd, terwijl die steunt tegen een zijwand 41 van de holte 38 die tegenover de kraag 40 is gelegen. Om de   regelschroef   39 vast ten opzichte van de kraag 40 van het steunelement 18 te bevestigen wordt een tegenmoer 42 voorzien. 



  De draadklem 13 volgens de uitvinding bevat tevens middelen in de vorm van een aanslag 70 die voorzien is aan de drager 36, en die het instellen van de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 beperkt. De aanslag 70 bevat twee aanslagvlakken 71 en 72 die elk kunnen samenwerken met een aanslagvlak 73 of 74 van het klemelement 20. 



  Wanneer bij de uitvoeringsvorm van figuur 3, de regelschroef 39 verder in de kraag 40 wordt geschroefd, wordt het elastisch vervormbare gedeelte 37 vervormd en wordt bijvoorbeeld een stand bekomen zoals weergegeven in figuur 4. Hierblj is de hoekpositie van de klemzone 21 van 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 het klemelement 20 gewijzigd ten opzichte van de hoekpositie van de   klemzone   25 van het klemelement 24, zodat tevens de onderlinge hoek D tussen de klemzones 21 en 25 gewijzigd wordt. Bij deze stand maakt het aanslagvlak 71 van de aanslag 70 contact met het aanslagvlak 73 van het klemelement 20, waardoor het verder vervormen van het klemelement 20 ter hoogte van het elastisch gedeelte 37 beperkt wordt.

   Hierdoor kan verhinderd worden dat het elastisch gedeelte 37 over een te grote hoek zou verdraaid worden, bijvoorbeeld een hoek die aanleiding geeft tot het plastisch vervormen van dit gedeelte 37. Door een dergelijke plastische vervorming wordt de draadklem 13 beschadigd, waardoor die niet meer in eender welke gewenste hoekpositie kan ingesteld worden. Hierdoor is het mogelijk de voornoemde onderlinge hoek aan de te weven inslagdraden aan te passen of in te stellen, en dit terwijl het steunelement 18 aan de gevergrijper 1 bevestigd blijft.

   Door het samenwerken van het elastisch vervormbare gedeelte 37 en de   regelschroef   39 wordt het   instellen   van de draadklem 13 niet beinvloed door wrijving en/of speling en/of sleet van de instelmiddelen, en kan de instelling meerdere malen herhaald worden zonder dat dit invloed heeft op de instelmiddelen. Bovendien kan de instelling nauwkeurig gebeuren en kan die continu aangepast worden. Dit is vooral belangrijk voor het weven van inslagdraden die bestaan uit meerdere naast elkaar voorziene dunne draadjes, of zogenaamde dunne filamenten, die samen een dikkere inslagdraad vormen. Hoe meer en hoe dunner de filamenten, hoe kleiner de hoek tussen de klemzones 21 en 25 dient gekozen te worden. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuur 5 maakt het aanslagvlak 72 van de aanslag 70 contact met het aanslagvlak 74 van het klemelement 20, waardoor het verder vervormen van het klemelement 20 ter hoogte van het elastisch gedeelte 37 tevens beperkt wordt. Hierdoor kan bekomen worden dat het klemelement 20 steeds met een zekere kracht tegen de regelschroef 39 gedrukt wordt, waarbij deze kracht gegenereerd wordt door een veerkracht afkomstig van het elastisch gedeelte 37.

   

 <Desc/Clms Page number 7> 

 Het als bladveer uitgevoerde beweegbaar opgesteld klemelement 24 is voorzien om samen te werken met een aanslagelement 44 in de vorm van een geplooide bladveer waarmee het beweegbaar opgesteld klemelement 24 zodanig kan bevolen worden dat, zoals weergegeven in figuur 5, de klemzone 25 van het beweegbaar opgesteld klemelement 24 weg van de klemzone 21 van het vast opgesteld klemelement 20 kan bewogen worden, teneinde de draadklem 13 te openen om die bijvoorbeeld te reinigen. Het aanslagelement 44 kan hiertoe op een gekende wijze samenwerken met een schematisch weergegeven aanslag 45, die vast aan een niet weergegeven freem van de weefmachine is bevestigd.

   De aanslag 45 is zodanig naast de bewegingsbaan van de gevergrijper 1 opgesteld, dat wanneer de gevergrijper 1 langsheen deze aanslag 45 beweegt, de aanslag 45 drukt op het aanslagelement 44 en de draadklem 13 geopend wordt. Het aanslagelement 44 is samen met het beweegbaar opgesteld klemelement 24 en een tussenplaatje 43 door middel van de boutverbinding 28 aan het steunelement 18 bevestigd. 



