BE1008962A3 - Mengtransportinrichting. - Google Patents

Abstract

Mengtransportinrichting, die een hoofdtransportsysteem met een leiding (1) bevat en tenminste een in de leiding (1) volgens de langsrichting gemonteerde hulptransportschroef (2) en middelen (3) om deze hulptransportschroef (2) aan te drijven, daardoor gekenmerkt dat het hoofdtransportsysteem een asloze hoofdtransportschroef (4) bevat die in de langsrichting van de leiding (1) is gemonteerd en die de hulptransportschroef (2) omringt en middelen (5) om deze hoofdtransportschroef (4) aan te drijven zodat ze een transport in tegengestelde zin van het transport door de hulptransportschroef (2) veroorzaakt.

Description

Mengtransportinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een mengtransportinrichting, die een hoofdtransportsysteem met een leiding bevat en tenminste een in de leiding volgens de langsrichting gemonteerde hulptransportschroef en middelen om deze hulptransportschroef aan te drijven.

Dergelijke inrichtingen worden gebruikt voor het mengen van vaste en vloeibare stoffen, die daarbij door het hoofdtransportsysteem worden getransporteerd. Op de buitenkant van de hulptransportschroef waarmee een gedeelte van deze stoffen in tegengestelde zin wordt verplaatst vindt een sterke menging plaats.

In bekende inrichtingen is de leiding van het hoofdtransportsysteem gevormd door een hellende, roterende trommel op de binnenzijde waarvan ribben staan. Door de hulptransportschroef worden de stoffen in de richting van het bovenste einde van de trommel getransporteerd, terwijl op de binnenzijde van de trommelwand stoffen naar het onderste einde bewegen.

Door de trommel is een dergelijke konstruktie relatief duur en omvangrijk.

De uitvinding heeft als doel dit nadeel te vermijden en een mengtransportinrichting te verschaffen die eenvoudig van konstruktie is en een degelijke menging toelaat.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het hoofdtransportsysteem een asloze hoofdtransportschroef bevat die in de langsrichting van de leiding is gemonteerd en die de hulptransportschroef omringt en middelen om deze hoofdtransportschroef aan te drijven zodat ze een transport in tegengestelde zin van het transport door de hulptransportschroef veroorzaakt.

Doordat de twee schroeven een transport in tegengestelde zin veroorzaken, ontstaat op de buitenomtrek van de hulptransportschroef een sterke menging. Aan de afvoerzijde van de hoofdtransportschroef zijn de getransporteerde Produkten innig gemengd.

De windingen van de hoofdtransportschroef en de hulptransportschroef kunnen in dezelfde zin gewikkeld zijn, in welk geval de middelen om deze transportschroeven aan te drijven ze in tegengestelde zin aandrijven. Deze windingen kunnen ook in tegengestelde zin gewikkeld zijn, terwijl de middelen om de transportschroeven aan te drijven ze in dezelfde zin aandrijven.

De middelen om de hulptransportschroef en de middelen om de hoofdtransportschroef aan te drijven kunnen gemeenschappelijk zijn. Ze kunnen ook via een overbrenging aan elkaar gekoppeld zijn of onafhankelijk van elkaar zodat een verschillende aandrijfsnelheid van beide transportschroeven mogelijk is. Deze aandrijfsnelheid kan zelfs instelbaar zijn.

De hulptransportschroef kan eveneens een asloze transportschroef zijn.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een mengtransportinrichting volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekening, waarin schematisch een doorsnede van een dergelijke inrichting is weergegeven.

Zoals weergegeven in de figuur bevat de mengtransport-inrichting in hoofdzaak een leiding 1, een daarin gemonteerde hulptransportschroef 2, een door een motor 3 gevormde middelen die de hulptransportschroef 2 aandrijven, een hoofdtransportschroef 4 die in de leiding 1 de hulptransportschroef 2 omringt en een door een motor 5 gevormde middelen die de hoofdtransportschroef 4 aandrijven.

De leiding 1 is een op beide uiteinden afgesloten horizontale buis. Op een uiteinde is zij bovenaan in haar zijwand van een vulopening 6 voorzien waarop een toevoerleiding 6 aansluit die eindigt op een trechter 7 waarin de te mengen en te transporteren stoffen A en B worden gebracht.

Op het tegenoverliggende uiteinde is de leiding 1 onderaan van een afvoeropening 8 voorzien waarop een afvoerleiding 9 aansluit waardoor het mengsel AB wordt afgevoerd.

De hulptransportschroef 2 is axiaal in de leiding 1 opgesteld. De motor 3 is buiten de leiding 1 gelegen en drijft via een lager 10 doorheen een afgesloten uiteinde deze hulptransportschroef 2 aan. Deze laatste is zo gewikkeld en zo aangedreven door de motor 3 dat ze transporteert in de zin van de afvoeropening 8 naar de vulopening 6. Ze is van het asloze type.

De hoofdtransportschroef 4 is een asloze schroef die de hulptransportschroef 2 co-axiaal omringt van onder de vulopening 6 tot aan de afvoeropening 8. De spoed van deze hoofdtransportschroef 4 is kleiner dan of gelijkwaardig aan de spoed van de hulptransportschroef 2.

De windingen van de transportschroeven 2 en 4 zijn in tegengestelde zin gewikkeld, terwijl de motor 5 buiten de leiding 1 is opgesteld en de hooftransportschroef 4 via een lager 11 doorheen een afgesloten uiteinde van de leiding 1 in dezelfde zin aandrijft als de rotatiezin van de hulptransportschroef 2, zodat de hooftransportschroef 4 een transport veroorzaakt in de gewenste transportzin, dit is van de vulopening 6 naar de afvoeropening 8.

