TAKELINRICHTING
De uitvinding heeft betrekking op een takelinrichting voor een jacquardmachine voor het weven van een bepaalde struktuur. Deze struktuur bevat een bovenweefsel en een onderweefsel die aan elkaar verbonden zijn door pooldraden. Elk weefsel bestaat uit inslagdraden, spankettingdraden, bindkettingdraden die elk met een andere spankettingdraad een reeks openingen definieren die een of meerdere inslagdraden bevatten, en pooldraden die vlottend zijn op de poolzijde of die afgebonden zijn op inslagdraden die zich aan de rugzijde bevinden op zodanige wijze dat zij daar op de rug van het weefsel samenlopen met de werkende pool.
Men kent door de BE-octrooiaanvraag nr. 09200461 een takelinrichting voor een jacquardmachine met één takel en één omkeerrolletje bevestigd aan een beweegbaar rooster. De opstelling is bijzonder geschikt voor het met dubbelgrijper weven van tapijt en fluweel in tweeschotsbindingen met ingebonden dode pool niet samenlopend met een werkende pool aan de rugzijde. Dit systeem is evenwel niet geschikt voor tapijt- en fluweel bindingen met dode pool vlottend in de midden
(geen inbinding) en dode pool vlottend in de midden met inbindingspunten - zogenaamde lange inbinding aan poolzijde zoals voorgesteld in figuur 1 en geweven volgens het dubbelgrijper-weefprocédé.
De opgave van de uitvinding is om een takelinrichting te voorzien die de binding opgegeven in Figuur 1 kan weven met slechts een selektieelement verwezenlijkt in twee komplementaire haken met takel.
De takelinrichting volgens de uitvinding omvat per individueel te sturen pooldraad,
* een beweegbaar takelelement voorzien van een
bovenste en een onderste rol ;
* een selektieelement met twee vertikaal beweegbaar
komplementaire haken onder werking van de twee messen die zich in tegenfase bewegen volgens een op- en neergaande beweging, waarbij die haken samen verbonden zijn door een koord die omheen de bovenste rol van het beweegbare takelelement geslagen wordt ;
* een koord die aan een einde verbonden wordt aan de
hevel waardoor de pooldraad doorgehaald is, aan het andere einde geslagen wordt omheen de onderste rol van het beweegbare takelelement, en verder over een omkeerrol geslagen wordt om vast gemaakt te worden aan een vast orgaan of aan één van de messen.
Met de inrichting volgens de uitvinding kunnen de hevels met de pooldraden in drie standen gebracht worden : namelijk een bovenste, een onderste en een tussenstand. Het bewegen van het systeem vanaf de onderste naar de bovenste en omgekeerd, vanaf de bovenste naar de tussenstand en omgekeerd, vanaf de onderste naar de tussenstand en omgekeerd en het handhaven van de tussenstand is te realiseren met de inrichting volgens de uitvinding.
Volgens een eerste uitvoeringsvorm, is een uiteinde van de koord vast aan een beweeglijk rooster verbonden, terwijl de koord daarna omheen een omkeerrol die gemonteerd is op een onbeweegbare plaat en omheen de onderste rol van een beweeglijk takelelement geslagen is, waarbij het andere vrije uiteinde van de koord verbonden is aan de harnaskoord die de hevel draagt voor het doorhalen van een pooldraad. Tussen het mes en het beweeglijk rooster is er een verbindingssysteem waardoor het beweeglijk rooster synchroon met het mes een heffing h uitvoert.
Bij voorkeur is een uiteinde van de koord vast aan een van de vertikaal beweegbare messen verbonden, terwijl het andere eind van de koord daarna omheen een omkeerrol verbonden aan een vast rooster geslagen is, en dan omheen de onderste rol van het beweegelijke takelelement geslagen is, en tenslotte verbonden is aan de harnaskoord die de hevel draagt voor het doorhalen van een pooldraad.
Volgens een derde uitvoeringsvorm, is de koord aan één van de messen door middel van een rooster gebonden.
Volgens een kenmerk van die uitvoeringsvorm is de koord met een uiteinde aan een vast rooster gebonden, terwijl het andere einde over een omkeerrol die vast verbonden is aan een beweegelijk rooster en tenslotte over de onderste rol van de beweeglijke takel geslagen is. Tussen het mes en die beweeglijke rollen is een systeem gelegen waardoor de beweging van het mes op een hef f ingshoogte h een beweging van het beweeglij k rooster met heffing �h veroorzaakt.
Andere kenmerken en details van de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving voortvloeien waarin verwezen is naar de bijgevoegde tekeningen.