  In figuur 6 wordt een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij naast de instelmiddelen 30 tevens tweede instelmiddelen 31 zijn voorzien om de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 van de klemelementen 20 en 24 bij een gesloten draadklem 13 in te stellen. Het beweegbaar opgesteld klemelement 24 is, analoog als bij de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 5 uitgevoerd, en wordt met een bout 28 aan een drager 46 die eendelig is uitgevoerd met het steunelement 54 bevestigd, dat op zijn beurt met boutverbindingen 14 en 15 ter hoogte van zijn bevestigingszone vast aan het grijperlichaam 19 is bevestigd.

   De tweede instelmiddelen 31 bevatten een elastisch vervormbaar gedeelte 47 dat nabij een holte 48 is voorzien, een bijhorende regeischroef 49 die geschroefd wordt in een kraag 51 en tegen een zijwand 52 van de drager 46 die eendelig is uitgevoerd met het steunelement 54, en een tegenmoer 50, die op analoge wijze als de elementen 37,39, 41 en 42 van de instelmiddelen 30 werkzaam zijn. De instelmiddelen 31 laten toe de hoekpositie van de klemzone 25 van het beweegbaar opgesteld klemelement 24 bij een 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 gesloten draadklem 13 ten opzichte van de hoekpositie van de klemzone 21 van het klemelement 20 in te stellen, door de hoekpositie van het klemelement 24 ten opzichte van de drager 46 van het steunelement 54 te wijzigen. 



  De draadklem 13 volgens figuren 6 en 7 bevat tevens middelen in de vorm van een aanslag 75 die voorzien is aan de kraag 51, en die het instellen van de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 beperkt. De aanslag 70 bevat een aanslagvlak 76 dat kan samenwerken met een aanslagvlak 77 van de drager 46. 



  Wanneer bij de uitvoeringsvorm van figuur 6, de regelschroef 49 verdraaid wordt, wordt het elastisch gedeelte 47 vervormd en wordt bijvoorbeeld een stand bekomen zoals weergegeven in figuur 7, waarbij de klemzones 21 en 25 een onderlinge hoek E vormen. Hierbij wordt opgemerkt dat bij een bepaalde verplaatsing van de regelschroef 49 slechts een kleine hoekverdraaiing van de klemzone 25 van het klemelement 24 wordt bekomen. Dit is te verklaren daar het elastisch gedeelte 47 verder van de klemzone 25 van het klemelement 24 is aangebracht, en daar het klemelement 24 bovendien vervormbaar is. Dit laat toe met een regelschroef 49 met een bepaalde spoed de hoekpositie van de klemzone 25 relatief fijn te regelen.

   De instelmiddelen 30 waarmee de hoekpositie van de klemzone 21 kan ingesteld worden, zijn nabij de klemzone 21 aangebracht en laten zodoende toe dat bij een bepaalde verplaatsing van de regelschroef 39 een relatief grote hoekverdraaiing van de   klemzone   21 ten opzichte van de bevestigingszone van het steunelement 18,46 kan bekomen worden. Dit laat toe met een regelschroef 39 met een bepaalde spoed de hoekpositie van de klemzone relatief snel te wijzigen. Bij deze stand maakt het aanslagvlak 76 van de aanslag 75 contact met het aanslagvlak 77 van het drager 46, waardoor het verder verdraaien van het klemelement 24 ter hoogte van het elastisch gedeelte 46 beperkt wordt.

   Deze aanslag 75 beperkt, op een analoge wijze als de aanslag 70, het 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 vervormen van het elastisch gedeelte 46, zodat dit elastisch gedeelte 46 niet plastisch kan vervormen. 



  Een draadklem 13 volgens de uitvoeringsvorm van figuren 6 en 7 laat ook toe met behulp van de instelmiddelen 31 de kracht in te stellen of te regelen die door het klemelement 25 op het klemelement 21 uitgeoefend wordt. Een draadklem 13 volgens die voornoemde uitvoeringsvorm kan als volgt ingesteld worden. Vooreerst wordt de regeischroef 49 zodanig ingesteld dat het klemelement 24 een bepaalde klemkracht op het klemelement 20 uitoefent. Vervolgens kan de hoekpositie van de   klemzone   21 van het klemelement 20 met de regelschroef 39 ingesteld worden en kan de hoekpositie van de klemzone 25 van het klemelement 20 ingesteld worden, zodat de gewenste hoek tussen de klemzones 21 en 25 wordt bekomen. Dit kan gebeuren terwijl het steunelement 54 al dan niet in het grijperlichaam 19 is bevestigd.

