BE1008653A3 - Inrichting voor het lassen van folien. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het lassen van foliën door middel van een hete luchtstroom, die een verplaatsbaar geraamte (1) bevat waarop middelen (5) zijn aangebracht voor het produceren van een hete luchtstroom (6), daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) is voorzien van middelen die het ontstaan van ongewenste vervormingen in de lasnaad (7) tegenwerken.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het lassen van folien. Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het lassen van folien, meer speciaal op een inrichting van het type waarbij het lassen gebeurt met behulp van een hete luchtstroom. 



  In de eerste plaats is de inrichting bedoeld voor het lassen van   foliën   die gebruikt worden om een waterdichte afdekking te vormen, zoals bijvoorbeeld op daken en in waterbekkens, doch zulke inrichting kan eveneens gebruikt worden voor andere   foliën   die door middel van hete lucht kunnen gelast worden. 



  Het gebruik van inrichtingen voor het lassen van folien, meer speciaal PVC, CPE, polyethyleen en dergelijke, met behulp van een hete luchtstroom, is algemeen bekend. 



  Het is namelijk bekend dat twee overlappende stroken van een folie aan elkaar kunnen gelast worden door een hete luchtstroom tussen de voornoemde stroken en daarna de naar elkaar gekeerde verhitte delen op elkaar te drukken, waardoor na afkoeling een hechte verbinding ontstaat tussen beide stroken. 



  Het is bekend dat hiertoe inrichtingen kunnen worden aangewend die bestaan uit een wagentje, waarop middelen zijn aangebracht voor het produceren van een hete luchtstroom, dat langs de te lassen foliën kan worden bewogen, en dat voorzien is van een vrij draaiende aandrukrol om de verwarmde gedeelten op elkaar te drukken. 



  Voornoemde inrichtingen hebben het nadeel dat tijdens het verhitten van de folien, de overlappende delen plaatselijk 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 zeer flexibel worden waarbij, door de rolweerstand van de aandrukrol, tijdens de verplaatsing van de inrichting, de bovenste folie geregeld zal worden opgestuwd en er blazen langsheen de lasnaad worden gevormd. 



  Het is duidelijk dat dit nadeel een negatieve invloed heeft op de sterkte van de las en bijkomend het esthetisch aspekt van de las nadelig beïnvloedt, zelfs zodanig dat de bestaande inrichtingen slechts geschikt zijn om korte afstanden van enkele meters te lassen, waarna deze inrichtingen heringesteld dienen te worden en de overgang tussen twee automatisch gelaste gedeelten manueel dient bijgewerkt te worden. 



  De huidige uitvinding heeft dan ook een inrichting voor het lassen van   foliën   als voorwerp die de voornoemde en andere nadelen totaal of nagenoeg totaal uitsluit, met andere woorden een inrichting die steeds een perfekte las aflevert. 



  Tot dit doel bestaat de uitvinding uit een inrichting voor het lassen van   foliën   die in hoofdzaak een verplaatsbaar geraamte bevat waarop middelen zijn aangebracht voor het produceren van een hete luchtstroom, waarbij de inrichting is voorzien van middelen die het ontstaan van ongewenste vervormingen in de lasnaad tegenwerken. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding voorzien van middelen voor het aanspannen van de folie, juist voor het lassen. 



  Voornoemde middelen bestaan bij voorkeur uit een als aandrukrol funktionerend wiel dat minstens zorgt voor het aanspannen van de folie evenwijdig met de rijrichting. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 Het als aandrukrol funktionerend wiel kan ook onder een bepaalde hoek met de rijrichting zijn opgesteld waardoor dit wiel eveneens een dwarse spankracht in de folie kan leveren. 



  Hierdoor wordt steeds een perfekte las bekomen met een maximale sterkte en een goed esthetisch uitzicht. De lengte, die in één keer met de inrichting feilloos kan worden gelast, is onbeperkt. 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een inrichting volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een inrichting volgens de uitvinding in bovenaanzicht weergeeft ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur   1 ;   figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 3 is aangeduid met   F4 ;   figuur 4 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dat van figuur 3 doch voor een andere stand. 



  Zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 1 voor het bij hun randen aan elkaar lassen van twee   foliën   2 en 3 door middel van een hete luchtstroom. 



  Deze inrichting 1 bestaat hoofdzakelijk uit een verplaatsbaar geraamte 4, waarop middelen 5 zijn aangebracht voor het produceren van de hete luchtstroom 6, waarbij deze inrichting 1 volgens de uitvinding is voorzien 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 van middelen die het ontstaan van ongewenste vervormingen in de te vormen lasnaad 7 tegenwerken. 



