<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze en inrichting voor het bevruchten van planten en/of bestrijden van bepaalde diersoorten. Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het bevruchten van planten en/of voor het bestrijden van bepaalde diersoorten.
Voor wat de bevruchting betreft, beoogt de uitvinding het losmaken van stuifmeel of pollen, zodanig dat een bestuiving plaatsvindt. Hierbij is de uitvinding in de eerste plaats bedoeld voor het bevruchten van tomatenplanten die onder glas worden gekweekt. Meer algemeen echter kan zij ook voor andere planten worden aangewend.
In de tomatenteelt is het bekend dat de bestuiving in een welbepaalde periode moet verwezenlijkt worden om de beste vruchten te verkrijgen. Indien gewacht wordt tot een natuurlijke bestuiving plaats vindt, zullen minder goede vruchten verkregen worden.
Het is dan ook algemeen bekend om het stuifmeel kunstmatig los te maken en dus de tomatenbloesem te bevruchten.
Volgens een aloude werkwijze die nog weinig toegepast wordt, wordt met twee borstelstelen of dergelijke tussen de rijen tomatenplanten gewandeld om alzo de spankoorden, waarlangs de planten groeien, te beroeren, zodanig dat het stuifmeel door de trillingen die in de spankoorden worden opgewekt, loskomt en op de stamper terechtkomt. Deze werkwijze die nog veelvuldig werd toegepast tot in de jaren '70 vertoont echter het nadeel dat dit een omslachtige bezigheid is en dat de kans op beschadiging van de planten groot is.
<Desc/Clms Page number 2>
Volgens een andere bekende werkwijze wordt iedere bloem afzonderlijk door middel van een tandenborstel of dergelijke aangestreken. Op die manier blijven de restanten van de pollen, of dus het stuifmeel, tussen de borstelharen kleven en bij de volgende bloem komen ze terecht op de stamper. Men dacht toen dat dit het voordeel had van kruisbestuiving, wat evenwel nog tot op heden ten dage betwist wordt door de wetenschappers. Deze werkwijze die toegepast werd tot midden de jaren'60 is uiteraard zeer omslachtig.
Volgens een volledig andere werkwijze wordt gebruik gemaakt van mechanische trillers.
Zo werd bijvoorbeeld in de tweede helft van de 19 eeuw een primitief mechanisch apparaat ontworpen dat eruit zag als een schaar waarbij men door het openen en toeduwen van de schaarogen een dunne metalen staaf in een op-en neergaande beweging bracht. Die trillende staaf werd tegen de bloemtrossen gehouden zodat die fel meetrilden waardoor hun stuifmeel loskwam. Deze werkwijze was echter een kort leven beschoren, doordat het gebruik ervan niet langer dan enkele minuten was vol te houden wegens vermoeidheid en krampen die in de vingers ontstonden.
Rond 1962 kwam de eerste elektrische triller op de markt.
Deze triller was gebaseerd op de spoel van RUHMKORFF, zoals een elektrische bel, waarvan de klepel vervangen werd door een naald van 3 mm dik en 10 cm lang. De hierbij aangewende stroombron was een relatief zware loodbatterij die door middel van een lederen riem aan de heup van de bedienaar was bevestigd en met een elektrische kabel met het trilapparaat was verbonden. De toegepaste werkwijze bestaat erin dat de trilnaald tegen de planten wordt gehouden, zodanig dat deze meetrillen en het stuifmeel loskomt.
<Desc/Clms Page number 3>
De nadelen van de eerst ontwikkelde elektrische trillers, bestonden erin dat zij storingen op radio-ontvangsttoestellen tot honderden meters in de omgeving veroorzaakten, dat beschadigingen aan de werkkledij ontstond ten gevolge van de batterijzuren en dat trilschade aan de planten ontstond. Deze trilschade werd hierbij berokkend door het te hevig trillen nadat zieh reeds een prille vrucht heeft gevormd. Dergelijke schade manifesteert zieh in een later stadium door vervorming en/of bruine vlekken op de tomaten. Hierdoor kan het gebeuren dat in een veiling een volledige lading tomaten wordt gedegradeerd tot een lagere prijsklasse bij het vinden van zo een exemplaar.
In een later stadium werd een mechanische triller ontworpen met een ingebouwde motor, waardoor de radiostoringen totaal verdwenen.