   Indien tijdens het weven vastgesteld wordt dat de draadklem 13 de inslagdraden niet optimaal klemt, kan de draadklem 13 met behulp van de instelmiddelen 30,31 bijgeregeld worden, terwijl de draadklem 13 in het grijperlichaam 19 bevestigd blijft. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuren 6 en 7 is de drager 36 van het vast opgesteld klemelement 20 met een boutverbinding 53 vast aan het steunelement 54 bevestigd, en zijn de instelmiddelen 30 voorzien zijn ter hoogte van de drager 36 van het klemelement 20, teneinde toe te laten de hoekpositie van de klemzone 21 ten opzichte van de drager 36 van het steunelement 54 te wijzigen, en zodoende de hoek tussen de klemzones 21 en 25 in te stellen. 



  Het is duidelijk dat meer dan twee instelmiddelen 30,31 met elastisch vervormbare gedeelten 37,47 en bijhorende   regelschroeven   39,49 kunnen voorzien worden, en dat de elastisch vervormbare gedeelten 37, 47 op eender welke plaats tussen de drager 36,46 en een klemzone 21, 25 van een klemelement 20,24 kunnen voorzien worden. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 Het is duidelijk dat het beweegbaar opgesteld klemelement 24 niet noodzakelijk dient bevolen te worden met behulp van een aanslagelement 44 om de draadklem 13 te openen, maar dat de draadklem 13 op analoge wijze door eender welk ander middel kan geopend worden. 



  In figuur 8 wordt een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarbij een vast opgesteld klemelement 61, dat een   klemzone   25 bevat, eendelig is uitgevoerd met een steunelement 55, dat met bouten 14,15 vast aan het grijperlichaam 19 is bevestigd. Het klemelement 60, dat een klemzone 21 bevat, is hierbij eendelig uitgevoerd met een om een as 56 draaibaar opgestelde hefboom 57. Tussen de hefboom 57 en het steunelement 55 is een veer 58 aangebracht, die de klemelementen 60 en 61 naar elkaar toe dwingt. De hefboom 57 is eendelig uitgevoerd met een drager 59 voor het klemelement 60, die voorzien is tussen de as 56 en het klemelement 60.

   Tussen de drager 59 en de klemzone 21 van het klemelement 60 zijn instelmiddelen 30 voorzien, die op een wijze analoog als weergegeven in figuren 1 tot 7, toelaten de onderlinge hoek die, bij een gesloten draadklem 13, gevormd wordt tussen de klemzones 21,25 van de klemelementen 60,61 in te stellen. De draadklem 13 volgens figuur 8, kan geopend worden door de hefboom 57 om de as 56 te verdraaien. 



  Bij deze draadklem 13 is een aanslag 78 voorzien aan de kraag 40 van de drager 59, die het   instellen   van de onderlinge hoek tussen de klemzones 21 en 25 beperkt, en die een aanslagvlak 79 bevat dat kan samenwerken met een aanslagvlak 80 van het klemelement 60. 



  Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de weergegeven uitvoeringsvormen, maar tevens combinaties van deze uitvoeringsvormen kan bevatten. Tevens kan de uitvinding combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen met de uitvoeringsvormen beschreven in de niet gepubliceerde octrooiaanvraag BE 9800755 van de aanvraagster bevatten. De volledige inhoud van BE 9800755 maakt tevens deel uit van de beschrijving van deze octrooiaanvraag. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 Niettegenstaande in de weergegeven voorbeelden telkens een draadklem in een gevergrijper is weergegeven, is het uiteraard ook mogelijk een draadklem volgens de uitvinding in een nemergrijper te voorzien. 



  De draadklem volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.



   <Desc / Clms Page number 1>
 



  Wire clamp for an orienteer weaving machine.



  The invention relates to a wire clamp for a gripper of a rapier weaving machine, which contains two clamping elements with opposite clamping zones for clamping a weft thread.



  In known rapier weaving machines, a weft thread presented at the insertion side of a weaving compartment can be picked up, clamped and brought into a weaving compartment by a gripper. In the middle of the weaving section, the weft thread can be taken over by a grabber, clamped and brought to the opposite side of the weaving section. In order to clamp a weft thread, the giver gripper and / or the gripper gripper comprise a thread clamp with two clamping elements between which a weft thread is clamped, one clamping element being fixedly attached to the gripper body of the gripper and the other clamping element being movable relative to the fixed clamping element lined up.

   In a known embodiment, the clamping element fixedly attached to the gripper body is provided with slots through which bolts are arranged with a certain play, so that this clamping element can be fixed at different positions with respect to the movable clamping element. In such an embodiment it is not easy to set the aforementioned fixed clamping element in a desired position, which position is adapted to the weft threads to be clamped.