Door de hooftransportschroef 4 worden de stoffen A en B van de vulopening 6 naar de afvoeropening getransporteerd. Een gedeelte van deze getransporteerde stoffen wordt evenwel door de hulptransportschroef 2 in tegengestelde zin teruggevoerd. Hierdoor ontstaat aan de omtrek van deze hulptransportschroef 2 een sterke menging van de stoffen A en B. De stoffen die via de afvoeropening in de afvoerleiding 9 terecht komen zijn innig gemengd. Een goede menging wordt verkregen afhankelijk van de te mengen Produkten, met een vullingsgraad in het mengsysteem gaande van 30% tot 100%.

Het transportdebiet van de mengtransportinrichting en de menging kunnen aangepast worden, bijvoorbeeld aan de aard van de stoffen, niet enkel door de toevoer van deze stoffen te regelen maar ook door het instellen van de aandrijf-snelheden van transportschroeven 2 en 4 en de bepaling van de spoed van deze transportschroeven.

Ook de afmetingen van de transportschroeven, in het bijzonder de lengte en de spoed, kan worden gekozen in funktie van de te mengen stoffen. Deze stoffen kunnen zowel vaste stoffen zijn als vloeibare of de ene een vaste stof en de andere een vloeistof. Het aantal stoffen is ook niet beperkt tot twee.

In een variante zijn de windingen van de transportschroeven 2 en 4 in dezelfde zin gewikkeld, terwijl de motoren 3 en 5 deze transportschroeven 2 en 4 in tegengestelde zin aandrijven.

De hiervoor beschreven mengtransportinrichtingen zijn eenvoudig van konstruktie en relatief goedkoop. Ze zijn relatief kompakt. Toch laten ze een goede menging toe.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke mengtransportinrichtingen kunnen in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

In het bijzonder moet de leiding niet noodzakelijk horizontaal zijn opgesteld. Ze kan hellen en zelfs vertikaal zijn opgesteld, waarbij het resulterende transport mede door de zwaartekracht wordt bepaald.

De vulopening en de afvoeropening moeten niet noodzakelijk in de zijwanden van de leiding zijn aangebracht. Ook kan meer dan één vulopening respektieveljk afvoeropening aanwezig zijn, bijvoorbeeld een vulopening voor elke stof.

Op de aanvoerleiding of aanvoerleidingen moet niet noodzakeljk en trechter aansluiten.

De inrichting kan deel uitmaken van een groter transportsysteem. Dit transportsysteem is bij voorkeur een gesloten systeem waarop eventueel een afzuiginrichting kan worden aangesloten voor het tegengaan of behandelen van gas-, damp- of geurhinder.

Het aantal transportschroeven in de leiding is niet beperkt tot twee. Een of meer andere paren elkaar omringende transportschroeven kunnen in de leiding opgesteld zijn. De inrichting kan meerdere hulptransportschroeven bevatten zodat één hoofdtransportschroef twee of meer hulptransportschroeven omringt, waarbij deze hulptransportschroeven naast elkaar kunnen gelegen zijn of op hun beurt elkaar kunnen omringen.

De hulptransportschroef moet niet noodzakelijk asloos zijn. Ook de hooftransportschroef moet niet over de volledige lengte asloos zijn in zoverre ze niet met haar volledige lengte de hulptransportschroef omringt.

De transportschroeven kunnen in plaats van axiaal excentrisch in de leiding opgesteld zijn.

Claims (9)

1. Mengtransportinrichting, die een hoofdtransportsysteem met een leiding (1) bevat en tenminste een in de leiding ( 1) volgens de langsrichting gemonteerde hulptransportschroef (2) en middelen (3) om deze hulptransportschroef (2) aan te drijven, daardoor gekenmerkt dat het hoofdtransportsysteem een asloze hoofdtransportschroef (4) bevat die in de langsrichting van de leiding (1) is gemonteerd en die de hulptransportschroef (2) omringt en middelen (5) om deze hoofdtransportschroef (4) aan te drijven zodat ze een transport in tegengestelde zin van het transport door de hulptransportschroef ( 2 ) veroorzaakt.

2. Mengtransportinrichting volgens vorige konklusie, daardoor gekenmerkt dat de windingen van de hoofdtransportschroef (4) en de hulptransportschroef (2) in tegengestelde zin gewikkeld zijn en de middelen (3-5) om deze transportschroeven (2-4) aan te drijven ze in dezelfde zin aandrijven.

3. Mengtransportinrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de wikkelingen van de transportschroeven (2-4) in dezelfde zin zijn, terwijl de middelen (3-5) om de transportschroeven (2-4) aan te drijven ze in tegengestelde zin aandrijven.

4. Mengtransportinrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de spoed van de hooftransportschroef (4) kleiner is dan of gelijkwaardig is aan de spoed van de hulptransportschroef (2).

5. Mengtransportinrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (3) om de hulptransportschroef (2) en de middelen (5) om de hoofdtransportschroef (4) aan te drijven onafhankelijk van elkaar zijn.

6. Mengtransportinrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de hulptransportschroef (2) een asloze transportschroef is.

7. Mengtransportinrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de transportschroeven (2-4) coaxiaal zijn.

8. Mengtransportinrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de leiding (1) een buis is en de hoofdtransportschroef (4) coaxiaal in deze buis is opgesteld.

9. Mengtransportinrichting volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat ze deel uitmaakt van een gesloten transportsysteem.