Daarna nog werd een verbeterde mechanische triller ontwikkeld met ingebouwde nikkel-cadmiumbatterijen, die zonder heropladen 8 uur kon worden aangewend en die bovendien was voorzien van een hulpelement dat beschreven is in het Belgisch oktrooi nr 1. 000. 551, waardoor trilschade volledig werd uitgesloten.
Het een voor één trillen van de planten door middel van een mechanische triller blijft hoe dan ook een omslachtige bezigheid.
In de jaren'80 werd dan ook een werkwijze ontwikkeld, waarbij men gebruik maakt van hommels. Hierbij werden speciaal daarvoor gekweekte hommels ontwikkeld, welke in de serres waarin de te bevruchten planten zieh bevinden, worden uitgezet. De hommels verzamelen het stuifmeel uit de bloemen en brengen het aldus over op de stampers, zoals dit ook in de natuur gebeurt. Deze werkwijze, die het groot
<Desc/Clms Page number 4>
voordeel vertoont dat sterk aan personeel kan gespaard worden, wordt tot op heden algemeen gebruikt, doch vertoont niettemin verschillende ernstige nadelen.
Zo heeft men bij het begin van de teelt last van zogenaamde overbevlieging. Doordat er in het begin weinig bloemen zijn, worden zij te veel door de hommels bezocht en uiteindelijk beschadigd doordat zij bij ieder bezoek een bijtspoor nalaten.
Een ander nadeel bestaat erin dat de hommels, enerzijds, bij donker weer niet uitvliegen, en anderzijds, in warme landen, zoals Spanje, gemakkelijk de serres verlaten.
Nog een nadeel bestaat erin dat de kostprijs van een bevruchting door middel van hommels relatief hoog is en dat de kans op het overbrengen van ziektes niet uitgesloten is.
Een bestuiving door hommels laat ook niet meer de mogelijkheid open om bepaalde planten, ziektes en parasieten te bestrijden door middel van chemische middelen, daar de hommels door deze chemische middelen zouden komen te sterven.
De uitvinding heeft dan ook een werkwijze tot doel voor het bevruchten van planten waardoor de voornoemde nadelen kunnen worden uitgesloten.
Naast de problemen die gepaard gaan met het bestuiven van planten heeft de land- en tuinbouw ook nog te kampen met het probleem van beschadigingen die aan de gewassen worden aangebracht door bepaalde diersoorten, voornamelijk insekten en kleine zoogdieren.
<Desc/Clms Page number 5>
Een ander doel van de uitvinding bestaat erin om ook aan het laatstgenoemde probleem een oplossing te bieden. De uitvinding voorziet daartoe in een werkwijze en inrichting die in eerste instantie een doeltreffende bestrijding toelaat van de diersoorten die schadelijk zijn in de landen tuinbouw, vooral in de sektor van de serrekweek, zoals insekten en kleine zoogdieren.
Meer algemeen kunnen de werkwijze en inrichting die hierna worden beschreven ook worden aangewend bij de bestrijding van andere diersoorten, evenals bij het nastreven van andere doelstellingen dan het beschermen van tuin-en landbouwgewassen, bijvoorbeeld om een muggenplaag te bestrijden.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden de twee voornoemde werkwijzen, respektievelijk voor het bestuiven van planten en voor het bestrijden van diersoorten, gekombineerd, waarbij dit volgens de uitvinding zowel door middel van afzonderlijke inrichtingen als door middel van een gemeenschappelijke inrichting kan worden gerealiseerd.
Ten einde het eerste gestelde doel te verwezenlijken voorziet de uitvinding in een werkwijze voor het bevruchten van planten, meer speciaal tomatenplanten, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat in het kreëren van trillingen in de omgevingslucht, zodanig dat het stuifmeel van de planten loskomt.
Bij voorkeur worden de tillingen gerealiseerd door middel van een trillingsgenerator en een hierop aangesloten trillingsbron, bij voorkeur een geluidsbron, zoals een of meer luidsprekers die in de serre, waarin de te bevruchten planten zieh bevinden, wordt opgesteld.