  Such wire clamp is described in the applicant's unpublished patent application BE 9800755, the total content of which is part of the description of this patent application.



  Such wire clamp can be easily and correctly adjusted.



  The object of the invention is to further improve such a wire clamp for a gripper.

 <Desc / Clms Page number 2>

 For this purpose, the wire clamp according to the invention comprises a support element to which the clamping elements attached to the gripper body are provided, and adjusting means for adjusting the mutual angle between the clamping zones of the clamping elements with a closed wire clamp, which are provided between a carrier and a clamping zone of a clamping element, and means which limit the adjustment of the aforementioned mutual angle.



  The thread clamp according to the invention allows the mutual angle formed between the clamping zones of the clamping elements to be adjusted accurately in function of the weft threads to be clamped, and this independently of the attachment of the thread clamp to the gripper body, while the clamping zones are prevented of the clamping elements are set at too great a mutual angle, which could damage the wire clamp.



  According to a preferred embodiment, the means comprise a stop which can cooperate with a stop surface and which limits the adjustment of the above-mentioned mutual angle. This makes it possible to limit the mutual angle between the clamping zones of the clamping elements simply and with certainty. This is particularly advantageous if the adjusting means comprise an elastically deformable part, which is provided between a carrier and a clamping zone of a clamping element, since such means according to the invention can prevent plastic deformation of this elastic part.



  In order to more clearly illustrate the features and further advantages of the invention, the invention is explained in more detail below with reference to drawings with exemplary embodiments, in which: figure 1 shows in isometry a gripper in which a wire clamp according to the invention can be fitted;

 <Desc / Clms Page number 3>

 figure 2 represents a cross-section of the gripper gripper of figure 1 according to line 11-11 in figure 3; figure 3 shows a cross-section according to line 111-111 in figure 2 with a closed wire clamp; figure 4 shows the cross section of figure 3 for a first extreme position of the fixed clamping element with a closed wire clamp; figure 5 shows the cross-section of figure 3 for a second extreme position of the fixed clamping element with an open wire clamp;

   figure 6 represents a variant of the embodiment of figure 3 with a closed wire clamp; figure 7 shows the cross-section of figure 6 for an extreme position of the movably arranged clamping element with a closed wire clamp; figure 8 represents another variant embodiment of figure 3 with a closed wire clamp.



  Figures 1 to 5 show a grubber 1 which serves to insert a weft thread 2 into a weaving compartment 3 formed between surfaces of warp threads 4 and 5. The gripper gripper 1 is knownly attached to the front end of a gripper belt 7 with screws 6. The grubber 1 is moved into and out of the weaving compartment 3 by the gripper belt 7, which is driven by drive means (not shown), in order to insert a weft thread 2 into the weaving compartment 3. The giver gripper 1 has a tubular gripper body 19 which is formed by a plurality of plate members 8,9, 10,11 and 12, which form part of a pleated plate, which for example consists of steel, an aluminum alloy or any other metal.

   A thread clamp 13 for a weft thread 2 with bolt connections 14 and 15 is fixedly attached to the gripper body 19 at the level of the plate part 12, which respectively extend with play through an opening 16 or 17 in the plate part 12, so that the thread clamp 13 is adjusted according to an adjustable position can be attached to the gripper body 19.

 <Desc / Clms Page number 4>

 The wire clamp 13 comprises a support element 18, which is fixedly attached to the plate part 12 of the gripper body 19 with the bolt connections 14 and 15, and which is made in one piece with a carrier 36 of the fixed clamping element 20, which has a clamping zone 21 with a bottom side. for a weft thread 2.

   Furthermore, a thread guide 22 is attached to this support element 18 by means of the bolt connections 14 and 15 in order to guide a weft thread 2 towards the bottom of the gripper body 19 until the weft thread 2 contacts a stop 23 provided on the thread guide 22.



  The wire clamp 13 further comprises a movably arranged clamping element 24 which consists of a leaf spring consisting, for example, of spring steel, and which at the top forms a clamping zone 25 for a weft thread 2, which is provided opposite the clamping zone 21 of the fixedly positioned clamping element 20, in order to clamping a weft thread between the cooperating clamping zones 21 and 25. The movably arranged clamping element 24 is hereby fixedly attached to the supporting element 18 at the end 26 which is opposite the end 27 with the clamping zone 25, with a bolt connection 28. this clamping element 24 exerts a determined clamping force on the fixedly positioned clamping element 20.