In die tekeningen tonen :
Figuur 1 in doorsnede een binding die door een Jacquardmachine met een inrichting volgens de uitvinding geweven kan worden ; Figuren 2A t/m 2D de werking van een eerste uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding ; Figuren 3A t/m 3D de werking van een tweede uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding ; Figuren 4A t/m 4D de werking van een derde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.
De binding die afgebeeld is in figuur 1 bestaat uit een bovenweefsel 1 en een onderweefsel 2 die met pooldraden 3a,3b,3c, samenverbonden zijn.
Elk weefsel 1,2 bestaat uit spankettingen 4, bindkettingendraden 5, waarbij elke bindkettingdraad 5 met een spankettingdraad 4 en een reeks openingen
61,62,... definieren waarin telkens een enkele inslagdraad 7 gebracht is en pooldraden 3a, 3b,... die wanneer ze geen werkende pool zijn, vlottend zijn aan de poolzijde P en die afgebonden zijn op inslagdraden 7 die aan de rugzijde gelegen zijn op zodanige wijze dat een deel van de pooldraad op de rug R van het weefsel loopt, samen met de aldoor werkende pooldraad. De afstand van de afbindpunten van de vlottende pool kan vrij bepaald worden.
Bij voorbeeld, pooldraad 3a verloopt als volgt :
a) tussen twee inslagdraden 7 van het onderweefsel 2 ; b) langs de rugzijde R van het onderweefsel 2 onder een inslagdraad 7; c) tussen twee naast elkaar gelegen inslagdraden 7 van het onderweefsel ; d) tussen het onderweefsel 2 en het bovenweefsel 1 ; e) tussen twee inslagdraden 7 van het bovenweefsel 1, over één van bovengenoemde inslagdraden 7 en tussen bovengenoemde inslagdraad 7 en de volgende inslagdraad 7 om de pooldraad af te binden ; f) tussen het bovenweefsel en het onderweefsel 2 ;
enz.
g) tussen inslagdraden van het onderweefsel om de
pooldraad af te binden ;
h) langs de poolzijde van het onderweefsel 2 over
inslagdraden 7 waarbij de pooldraad 3a vlottend is ;
i) tussen twee inslagdraden 7 van het onderweefsel 2,
onder één van die inslagdraden 7 die aan de rugzijde gelegen is, en dan tussen laatst genoemde inslagdraad 7 en de volgende inslagdraad 7, waarbij de pooldraad afgebonden is ;
j) langs de poolzijde P van het onderweefsel 2 over
inslagdraden 7, waarbij de pooldraad vlottend is, enz.
Figuren 2A t/m 2D tonen een inrichting voor een jacquardmachine waardoor door middel van een enkel selektieelement per pooldraad, de binding volgens figuur 1 geweven kan worden.
De takelinrichting omvat per pooldraad 3 :
- een beweegbaar takelelement 10 dat voorzien is van een bovenste rol 11 en een onderste rol 12 ;
een selektielement 13 met twee vertikaal beweegbare komplementaire haken 14,15 onder werking van twee messen 16,17 die zich in tegenfase bewegen volgens een op- en neergaande beweging B, waarbij de haken
14,15 verbonden zijn door een koord 18 die omheen de bovenste rol 11 van het takelelement 10 geslagen wordt, en
een koord 19 die aan het ene uiteinde verbonden wordt met de harnaskoord met hevel 20 voor het doorhalen van de pooldraad en waarvan het andere eind omheen de onderste rol 12 van het takelelement 10 geslagen wordt, vervolgens over een omkeerrol, die gebonden is aan een vast rooster
(d.w.z. dat onbeweegbaar is ten opzichte van het gestel met selectieelement), en tenslotte aan het beweeglijk rooster 21, dat vastverbonden is aan mes
16 en dus synchroon beweegt met mes 16.
Door het bewegen van het mes 16, wordt het rooster 22 synchroon met een heffing "h" bewogen, waarbij het bewegen van de hevel 20 met een heffing "h" veroorzaakt.
Indien het selektielement 13 geactiveerd wordt, is het mogelijk de twee haken 14,15 in de bovenste stand (figuren 2B en 2C) te handhaven, terwijl indien het selektieelement niet geactiveerd wordt, de haken 14,15 het bewegen van de messen 16,17 volgen. Dus, door het activeren van een selektieelement en door het bewegen van de messen 16,17, wordt het takelelement
10 met een heffing �h verplaatst, waarbij door het omheen de onderste rol 12 slagen van de koord 19 het hevel 20 met een heffing h bewogen wordt.