  Het voornoemde geraamte 4 is verplaatsbaar doordat het is voorzien van een aantal wielen, in dit geval vier wielen 8 tot 11, waarvan minstens   een,   in dit geval het wiel 8, een aandrukrol is. Bij voorkeur kan de inrichting 1 zich automatisch verplaatsen, doordat zij voorzien is van aandrijfmiddelen 12, die bij voorkeur bestaan uit een elektrische motor 13 en hierna nog beschreven overbrengingen die er voor zorgen dat de motor 13 het verrolbaar geraamte 4 aandrijft. 



  De voornoemde middelen 5 voor het produceren van een hete luchtstroom kunnen van verschillende aard zijn, doch zoals weergegeven bestaan zij bij voorkeur uit een toestel 14 voor het verwarmen van lucht dat is voorzien van een blaasmond 15 die tussen de randen van de te lassen foliën 2 en 3 kan worden geschoven. Het toestel 14 is bij voorkeur van elektrische aard, met andere woorden bevat het een elektrisch verwarmingselement en een elektrisch aangedreven ventilator of luchtpomp. 



  Dit toestel 14 is bij voorkeur opklapbaar, zoals in figuur 2 in streeplijn is weergegeven, bijvoorbeeld doordat het scharnierbaar is rond een spil 16 en door middel van een vergrendeling 17 in verschillende standen kan worden geplaatst. Hierdoor kan het toestel 14 omhoog worden geplaatst wanneer het niet gebruikt wordt, zodat de kans op beschadiging van de blaasmond 15 door kontakt met de bodem tijdens het verplaatsen van de inrichting 1 wordt uitgesloten en de blaasmond 15 eenvoudig kan worden gereinigd en/of vervangen. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 De voornoemde middelen die het ontstaan van ongewenste vervormingen in de lasnaad 7 tegenwerken, omvatten bij voorkeur minstens middelen 18 voor het aanspannen of optrekken van   een   of beide   foliën   2-3, bij voorkeur de bovenste folie 3, zulks juist voor het lassen.

   Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm is hiertoe gebruik gemaakt van middelen die er voor zorgen dat de omtrekssnelheid van het als aandrukrol funktionerend wiel 8 groter is dan de voortbewegingssnelheid van de inrichting   1,   zodanig dat het wiel 8 als het ware een trekkracht op de bovenste folie uitoefent, bij voorkeur minstens in de rijrichting. 



  De middelen die er voor zorgen dat de omtrekssnelheid van het wiel 8 groter is dan de voortbewegingssnelheid van de inrichting 1 bestaan hierbij uit een gemeenschappelijke aandrijving van de vier wielen 8-11, waarbij deze aandrijving is voorzien van een overbrenging 19 die er voor zorgt dat het wiel 8 sneller draait dan de andere wielen 9-11, met andere woorden een grotere omtrekssnelheid bezit. 



  In de weergegeven uitvoeringsvorm wordt het wiel 9 aangedreven door de motor 13, via een overbrenging 20, gevormd door een op de motoras geplaatst tandwiel 21, een hiermede ingrijpend tandwiel 22, een hierdoor aangedreven kettingwiel 23, een ketting 24 die door het kettingwiel 23 wordt aangedreven en die op haar beurt via een kettingwiel 25 een as 26 aandrijft, en een op de as 26 geplaatst kettingwiel 27 dat via een ketting 28 en een kettingwiel 29 de as 30 van het wiel 9 aandrijft.

   De wielen 10 en 11 worden aangedreven doordat zij vast op een gemeenschapppelijke as 31 zijn geplaatst die via een overbrenging 32, gevormd door kettingwielen 33 en 34 en een ketting 35, aan de as 30 is gekoppeld. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 De overbrenging 19 kan een vaste overbrengingsverhouding bezitten, zodanig dat een vaste verhouding bestaat tussen de omtrekssnelheden van, enerzijds, het wiel 8 en, anderzijds, de wielen 9 tot 11, doch het geniet de voorkeur dat de overbrengingsverhouding, en dus ook de verhouding tussen de voornoemde omtrekssnelheden, veranderbaar is, zodat de spankracht uitgeoefend op de folie 3 kan worden gewijzigd. 



  Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm is deze overbrenging instelbaar doordat gebruik wordt gemaakt van een variator 36. Overigens is de overbrenging 19 gevormd uit een koppeling tussen de as 26 en de ingaande as 37 van de variator 36, gevormd door kettingwielen 38 en 39 en een ketting 40 en een koppeling tussen de uitgaande as 41 van de variator 36 en de as 42 van het wiel 8, gevormd door kettingwielen 43 en 44 en een ketting 45. 