Het is duidelijk dat de werkwijze volgens de inrichting de voordelen vertoont dat zij volledig automatisch kan worden
<Desc/Clms Page number 6>
uitgevoerd zonder dat personeel nodig is. Bovendien ontstaat geen last van overbevlieging en wordt trilschade, zoals deze kan optreden bij sommige mechanische trillers, uitgesloten. Ook is het duidelijk dat de hierbij aangewende inrichting onderhoudsvrij is en een zeer lange levensduur kan hebben.
Nog een belangrijk voordeel bestaat erin dat de betreffende werkwijze alle mogelijkheden van een niet-biologische bestrijding, bijvoorbeeld door gebruik van chemische middelen, toelaat, wat niet het geval is bij het gebruik van hommels.
Het is duidelijk dat de uitvinding hierdoor een werkwijze biedt waardoor gelijktijdig alle nadelen van de tot op heden bekende technieken worden uitgesloten.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding worden trillingen gegenereerd die de pollen van de planten in resonantie brengen en doen losspringen, met andere woorden het stuifmeel doen loslaten. Door in het resonantiebereik te werken, kunnen zeer snel sterke trillingen in de pollen worden gekreëerd, zodat het stuifmeel in een minimum van tijd adequaat loskomt, dit alles met een relatief gering trilvermogen.
Meer speciaal zullen volgens de uitvinding hiertoe geluidstrillingen worden aangewend die worden gegenereerd in het ultrasone bereik en/of in een bereik dat aan het ultrasone bereik grenst. Bij voorkeur worden minstens trillingen gegenereerd met frekwenties tussen 16. 000 en 22. 000 Hz (16 tot 22 kHz). Door de aanwending van trillingen in dit frekwentiebereik, wordt niet alleen bekomen dat resonantietrillingen in de pollen worden opgewekt, doch ook dat de trillingen niet of nagenoeg niet
<Desc/Clms Page number 7>
hoorbaar zijn, en bijgevolg niet storend zijn voor het in de serres werkende personeel.
Bij voorkeur worden trillingen met verschillende frekwenties gegenereerd. Doordat niet alle pollen even groot zijn, en ze bijgevolg niet allen bij dezelfde frekwentie in resonantie komen, kan op deze wijze toch bekomen worden dat alle pollen in resonantie worden gebracht en de besturing optimaal is.
Bij voorkeur wordt de frekwentie periodiek gewijzigd, zodanig dat herhaald alle noodzakelijke frekwenties aan de beurt komen. De wijziging van de frekwentie kan kontinu gebeuren, althans toch over een bepaald bereik, zodanig dat in het nuttige bereik geen enkele frekwentie wordt overgeslagen, en een optimaal resultaat wordt verzekerd.
De periode van het periodiek wijzigen van de frekwentie kan zieh over verschillende duurtijden uitstrekken. Uiteraard mag de wijziging niet te vlug worden uitgevoerd, om de pollen de tijd te geven in resonantie te komen. Een gelijkmatig veranderende wijziging van de frekwentie tussen 16. 000 en 22. 000 Hz binnen de periode van 1 sekonde geeft bij tomatenplanten zeer goede resultaten. Het is echter duidelijk dat het niet uitgesloten is dat het vooropgestelde frekwentiebereik in een kortere of langere periode wordt doorlopen.
De gegenereerde trillingen kunnen sinusoidal zijn of van elke andere vorm. Goede resultaten worden ook bereikt met een blokgolf of met trillingen waarvan de golfvorm een blokgolf benadert.
Bij voorkeur wordt het in- en uitschakelen van het trilproces via een automatische tijdregeling gestuurd.
<Desc/Clms Page number 8>
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm wordt het trilproces rond het middaguur uitgevoerd, enerzijds, omdat dit meestal de meest heldere periode van de dag is, waarop de bloemen het meest geopend zijn, en dus verwacht kan worden dat de beste resultaten worden bereikt, en anderzijds, omdat het personeel dan doorgaans de serre heeft verlaten voor de lunchperiode en bijgevolg geen hinder van het trillen ondervindt. Het is inderdaad zo dat de laagste frekwenties van het voornoemde bereik van 16. 000 tot 22. 000 Hz binnen het hoorbereik van bepaalde personen valt. Deze personen, vooral vrouwen, daar deze doorgaans beter horen in het hoger toonbereik dan mannen, horen immers een kleine pieptoon telkens wanneer het onderste frekwentiebereik, meer speciaal het frekwentiebereik van 16. 000 tot maximum 20. 000 Hz, wordt doorlopen.