Als het mes 16 naar omhoog gebracht is en het selektieelement niet geactiveerd is, terwijl de haak 15 naar omlaag gebracht is, is de haak 14 in zijn bovenste stand. Ten opzichte van figuur 2C, wordt de haak 15 op een afstand h gedaald wat een neergaande beweging van de hevel 20 betekent op een afstand h, terwijl het mes 16 naar omhoog gebracht is, wat betekent dat het rooster 21 omhoog is, waardoor een opgaande beweging van de hevel
20 op een afstand h veroorzaakt wordt. Het resultaat is dat de hevel zo op zijn tussenstand blijft.
Om een pooldraad in het onderweefsel in te binden, moet men slechts de messen laten werken om het rooster 21 op een afstand h te doen bewegen (figuur 2A
<EMI ID=1.1>
bovenweefsel in te binden, het selektieelement in geactiveerde toestand gehandhaafd is en het rooster 21
<EMI ID=2.1>
Om een pooldraad af te binden en om het bovenweefsel 1 en het onderweefsel 2 samen te verbinden, m.a.w. de pooldraad moet werkende pooldraad zijn, moet de hevel 20 vanaf de onderste stand O naar de bovenste stand B, en omgekeerd bewegen (Zie figuren 2A en 2B).
In figuur 2A is het selektieelement niet geactiveerd en zijn de messen 16,17 respectievelijk omlaag en omhoog, waarbij de haken 14,15 respectievelijk omlaag en omhoog zijn. De hevel 20 is dan in de onderste stand O.
In figuur 2B is het selektieelement geactiveerd waarbij door het opgaande bewegen van het mes 16, de haak 14 in zijn bovenste stand bewogen is, terwijl de haak 15 niet beweegt. Het heveloog 20 wordt dan op een afstand h door het bewegen van het rooster 21 en op een bijkomende afstand h door het niet bewegen van de haak 15 verplaatst, met als resultaat een heffing van 2h.
In figuren 2C en 2D, bekomt de hevel 20 een tussenstand of middenstand M.
Als het mes 17 naar omhoog gebracht is, moet men het selektieelement 13 activeren om bovengenoemde tussenstand M te bekomen. Ten opzichte van figuur 2B, is het rooster 21 in zijn onderste stand waarbij de hevel 20 op een afstand h gedaald is.
Om een pooldraad vlottend te bekomen op de poolzijde van het bovenweefsel, moet men de tussenstand M van de hevel 20 handhaven, d.w.z. het niet activeren van het selektieelement gedurende de opgaande beweging van het mes 16 (dus het neergaande beweging van het mes
17) .
Dus om een pooldraad vlottend in het midden te houden, zijn de standen van de messen en haken de volgende :
standen die in Figuur 2C weergegeven zijn ;
standen die in Figuur 2D weergegeven zijn ;
standen die in Figuur 2C weergegeven zijn ; enz.
Figuren 3A t/m 3B tonen de werking van een inrichting die gelijkaardig is aan de werking van de inrichting van figuren 2A t/m 2D.
In de inrichting van Figuur 3, is de koord 19 met een uiteinde vastgehecht aan mes 16, het andere uiteinde is over een omkeerrol 23 geslagen, vervolgens over de onderste rol van de beweeglijke takel en wordt uiteindelijk vastgemaakt aan de hevel 20. De omkeerrol
23 is vastgemaakt aan een vast rooster 24.
In de inrichting van Figuur 4, is het omkeerrollenrooster 22 via een hefboomsysteem 30 in synchroonloop verbonden met mes 17, waardoor de beweging van het mes 17 met verheffing h het bewegen van de
<EMI ID=3.1>
Omkeerrollenrooster 22 draagt een rol 31 waar de koord 19 omheen geslagen wordt.
De koord 19 is aan één van zijn uiteinden op een vast rooster 24 vastgehecht, wordt daarna omheen de omkeerrol 31 en omheen de onderste rol 12 van het takelelement 10 geslagen en draagt op zijn andere uiteinde de hevel 20.
Het hefboomsysteem 30 bestaat uit een hefboom
32 waarvan een uiteinde 33 draaibaar in het gestel gemonteerd is, terwijl het andere uiteinde door middel van een arm 34 met het mes 17 verbonden is.
De hefboom is door middel van een arm 35 met het rooster 22 verbonden.
De armen 34,35 zijn respectievelijk scharnierend verbonden aan het mes 17 en de hefboom 32 en aan het rooster 22 en de hefboom 32.
Om de hevel 20 in zijn onderste stand O te brengen, moet het mes 17 zijn bovenste stand innemen en moet het selektieelement niet geactiveerd zijn (Figuur 4A) .
Om de hevel 20 in zijn bovenste stand B te brengen, is het selektieelement geactiveerd, waardoor de twee haken hun bovenste stand innemen, en is het mes 16 omhoog (d.w.z. het mes 17 is naar beneden bewogen).