   The clamping zone 21 of the clamping element 20 has a wedge-shaped design, while the clamping zone 25 of the clamping element 24 comprises a groove 29, which can interact with the wedge-shaped clamping zone 21 of the clamping element 20.



  When the giver gripper 1, as shown in Figure 1, receives a weft thread 2 presented between a presentation needle 32 and the fabric 33, the weft thread 2 is guided under the plate portion 9 and along the top edges of the plate portions 10 and 12 until it contacts the abutments 34 and 35 of the gripper body 19. Here, the weft thread 2 is also received in the thread clamp 13 until it makes contact with the abutment 23. Between the abutment 23 and the abutment 35, the weft thread 2, as shown in figure 2, forms an angle H of about fifty degrees with the plate part 11 forming the bottom of the giver gripper 1

 <Desc / Clms Page number 5>

 forms. The weft thread 2 is hereby clamped in the thread clamp 13 at a position situated between the stop 34 and the stop 23.

   When the weft thread 2 is clamped in the thread clamp 13, it is cut from the tissue 33 by a weft shears (not shown) and brought into the weaving compartment 3. The weft thread 2 is drawn from a thread stock, not shown, in particular from a bobbin.



  Between the support 36 for the clamping element 20 and the clamping zone 21 of the clamping element 20, adjusting means 30 are provided for adjusting the mutual position of the support 36 and the clamping zone 21, so as to adjust the mutual angle A between the clamping zones 21 and 25 of the clamping elements 20 and 24 can be adjusted with a closed wire clamp 13. The adjusting means 30 comprise an elastically deformable portion 37 which is provided between the support 36 and the clamping zone 21 on the support element 18. In the example shown, the elastically deformable part 37 consists of a narrow part which is manufactured by milling away a cavity 38 from the support element 18. At the height of the cavity 38 and the elastic part 37, the adjusting means 30 also comprise a adjusting screw 39.

   The control screw 39 is screwed into a collar 40, while it rests against a side wall 41 of the cavity 38 which is opposite the collar 40. To fasten the adjusting screw 39 with respect to the collar 40 of the support element 18, a counter nut 42 is provided.



  The wire clamp 13 according to the invention also contains means in the form of a stop 70 which is provided on the support 36 and which limits the adjustment of the mutual angle between the clamping zones 21 and 25. The stop 70 comprises two stop surfaces 71 and 72, each of which can cooperate with a stop surface 73 or 74 of the clamping element 20.



  In the embodiment of Figure 3, when the adjustment screw 39 is further screwed into the collar 40, the elastically deformable portion 37 is deformed and, for example, a position is obtained as shown in Figure 4. Here the angular position of the clamping zone 21 is

 <Desc / Clms Page number 6>

 the clamping element 20 is changed with respect to the angular position of the clamping zone 25 of the clamping element 24, so that the mutual angle D between the clamping zones 21 and 25 is also changed. In this position, the stop surface 71 of the stop 70 makes contact with the stop surface 73 of the clamping element 20, so that further deformation of the clamping element 20 at the elastic part 37 is limited.

   This can prevent the elastic part 37 from being turned over too great an angle, for instance an angle which gives rise to the plastic deformation of this part 37. Such a plastic deformation damages the wire clamp 13, so that it is no longer in any which desired angular position can be set. This makes it possible to adjust or adjust the aforementioned mutual angle to the weft threads to be woven, while the support element 18 remains attached to the grubber 1.

   By working together of the elastically deformable portion 37 and the adjusting screw 39, the adjustment of the thread clamp 13 is not affected by friction and / or play and / or wear of the adjusting means, and the adjustment can be repeated several times without affecting the means of adjustment. In addition, the setting can be made accurately and can be continuously adjusted. This is especially important for the weaving of weft threads which consist of several thin threads, or so-called thin filaments, arranged side by side, which together form a thicker weft thread. The more and the thinner the filaments, the smaller the angle between clamping zones 21 and 25 should be chosen.



  In the embodiment of figure 5, the stop surface 72 of the stop 70 contacts the stop surface 74 of the clamping element 20, whereby the further deformation of the clamping element 20 at the level of the elastic part 37 is also limited. This makes it possible to ensure that the clamping element 20 is always pressed against the adjusting screw 39 with a certain force, this force being generated by a spring force originating from the elastic part 37.

   

 <Desc / Clms Page number 7>

 The movably arranged clamping element 24 designed as a leaf spring is designed to cooperate with a stop element 44 in the form of a pleated leaf spring with which the movably arranged clamping element 24 can be ordered such that, as shown in figure 5, the clamping zone 25 of the movably arranged clamping element 24 can be moved away from the clamping zone 21 of the fixedly arranged clamping element 20, in order to open the wire clamp 13 for cleaning, for example. For this purpose, the stop element 44 can cooperate in a known manner with a schematically shown stop 45, which is fixedly attached to a frame of the weaving machine (not shown).