Het trilproces wordt bij voorkeur gedurende ongeveer 1 uur per dag uitgevoerd.
Ook wordt het trilproces bij voorkeur automatisch geregeld in funktie van de lichthoeveelheid en/of de luchtvochtigheid. De lichthoeveelheid bepaalt immers, zoals voornoemd, of de bloemen voldoende geopend zijn, terwijl de luchtvochtigheid bepalend is voor de aanhechting van het stuifmeel. Bij een grote luchtvochtigheid kleeft het stuifmeel meer vast en zal het dus moeilijker loskomen. In funktie van deze metingen kan het trilproces één of meermaals herhaald worden of over een langere periode worden uitgevoerd of op andere tijdstippen worden uitgevoerd dan oorspronkelijk is voorzien.
Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de werkwijze erin gekenmerkt dat een eerste trilproces wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld op het middaguur ; dat omstreeks het uitvoeren van dit trilproces tevens de aan de planten
<Desc/Clms Page number 9>
beschikbare lichthoeveelheid en/of de aldan heersende luchtvochtigheid wordt gemeten ; dat de verkregen meetresultaten worden vergeleken met bepaalde kriteria die bepalen of de omstandigheden waarin het trilproces wordt uitgevoerd gunstig of ongunstig zijn ; en dat bij ongunstige omstandigheden op een later tijdstip van de betreffende dag, bijvoorbeeld om 4 uur in de namiddag, het trilproces wordt herhaald.
Het is duidelijk dat de voornoemde sturingen alle automatisch kunnen gebeuren.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm wordt een inrichting aangewend waarmee, enerzijds, frekwenties worden gegenereerd waarbij de pollen gaan resoneren, en anderzijds, al dan niet gelijktijdig, frekwenties worden gegenereerd die zieh in een zodanig frekwentiebereik bevinden dat diersoorten, in het bijzonder diersoorten die schadelijk zijn voor de gewassen, worden bestreden. Door bepaalde frekwenties toe te passen, worden de betreffende diersoorten hetzij verjaagd, hetzij steriel gemaakt waardoor geen nakomelingen meer ontstaan, hetzij gedood.
Hierbij kan gebruik worden gemaakt van eenzelfde trilsignaal dat regelmatig wijzigt, bijvoorbeeld periodiek, zodat zowel de frekwenties voor het bestuiven als voor het bestrijden van bepaalde diersoorten aan bod komen.
De uitvinding heeft ook een werkwijze tot voorwerp voor het bestrijden van diersoorten, bijvoorbeeld insekten en kleine zoogdieren, met als kenmerk dat zij bestaat in het kreëren van trillingen, meer speciaal geluidstrillingen, die één van volgende of de kombinatie van volgende twee eigenschappen vertoont : - trillingen die minstens uit twee basistonen bestaan die in disharmonie zijn, met andere woorden niet-harmonische
<Desc/Clms Page number 10>
tonen of tonen die geen veelvouden of onderdelen zijn van elkaar ; - trillingen die bestaan uit een blokgolf of een blokgolf benaderen.
Deze eigenschappen dragen elk bij tot een optimaal effekt van de trillingen.
In de land- en tuinbouwsektor leent deze werkwijze van bestrijding zieh optimaal om te worden gekombineerd met de voornoemde werkwijze van bestuiving. Deze werkwijze kan volgens de uitvinding echter ook onafhankelijk worden toegepast.
De twee disharmonische tonen worden volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm gegenereerd door in twee trilsignalen te voorzien waarvan de frekwentie permanent gewijzigd wordt, waarbij de wijziging van de twee trilsignalen aan een verschillend tempo gebeurt. Anders gezegd worden minstens twee trilsignalen met verschillende zogenoemde sweep-snelheden gerealiseerd. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van twee identische eenheden waarvan de sweep-snelheden verschillend worden ingesteld. Het kunnen hierbij los van elkaar opgestelde eenheden zijn.
Het gebruik van twee of meer ten opzichte van elkaar disharmonisch zijnde tonen, sluit het gebruik van andere bijkomende harmonische tonen niet uit.