  De voornoemde middelen 18 kunnen op hun beurt middelen omvatten die juist voor of bij het lassen van de   foliën   2 en 3 een dwarse spankracht in   een   of beide van de   foliën   leveren. Zoals weergegeven in figuur 1 worden deze middelen bij voorkeur gevormd door het aangedreven en als aandrukrol funktionerend wiel 8 dat hiertoe een hoek X met de rijrichting maakt, zodanig dat een zijdelings gerichte krachtkomponent op de folie wordt uitgeoefend. 



  Bij voorkeur is de inrichting 1 voorzien van middelen 46 die het schuin wegtrekken van de inrichting 1 tegenwerken. 



  In de in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm bestaan deze middelen 46 uit de twee wielen 10 en 11, die hiertoe een hoek Y maken met de rijrichting en zodoende tegensturen. 



  Het is duidelijk dat deze middelen ook uit slechts   een   tegensturend, of zelfs meer dan twee tegensturende wielen 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 zouden kunnen bestaan. Essentieel komt het erop neer een tegenwerkend koppel te kreëren. 



  De inrichting 1 is bij voorkeur ook uitgerust met een ophanging met een mechanisme 47 dat ervoor zorgt dat het wiel 8 steeds in kontakt blijft met de ondergrond en steeds een druk levert. In het voorbeeld van figuur 1 wordt dit mechanisme 47 gevormd door de as 31 die hiertoe zodanig kantelbaar is dat de wielen 10 en 11 zich in hoogte aanpassen aan de ondergrond, en de overige twee wielen 8 en 9, waaronder de aandrukrol, steeds op de ondergrond steunen. Meer speciaal is de as 31 kantelbaar rond een draaias 48 door middel van een wentelbare spil 49. 



  Het als aandrukrol funktionerend wiel 8 bevindt zich bij voorkeur achteraan. Het zieh hiervoor bevindende wiel 10 is bij voorkeur smaller dan het wiel 8 en is bij voorkeur zodanig geplaatst dat het niet over de overlappende gedeelten van de folien 2 en 3 loopt. Het wiel 8 vertoont bij voorkeur een breedte die groter is dan of gelijk is aan de breedte van de te realiseren lasnaad 7. 



  Bij voorkeur is de snelheid van de inrichting 1 regelbaar, waartoe gebruik kan worden gemaakt van een regelbare elektrische motor 13. 



  Tevens zullen bij voorkeur ook het debiet en de temperatuur van de blaaslucht instelbaar zijn. 



  Het in- en uitschakelen alsmede de regeling van de motor 13 en de middelen 5 voor het produceren van de hete lucht kan geschieden vanaf een bedieningspaneel 49, dat bijvoorbeeld bevestigd is op een hendel 50. De elektrische voeding van de inrichting gebeurt door middel van een aansluitsnoer 51. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 Om de inrichting initieel uit te richten en om een kontrole te houden op de rechtlijnigheid bij het verrollen, kan de inrichting worden voorzien van een richtelement, zoals een wieltje 52 dat de rand van de bovenste folie 3 volgt. 



  In de weergegeven uitvoeringsvorm is de inrichting 1 voorzien van transportwielen 53,54 en 55, en een hefmechanisme 56, zodanig dat de inrichting 1 in de ingetrokken toestand van het hefmechanisme 56 in bedrijfstoestand is, en dus op de wielen 8 tot 11 steunt, terwijl zij in de opgeheven toestand uitsluitend op de transportwielen 53 tot 55 steunt, waardoor zij gemakkelijk kan verplaatst worden. De twee standen zijn afgebeeld in de figuren 3 en 4. 



  De transportwielen 53 tot 55 zijn bij voorkeur zwenkwielen. 



  Het hefmechanisme 56 bestaat in de weergegeven uitvoeringsvorm uit door middel van een hendel 57 bedienbare hefboommechanismen 58 en 59 die met de transportwielen 53 en 54 samenwerken. 



  De werking en het gebruik van de inrichting 1 kunnen eenvoudig uit de figuren worden afgeleid. 