   The stop 45 is arranged next to the path of movement of the grubber 1, such that when the grubber 1 moves along this stop 45, the stop 45 presses on the stop element 44 and the wire clamp 13 is opened. The stop element 44 is attached to the support element 18 together with the movably arranged clamping element 24 and an intermediate plate 43 by means of the bolt connection 28.



  Figure 6 shows an embodiment in which, in addition to the adjusting means 30, second adjusting means 31 are also provided for adjusting the mutual angle between the clamping zones 21 and 25 of the clamping elements 20 and 24 with a closed wire clamp 13. The movably arranged clamping element 24 is designed analogously to the embodiment of Figures 1 to 5 and is fastened with a bolt 28 to a support 46 which is in one piece with the supporting element 54, which in turn is bolted at height from its attachment zone is fixedly attached to the gripper body 19.

   The second adjusting means 31 comprise an elastically deformable portion 47 provided near a cavity 48, an associated control screw 49 which is screwed into a collar 51 and against a side wall 52 of the carrier 46 which is formed in one piece with the support element 54, and a counter nut. 50, which operate in an analogous manner as the elements 37, 39, 41 and 42 of the adjusting means 30. The adjusting means 31 allow the angular position of the clamping zone 25 of the movably arranged clamping element 24 at a

 <Desc / Clms Page number 8>

 closed wire clamp 13 with respect to the angular position of the clamping zone 21 of the clamping element 20, by changing the angular position of the clamping element 24 relative to the support 46 of the supporting element 54.



  The wire clamp 13 according to Figures 6 and 7 also contains means in the form of a stop 75 which is provided on the collar 51 and which limits the adjustment of the mutual angle between the clamping zones 21 and 25. The stop 70 comprises a stop surface 76 which can cooperate with a stop surface 77 of the carrier 46.



  In the embodiment of Figure 6, when the control screw 49 is turned, the elastic portion 47 is deformed and, for example, a position is obtained as shown in Figure 7, wherein the clamping zones 21 and 25 form an angle E. It is noted here that with a certain displacement of the adjusting screw 49, only a small angular rotation of the clamping zone 25 of the clamping element 24 is obtained. This can be explained because the elastic part 47 is arranged further from the clamping zone 25 of the clamping element 24, and since the clamping element 24 is moreover deformable. This makes it possible to control the angular position of the clamping zone 25 relatively finely with a control screw 49 with a certain pitch.

   The adjusting means 30 with which the angular position of the clamping zone 21 can be adjusted are arranged near the clamping zone 21 and thus allow a relatively large angular rotation of the clamping zone 21 relative to the fastening zone of the support element 18 with a certain displacement of the adjusting screw 39. , 46 can be obtained. This makes it possible to change the angular position of the clamping zone relatively quickly with a control screw 39 with a certain pitch. In this position, the stop surface 76 of the stop 75 makes contact with the stop surface 77 of the carrier 46, so that the further turning of the clamping element 24 at the level of the elastic part 46 is limited.

   In an analogous manner to the stop 70, this stop 75 limits the

 <Desc / Clms Page number 9>

 deformation of the elastic part 46, so that this elastic part 46 cannot deform plastically.



  A wire clamp 13 according to the embodiment of figures 6 and 7 also makes it possible to adjust or control the force exerted by the clamping element 25 on the clamping element 21 by means of the adjusting means 31. A wire clamp 13 according to the aforementioned embodiment can be adjusted as follows. First, the control screw 49 is adjusted such that the clamping element 24 exerts a certain clamping force on the clamping element 20. Then the angular position of the clamping zone 21 of the clamping element 20 can be adjusted with the adjusting screw 39 and the angular position of the clamping zone 25 of the clamping element 20 can be adjusted, so that the desired angle between the clamping zones 21 and 25 is obtained. This can happen while the support element 54 is or is not mounted in the gripper body 19.

   If it is established during weaving that the thread clamp 13 does not optimally clamp the weft threads, the thread clamp 13 can be adjusted with the aid of the adjusting means 30, 31, while the thread clamp 13 remains fixed in the gripper body 19.



  In the embodiment of figures 6 and 7, the support 36 of the fixed clamping element 20 is fixedly secured to the support element 54 with a bolt connection 53, and the adjusting means 30 are provided at the level of the support 36 of the clamping element 20, in order to allow to change the angular position of the clamping zone 21 relative to the support 36 of the support element 54, and thus to adjust the angle between the clamping zones 21 and 25.