De voornoemde blokgolf vertoont bij voorkeur een vorm die zoveel als mogelijk de vorm van een ideale blokgolf vertoont. In het bijzonder zullen de opgaande en neergaande flanken zeer recht zijn. Meer speciaal nog zal de praktisch verkregen blokgolf niet meer dan 10% van de theoretische
<Desc/Clms Page number 11>
vorm afwijken, met uitzondering van gewilde afwijkingen bijvoorbeeld zoals hierna is beschreven.
Zulke gewilde, voordeelbiedende afwijking, bestaat er volgens de uitvinding in dat in de golfvorm van de blokgolf een zeer plaatselijke vervorming wordt ingebouwd. Hierdoor worden harmonischen gegenereerd die het door de blokgolf verkregen bestrijdingseffekt versterken.
Zulke plaatselijke vervorming wordt volgens de uitvinding bij voorkeur ook toegepast om het voornoemde bestuivingseffekt te verbeteren. Dit is vooral van belang wanneer de frekwentie kontinu wordt gewijzigd, waarbij zoals voornoemd erop dient te worden gelet dat de pollen de tijd krijgen om in resonantie te komen. De voornoemde plaatselijke vervorming veroorzaakt harmonischen die het resonantie-effekt ondersteunen, waardoor het bekomen resultaat minder gevoelig is aan de sweep-snelheid. Dit effekt wordt nog verder begunstigd door ook voor het bestuiven een trilling met een blokgolf aan te wenden.
De vervorming vertoont bij voorkeur de vorm van een uitstekend lipje in de golfvorm. Bij voorkeur zal een golfvorm worden aangewend waarbij dit lipje aansluit op één of beide flanken van de blokgolf, bij voorkeur in de vorm van een zogenaamde overshoot.
Voor de bestrijding van diersoorten, meer speciaal ongedierte, worden volgens de uitvinding bij voorkeur trillingen gegenereerd waarvan de frekwentie gelegen is tussen 11. 000 en 35. 000 Hz, of eventueel hoger, waarbij voor kleine zoogdieren bij voorkeur frekwenties worden aangewend in de orde van grootte van 12. 500 Hz en voor insekten in de orde van grootte van 20. 000 ä 35. 000 Hz. Bij de bestrijding van kleine zoogdieren wordt onder andere
<Desc/Clms Page number 12>
gedacht aan muizen, ratten, woelratten, konijnen, hazen, mollen en dergelijke. De bestrijding van andere dieren is niet uitgesloten. Zo bijvoorbeeld hebben tests uitgewezen dat de uitvinding bijzonder doeltreffend is om apen te verjagen en weg te houden uit bananenplantages.
In een bijzondere toepassing wordt selektief te werk gegaan en worden de frekwenties die het meest schadelijk zijn voor de diersoorten die een natuurlijke vijand zijn van de te bestrijden diersoorten weggefilterd en/of afgezwakt, zodat deze natuurlijke vijanden blijven voortleven en kunnen meewerken aan de bestrijding van de ongewenste diersoorten. Deze frekwenties kunnen eenvoudig proefondervindelijk worden bepaald. In een praktische uitvoering zorgt men ervoor dat de sluipwesp (Encarsia formosa) in leven blijft, daar dit de natuurlijke vijand is van de schadelijke witte vlieg.
Het genereren van de trillingen met als doel bepaalde diersoorten te bestrijden kan kontinu of tijdsgebonden geschieden. Een tijdregeling kan het automatisch in- en uitschakelen verzorgen. Hierbij kunnen al dan niet dezelfde inschakelperioden worden toegepast als bij het bestuiven.
Bij de bestrijding kan zowel met een vaste frekwentie als met een zieh, bijvoorbeeld periodiek, wijzigende frekwentie worden gewerkt om zodoende gelijktijdig verschillende diersoorten te bestrijden.
De sterkte van de trilsignalen zal uiteraard gekozen worden en/of kunnen worden aangepast in funktie van de doelstelling. Zo kan de sterkte van de trilsignalen worden aangepast aan de grootte van de serre.