  In bedrijf wordt de inrichting 1 met de blaasmond 15 tussen de   foliën   2 en 3 aangebracht, zoals afgebeeld in de figuren 1 en 2. Na inschakeling rijdt de inrichting langs de rand van de folie 3 en vormt een lasnaad 7 doordat de naar elkaar gerichte zijden van de   foliën   gesmolten en aan elkaar gekleefd worden. Door de hiervoor beschreven maatregelen wordt een perfekte naad bekomen en wordt eveneens bereikt dat de inrichting 1 zich automatisch rechtlijnig verplaatst. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  Het is duidelijk dat verschillende varianten mogelijk zijn. 



  Zo bijvoorbeeld kan in de plaats van een overbrenging 19 die ervoor zorgt dat het wiel 8 sneller draait dan de wielen 9,10 en 11, ook gebruik worden gemaakt van overbrengingen met verhouding 1/1, doch waarbij de diameter van het wiel 8 groter gekozen is dan deze van de wielen 9, 10 en 11. 



  Volgens nog een variante kan alleen het wiel 8 aangedreven worden, terwijl de wielen 9,10 en 11 licht afgeremd worden. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke inrichting 1 kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (15)

Konklusies.

1. - Inrichting voor het lassen van foliën door middel van een hete luchtstroom, die een verplaatsbaar geraamte (1) bevat waarop middelen (5) zijn aangebracht voor het produceren van een hete luchtstroom (6), daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) is voorzien van middelen die het ontstaan van ongewenste vervormingen in de lasnaad (7) tegenwerken.

2.-Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen minstens middelen (18) omvatten voor het ter plaatse van de lasnaad (7) aanspannen van de folie (2-3).

3.-Inrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat zij een aantal wielen (8-9-10-11)) bevat, waaronder een aandrukrol, waarbij de omtreksnelheid van het als aandrukrol funktionerend wiel (8) groter is dan de voortbewegingssnelheid van de inrichting (1).

4.-Inrichting volgens konklusie 3, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde wielen (8-9-10-11) voorzien zijn van een gemeenschappelijke aandrijving en een overbrenging (19) die er voor zorgt dat het als aandrukrol funktionerend wiel (8) sneller draait dan de overige wielen (9-10-11).

5.-Inrichting volgens konklusie 4, daardoor gekenmerkt dat de overbrengingsverhouding van de overbrenging (19) regelbaar is.

6.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt zij voorzien is van middelen die een <Desc/Clms Page number 11> dwarse spankracht in de folie, respektievelijk foliën (2-3) levert, respektievelijk leveren.

7.-Inrichting volgens konklusie 6 en één der konklusies 3 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de middelen die een dwarse spankracht in de foliën (2-3) leveren gevormd worden door het aangedreven en als aandrukrol funktionerend wiel (8), dat hiertoe een hoek (X) met de rijrichting maakt.

8.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (1) voorzien is van middelen (46) die het wegtrekken van de inrichting (1) tegenwerken.

9.-Inrichting volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat de middelen (46) die het wegtrekken van de inrichting (1) tegenwerken, bestaan uit minstens een wiel dat tegenstuurt doordat het onder een hoek (Y) ten opzichte van de rijrichting is opgesteld.

10.-Inrichting volgens konklusie 9, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen (46) bestaan uit twee naast elkaar gelegen wielen (10-11) die onder een hoek (Y) opgesteld zijn.

11.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een als aandrukrol funktionerend wiel (8), alsmede van een ophanging voor de inrichting (1) met een mechanisme (47) dat ervoor zorgt dat het voornoemde wiel (8) steeds in kontakt blijft met de ondergrond en steeds een druk levert.

12.-Inrichting volgens konklusie 11, daardoor gekenmerkt dat zij in bedrijf steunt op vier wielen (8-9-10-11), die twee aan twee geplaatst zijn, en dat de ophanging een <Desc/Clms Page number 12> kantelbare as (31) bevat die twee van voornoemde wielen (10-11) draagt en die zodanig scharnierbaar is dat deze wielen (10-11) zich in hoogte aanpassen aan de ondergrond, en de overige twee wielen (8-9), waaronder het als aandrukrol funktionerend wiel (8), steeds op de ondergrond steunen.

13.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de aandrijving gebeurt door middel van een elektrische motor (13) met regelbare snelheid.

14.-Inrichting volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (5) voor het produceren van een hete luchtstroom bestaan uit een op het geraamte (4) bevestigd elektrisch hete luchttoestel (14) met een blaasmond (15) die tussen de te lassen foliën (2-3) kan schuiven.

15.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van transportwielen (53-54-55), en een hefmechanisme (56), zodanig dat de inrichting (1) in de ingetrokken toestand van het hefmechanisme (56) in bedrijfstoestand is, terwijl zij in de opgeheven toestand uitsluitend op de transportwielen (53-54-56) steunt.