  It is clear that more than two adjusting means 30,31 can be provided with elastically deformable parts 37,47 and associated adjusting screws 39,49, and that the elastically deformable parts 37,47 can be placed anywhere between the support 36,46 and a clamping zone 21, 25 can be provided with a clamping element 20, 24.

 <Desc / Clms Page number 10>

 It is clear that the movably arranged clamping element 24 does not necessarily have to be ordered with the aid of a stop element 44 to open the wire clamp 13, but that the wire clamp 13 can be opened in an analogous manner by any other means.



  Fig. 8 shows a variant embodiment in which a fixedly arranged clamping element 61, which contains a clamping zone 25, is constructed in one piece with a supporting element 55, which is fixedly fastened to the gripper body 19 with bolts 14,15. The clamping element 60, which contains a clamping zone 21, is herein made in one piece with a lever 57 arranged rotatably about an axis 56. A spring 58 is arranged between the lever 57 and the supporting element 55, which forces the clamping elements 60 and 61 towards each other. The lever 57 is constructed in one piece with a support 59 for the clamping element 60, which is provided between the shaft 56 and the clamping element 60.

   Adjusting means 30 are provided between the carrier 59 and the clamping zone 21 of the clamping element 60, which, in an analogous manner as shown in Figs. 1 to 7, allow the mutual angle which, with a closed wire clamp 13, is formed between the clamping zones 21, 25 of the clamping elements 60,61. The wire clamp 13 according to Figure 8 can be opened by turning the lever 57 around the shaft 56.



  With this wire clamp 13, a stop 78 is provided on the collar 40 of the carrier 59, which limits the adjustment of the mutual angle between the clamping zones 21 and 25, and which comprises a stop surface 79 which can cooperate with a stop surface 80 of the clamping element 60 .



  It is clear that the invention is not limited to the embodiments shown, but may also include combinations of these embodiments. The invention may also contain combinations of the embodiments shown with the embodiments described in the applicant's unpublished application BE 9800755. The full contents of BE 9800755 are also part of the description of this patent application.

 <Desc / Clms Page number 11>

 Notwithstanding in the examples shown each time a wire clamp is shown in a gripper gripper, it is of course also possible to provide a wire clamp according to the invention in a gripper gripper.



  The wire clamp according to the invention is of course not limited to the embodiments described as examples and shown in the figures, but can be designed according to different variants within the scope of the invention.


    

Claims (3)

Conclusies.Conclusions. 1. Draadklem voor een grijper van een grijperweefmachine, die twee klemelementen (20, 24 ; 60, 61) met tegenover elkaar gelegen klemzones (21, 25) voor het klemmen van een inslagdraad (2) bevat, daardoor gekenmerkt dat de draadklem (13) een steunelement (18, 54, 55) bevat waaraan de klemelementen (20, 24 ; 60, 61) zijn voorzien dat aan het grijperlichaam (19) is bevestigd, en instelmiddelen (30, 31) bevat voor het instellen van de onderlinge hoek (A, B, C) tussen de klemzones (21, 25) van de klemelementen (20, 24 ; 60, 61) bij een gesloten draadklem (13), die voorzien zijn tussen een drager (36, 46, 59) en een klemzone (21, 25) van een klemelement (20, 24 ; 60, 61), en middelen (70, 75, 78) die het instellen van de voornoemde onderlinge hoek (A, B, C) beperken. A wire clamp for a rapier weaving machine, comprising two clamping elements (20, 24; 60, 61) with opposite clamping zones (21, 25) for clamping a weft thread (2), characterized in that the thread clamp (13 ) includes a support member (18, 54, 55) to which the clamping members (20, 24; 60, 61) are provided attached to the gripper body (19), and includes adjustment means (30, 31) for adjusting the mutual angle (A, B, C) between the clamping zones (21, 25) of the clamping elements (20, 24; 60, 61) with a closed wire clamp (13), which are provided between a carrier (36, 46, 59) and a clamping zone (21, 25) of a clamping element (20, 24; 60, 61), and means (70, 75, 78) limiting the adjustment of the aforementioned mutual angle (A, B, C). 2. Draadklem volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de instelmiddelen (30, 31) een elastisch vervormbaar gedeelte (37, 47) bevatten, dat voorzien is tussen een drager (36, 46, 59) en een klemzone (21, 25) van een klemelement (20, 24 ; 60, 61), en dat de middelen (70, 75, 78) de vervorming van het elastisch vervormbaar gedeelte (37, 47) beperken. Wire clamp according to claim 1, characterized in that the adjusting means (30, 31) comprise an elastically deformable section (37, 47), which is provided between a support (36, 46, 59) and a clamping zone (21, 25) of a clamping element (20, 24; 60, 61), and that the means (70, 75, 78) limits deformation of the elastically deformable portion (37, 47). 3. Draadklem volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de middelen een aanslag (70, 75, 78) bevatten, die kan samenwerken met een aanslagvlak (73, 74 ; 76 ; 80), en die het instellen van de voornoemde onderlinge hoek (A, B, C) beperkt. Wire clamp according to claim 1 or 2, characterized in that the means comprise a stop (70, 75, 78), which can cooperate with a stop surface (73, 74; 76; 80), and which adjust the said mutual angle (A, B, C) limited.
BE9900070A 1998-10-21 1999-02-03 Thread guide for a gripper on a rapier loom BE1012459A6 (en)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900070A BE1012459A6 (en) 1999-02-03 1999-02-03 Thread guide for a gripper on a rapier loom
AT99950613T ATE315119T1 (en) 1998-10-21 1999-10-05 THREAD CLAMP FOR A GRIPPER OF A CLIPPER WEAVING MACHINE
DE59913024T DE59913024D1 (en) 1998-10-21 1999-10-05 THREAD CLAMP FOR A GRIPPER OF A GRIPPER WEAVING MACHINE
EP99950613A EP1127181B2 (en) 1998-10-21 1999-10-05 Thread gripper for a rapier of a rapier loom
US09/807,435 US6453952B1 (en) 1998-10-21 1999-10-05 Thread gripper for a rapier of a rapier loom
PCT/EP1999/007353 WO2000023642A1 (en) 1998-10-21 1999-10-05 Thread gripper for a rapier of a rapier loom