<Desc/Clms Page number 13>
Voor de trillingsbron wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van kristalluidsprekers. Dit zijn luidsprekers met een membraan, normalerwijze uit metaal, dat bevestigd is op een kristal. Deze bieden het voordeel dat zij vochtbestendig zijn, waardoor ook in een vochtige ruimte, zoals een serre, een lange levensduur verzekerd blijft. Zij zijn ook weinig of niet onderhevig aan slijtage, dit in tegenstelling tot klassieke luidsprekers die het bij hun aanwending voor hoge frekwenties reeds vlug laten afweten. Nog een zeer belangrijk voordeel van dergelijke kristalluidsprekers bestaat erin dat zij, althans ten opzichte van klassieke luidsprekers, een zeer kleine inertie hebben, waardoor tonen kunnen worden geproduceerd die niet vervormd zijn.
Dit is van groot belang in het geval van de voornoemde blokgolven, daar deze het beste resultaat leveren wanneer het werkelijke geluidssignaal bij de ideale blokvorm aansluit.
De uitvinding is vooral bedoeld te worden toegepast in een serre of dergelijke, daar trillingen in een gesloten of afgedekte ruimte een optimaal effekt leveren.
De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting om de voornoemde werkwijze te realiseren, die daardoor gekenmerkt is dat zij bestaat uit een trillingsgenerator en een trillingsbron, meer speciaal een geluidsbron die gevormd is uit één of meer luidsprekers of dergelijke. Het is duidelijk dat dergelijke inrichting bijzonder kompakt kan zijn uitgevoerd en gemakkelijk in een serre kan worden opgesteld, zonder dat zij hinderlijk is, bijvoorbeeld door haar boven de planten op te hangen.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de
<Desc/Clms Page number 14>
inrichting volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een blokschema van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 3 een serre weergeeft, waarin een inrichting volgens de uitvinding is aangebracht ; figuur 4 op een grotere schaal een zieht weergeeft volgens pijl F4 in figuur 3 ;
EMI14.1
figuur 5 een zieht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 4. figuur 6 een aantal testresultaten weergeeft van de uitvinding ;
figuren 7 en 8 een aantal verduidelijkingen weergeven omtrent de wijze waarop bepaalde testresultaten zijn opgenomen ; figuur 9 een voorbeeld weergeeft van golfvormen die volgens de uitvinding kunnen worden toegepast.
Zoals schematisch is weergegeven in figuur 1 bestaat de inrichting 1 volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een trillingsgenerator 2, die bij voorkeur een elektrisch signaal 3 van één of meer welbepaalde frekwenties genereert en een hiermee gekoppelde en door de trillingsgenerator 2 in trilling gebrachte geluidsbron 4, die bijvoorbeeld gevormd is uit een of meer luidsprekers 5 of dergelijke, die geluidstrillingen 6 genereert, waarmee pollen van de te bevruchten planten 7 volgens de in de inleiding genoemde werkwijze in trilling worden gebracht, en/of waarmee bepaalde diersoorten worden bestreden.
Bij de bestuiving bestaat de werking erin dat, nadat de trillingsgenerator 2 in werking is gesteld,
<Desc/Clms Page number 15>
geluidstrillingen 6 worden gekreëerd, die de pollen of het stuifmeel van de planten 7 doen lostrillen, bij voorkeur door deze in resonantie te brengen, waardoor een bestuiving van dezelfde of omliggende planten wordt bekomen.
Zoals weergegeven in figuur 2 is de inrichting 1 voorzien van een eenheid 8, meer speciaal een genereereenheid, die één of de kombinatie van twee of meer van volgende elementen bevat : - een sweep-generator 9 die al dan niet is voorzien van één of meer instelmiddelen 10-11-12, respek- tievelijk voor het instellen en/of regelen van het frekwentiebereik, de amplitude van de gegenereerde trilling en de sweep-snelheid ; - een versterker 13 waarvan de versterking al dan niet instelbaar is ; - regelmiddelen 14 voor het regelen van de inschakel- duur, die bijvoorbeeld een tijdschakelaar 15 omvatten en/of gekoppeld zijn met en gestuurd worden door een luxmeter 16 en/of vochtigheidsmeter 17 of dergelijke.
De sweep-generator 9, die een speciale uitvoering is van de trillingsgenerator 2, laat toe om zoals vernoemd in de inleiding de frekwentie kontinu en permanent binnen een bepaald frekwentiebereik te wijzigen, bijvoorbeeld tussen 16. 000 en 22. 000 Hz. Hierbij kan ofwel de frekwentie kontinu op en af gaan of kan zij herhaald oplopend of aflopend worden gegenereerd. In het laatste geval wordt bedoeld dat de frekwentie bijvoorbeeld in de periode van 1 sekonde kontinu van 16. 000 naar 22. 000 Hz oploopt en vervolgens terug op 16. 000 Hz valt.
<Desc/Clms Page number 16>
Door de instelmiddelen 10 kan het frekwentiebereik aangepast worden, bijvoorbeeld in funktie van de te bevruchten planten of in funktie van andere omstandigheden.
In het geval dat gelijktijdig kleine zoogdieren dienen te worden bestreden, kan men een frekwentiebereik van bijvoorbeeld 12. 000 tot 22. 000 Hz toepassen. In het geval dat samen met het bestuiven insekten dienen te worden bestreden, zal dit bereik zieh bij voorkeur van 16. 000 tot 35. 000 Hz uitstrekken.
Met de instelmiddelen 11 kan de amplitude van het signaal worden gewijzigd.
Met de instelmiddelen 12 kan de sweep-snelheid worden gewijzigd, met andere woorden de duurtijd van de periode om een volledige sweep-cyklus uit te voeren. Bij voorkeur kan deze periode geregeld worden van 1/50 tot 10 sekonden. Een praktische instelling is 1 sekonde.
De versterker 13 kan gekozen worden in funktie van het te leveren vermogen, dit in funktie van het te bestrijken oppervlak.
De tijdschakelaar 15 zorgt ervoor dat het trilproces op bepaalde tijdstippen van de dag wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld, zoals beschreven in de inleiding, gedurende het middaguur.
Om het trilproces te regelen in funktie van de weersomstandigheden, in het bijzonder van de helderheid en eventueel ook in funktie van de vochtigheid, bijvoorbeeld volgens de werkwijze die in de inleiding is beschreven, wordt gebruik gemaakt van de voornoemde luxmeter 16 en de
<Desc/Clms Page number 17>
vochtigheidsmeter 17, die gekoppeld zijn met de regelmiddelen 14.
Zoals weergegeven in de figuren 3 tot 5 zijn de luidsprekers 5 bij voorkeur ingebouwd in een kast 18 die in een serre 19 kan worden geinstalleerd, bij voorkeur boven de planten 7, meer speciaal de tomatenplanten.
Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat niet alleen de luidsprekers 5, doch het volledige geheel, met andere woorden de volledige eenheid 8, in de kast 18 geintegreerd is, waarbij de luidsprekers 5 en eventueel de meters 16-17 in de wand 20 van de kast 18 zijn gemonteerd.
Bij voorkeur is het geheel zelfs zodanig opgevat dat alle regelfunkties van de eenheid 8 voorafgaandelijk kunnen worden ingesteld, zodanig dat bij de plaatsing van de inrichting 1 uitsluitend in de aansluiting op een elektrische voedingsbron dient te worden voorzien, bijvoorbeeld door middel van een aansluitsnoer 21 en/of een hoofdschakelaar die een verbinding met het elektrisch net maakt. Op deze wijze word een kant en klaar inrichting bekomen die bijzonder gebruiksvriendelijk is voor de tuinders, daar deze uitsluitend het toestel moeten inschakelen gedurende de dagen dat de bestuiving dient plaats te vinden en/of bepaalde diersoorten dienen te worden bestreden.
Het is echter duidelijk dat, volgens een variante, de stuureenheid 8, of bepaalde delen ervan, ook buiten de kast 18 kunnen zijn opgesteld. Volgens nog een variante kan de inrichting 1 met een bedieningspaneel 22 worden uitgerust dat aan de kast 18 is aangebracht of zoals aangeduid in streeplijn in figuur 3 op een afstand ervan is opgesteld,
<Desc/Clms Page number 18>
hetzij om instellingen uit te voeren, hetzij om de inrichting in en uit te schakelen.
De kast 18 wordt bij voorkeur omhoog gehangen, bijvoorbeeld door middel van kettingen 23 of dergelijke, met de luidsprekers 5 naar de planten 7 gericht.
De wand 20, waarin de luidsprekers 5 zijn aangebracht, is bij voorkeur gebogen, om zodoende te bekomen dat de inrichting 1 een voldoende wijde hoek bestrijkt. In principe kan één kast 18 per hectare dan volstaan.