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900070A BE1012459A6 (en) 1999-02-03 1999-02-03 Thread guide for a gripper on a rapier loom

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1012459A6 true BE1012459A6 (en) 2000-11-07

Family

ID=3891734

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9900070A BE1012459A6 (en) 1998-10-21 1999-02-03 Thread guide for a gripper on a rapier loom

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1012459A6 (en)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1467009A2 (en) * 2003-04-10 2004-10-13 Promatech S.p.A. Improved-operation compact gripper for weaving looms

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1467009A2 (en) * 2003-04-10 2004-10-13 Promatech S.p.A. Improved-operation compact gripper for weaving looms
EP1467009A3 (en) * 2003-04-10 2005-02-02 Promatech S.p.A. Improved-operation compact gripper for weaving looms

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1012242A3 (en) Gripper loom
BE1012459A6 (en) Thread guide for a gripper on a rapier loom
CA2038120C (en) Gripper bar for gripping plate-shaped matter within a machine to be used for producing packages
BE1022855B1 (en) DEVICE FOR CUTTING Weft Yarn During Weaving On A Weaving Machine And Weaving Machine Provided With Such A Device
EP0248486B1 (en) Supply gripper for gripper weaving looms
BE1011480A3 (en) GRAVELER FOR A GRAPER WEAVING MACHINE.
NL8902083A (en) IMPROVEMENTS IN A SHAFT INSERT GRAPER FOR SHOULDER-FREE WEAVING.
EP0482722B1 (en) Gripper guide for double-gripper weaving machines
DE2541990B2 (en) Take-over grippers for weaving machines
BE1026412A1 (en) VEGETABLE HEAD
US6230377B1 (en) Method and device for separating strands
US8656962B2 (en) Gripper head of a weaving machine
US4834147A (en) Weft thread cutting mechanism for shuttleless looms
BE1004954A3 (en) Device for driving a mechanism in WIRES RAND weaving machines.
DE3224708C2 (en) Device for the inevitable actuation of the clamping device of weft thread insertion organs on shuttleless looms
EP0644285A1 (en) Weaving loom provided with a device for positioning a weft cutter thereon
EP1394302B1 (en) Improvements in weft carrying grippers for weaving looms and in weaving looms with guiding means thereof
EP0509255A1 (en) Weft yarn carrying gripper for shuttleless looms
US5224518A (en) Beam seating arrangement in a loom doffer
BE1012392A3 (en) Template device for a loom
BE1010657A3 (en) Loom WITH AT LEAST ONE TURN UNIT.
BE1011605A3 (en) GRAB for a weaving machine.
CN109415849B (en) Device for clamping weft threads
BE1023036B1 (en) GRIPPER OPERATOR FOR A WEAVING MACHINE
US5316048A (en) Arrangement for separation and re-assembly of a two-part weaving machine

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *PICANOL N.V.

Effective date: 20050203

RE20 Patent expired

Owner name: *PICANOL N.V.

Effective date: 20050203