Volgens een niet in de figuren weergegeven variante kan de inrichting 1 ook aan meerdere zijden met luidsprekers worden uitgerust.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding de aanwending van meerdere geluidsbronnen die verspreid staan opgesteld niet uitsluit. Zo bijvoorbeeld zouden tegen het dak van de serre 19 of dergelijke verschillende geluidsbronnen kunnen worden gemonteerd.
De aangewende luidsprekers 5 bestaan zoals voornoemd bij voorkeur uit kristalluidsprekers.
Uiteraard kunnen andere vormen van geluidsbronnen worden aangewend, zoals bijvoorbeeld piëzokristallen en dergelijke.
De werking van de inrichting 1 kan eenvoudig uit de voorgaande beschrijving en de tekeningen worden afgeleid.
Nadat de inrichting 1 van de figuur 2, respektievelijk de figuren 3 tot 5, is ingeschakeld, worden, afhankelijk van de aansturing, trillingen gegenereerd die de pollen van de planten 7 doen trillen en in resonantie brengen, waardoor het stuifmeel wordt losgetrild en de planten 7 worden
<Desc/Clms Page number 19>
bevrucht. Door gepaste frekwenties aan te wenden, zoals beschreven is in de inleiding, kunnen ook schadelijke diersoorten worden bestreden.
In figuur 6 worden nog een aantal resultaten weergegeven van tests welke uitgevoerd zijn op tomatenplanten. De kurve A geeft hierbij het percentage van bevruchte bloemen weer in funktie van de trosvorming, respektievelijk voor vier opeenvolgende trossen I-II-III-IV, voor een mechanische trilling.
De kurve B geeft het resultaat weer bij een trilproces dat is uitgevoerd volgens de werkwijze van de uitvinding.
Hierbij werd gestart met een ongunstige, te hoge frekwentieband, welke echter bij iedere volgende bestuivingsperiode verder werd aangepast. Hieruit blijkt dat, zoals weergegeven bij de vierde trosvorming, het resultaat van een bestuiving volgens de uitvinding zelfs beter kan zijn dan het resultaat dat bekomen wordt op de klassieke wijze.
Het feit dat mindere resultaten gehaald werden bij de trossen I, II en III, ten gevolge van de keuze van een minder gunstige frekwentie, sluit evenwel niet uit dat bij deze frekwentie betere resultaten kunnen gehaald worden, en de uitvinding dus toch doenbaar is bij deze frekwenties, waarbij dan bijvoorbeeld wel gedurende langere perioden dient getrild te worden dan in het geval dat men een meer gunstige frekwentie kiest.
Duidelijk is evenwel dat de resonantiefrekwenties van de pollen de beste resultaten leveren, omdat de pollen bij deze frekwenties het hevigste zullen trillen.
<Desc/Clms Page number 20>
De kurven C en D van figuur 6 geven een indikatie omtrent de kwaliteit van de trosvorming, respektievelijk voor de bekende werkwijze van mechanisch trillen en de werkwijze volgens de uitvinding. Hierbij worden aan de trosvorming punten toegekend volgens het principe dat is afgebeeld in de figuren 7 en 8 en dat erin bestaat dat de tomaten 24 per tros opeenvolgend worden genummerd en de nummers van de drie grootste tomaten worden opgeteld, waarbij een lage waarde van de bekomen som duidt op een goede trosvorming, terwijl een hoog cijfer duidt op een slechte trosvorming.
Figuur 7 geeft ter verduidelijking een goede trosvorming weer daar de voornoemde som gelijk is aan "1"+"2"+"3" = 6 wat het minimum is.
Figuur 8 daarentegen geeft een slechte trosvorming weer daar de voornoemde som gelijk is aan "1"+"6"+"7" = 14.
De kurve D van figuur 6 toont dus aan dat de bekomen trosvorming na een bestuiving volgens de uitvinding zeker niet slechter is dan bij een bestuiving door middel van mechanisch trillen, en zelfs beter is.
Ter verduidelijking is in de figuur 9 nog een voorbeeld weergegeven van de in de inleiding beschreven blokgolf 25, die zoals voornoemd bij voorkeur is voorzien van een plaatselijke vervorming 26. Ook is hierin een tweede golfblok 27 weergegeven die in disharmonie is met de eerste.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijze en inrichting kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.