Ten opzichte van Figuur 4A, door de neergaande beweging van het mes 17 met daling h wordt het omkeerrollenrooster 22 naar beneden bewogen over een afstand �h, waarbij de hevel 20 over een afstand h omhoog bewogen wordt. Bovendien wordt door het handhaven van de haak 15 in zijn bovenste stand door het selektieelement, en door de opgaande beweging van het mes 16 het takelelement 10 over een afstand �h naar omhoog bewogen, waarbij de hevel 20 nog eens over een afstand h naar boven bewogen wordt.
Om de hevel 20 in zijn tussenstand of middenstand M te bekomen moet het mes 16 naar omhoog gebracht worden als het selektieelement 13 niet geactiveerd is, of moet het mes 17 naar omhoog gebracht worden als het selektieelement 13 wel geactiveerd is zodat de twee haken in hun bovenste stand komen.
De volgende tabel geeft voor de drie uitvoeringsvormen de standen van de messen, van het selektieelement en van de hevel 20 :
<EMI ID=4.1>
HOISTING EQUIPMENT
The invention relates to a hoisting device for a jacquard machine for weaving a specific structure. This structure contains an upper fabric and a lower fabric which are joined together by pile threads. Each weave consists of weft threads, tension warp threads, binding warp threads each with a different tension warp thread defining a series of openings containing one or more weft threads, and pile threads floating on the pile side or tied on weft threads located in the back such that they converge there with the working pole on the back of the fabric.
The BE patent application no. 09200461 discloses a hoist device for a jacquard machine with one hoist and one reversing roller attached to a movable grid. The set-up is particularly suitable for double-gripper weaving of carpet and velvet in two-shot weaves with a deadpool bound in not coincident with a working pile on the reverse side. However, this system is not suitable for carpet and velvet bindings with dead pile floating in the middle
(no binding) and dead pile floating in the middle with binding points - so-called long binding on the pile side as shown in figure 1 and woven according to the double gripper weaving process.
The object of the invention is to provide a hoist device which can weave the bond specified in Figure 1 with only a selection element realized in two complementary hooks with hoist.
The hoist device according to the invention comprises per pole wire to be controlled individually,
* a movable hoist element fitted with a
top and bottom roll;
* a selection element with two vertically movable
complementary hooks under the action of the two blades moving in opposite phase in an up and down motion, said hooks being joined together by a cord wrapped around the top roll of the movable hoist element;
* a cord that is connected at one end to the
siphon through which the pile thread is threaded, wrapped at the other end around the lower roll of the movable hoist element, and further passed over a reversing roller to be attached to a fixed member or one of the blades.
With the device according to the invention the heddles with the pile threads can be brought into three positions: namely an upper, a lower and an intermediate position. Moving the system from the bottom to the top and vice versa, from the top to the intermediate position and vice versa, from the bottom to the intermediate position and vice versa and maintaining the intermediate position can be realized with the device according to the invention.
According to a first embodiment, one end of the cord is fixedly attached to a movable grid, the cord thereafter wrapped around a deflection roller mounted on an immovable plate and wrapped around the bottom roll of a movable hoist element, the other free end of which the cord is attached to the harness cord that carries the siphon for threading a pile thread. There is a connection system between the knife and the mobile grating, as a result of which the mobile grating performs a lift h synchronously with the knife.
Preferably, one end of the cord is fixedly attached to one of the vertically movable blades, while the other end of the cord is then wrapped around a deflection roller connected to a fixed grid, and then wrapped around the bottom roll of the movable hoist element, and finally connected to the harness cord carrying the siphon for threading a pile thread.
According to a third embodiment, the cord is tied to one of the knives by means of a grid.
According to a feature of that embodiment, the cord has one end tied to a fixed grid, while the other end is over a deflection roller fixedly attached to a movable grid and finally wrapped over the bottom roll of the movable hoist. Between the blade and those movable rollers there is a system whereby the movement of the blade at a lifting height h causes a movement of the movable grid with the lift � h.
Other features and details of the invention will follow from the following description which refers to the accompanying drawings.
In those drawings show:
Figure 1 shows in section a bond which can be woven by a Jacquard machine with a device according to the invention; Figures 2A to 2D show the operation of a first embodiment of a device according to the invention; Figures 3A to 3D show the operation of a second embodiment of a device according to the invention; Figures 4A to 4D show the operation of a third embodiment of a device according to the invention.
The bond shown in Figure 1 consists of an upper fabric 1 and a lower fabric 2 joined together with pile threads 3a, 3b, 3c.
Each weave 1,2 consists of tension chains 4, binding warp threads 5, each binding warp thread 5 having a tension warp thread 4 and a series of openings
61,62, ... defining in which a single weft thread 7 is introduced and pile threads 3a, 3b, ... which, when not a working pile, are floating on the pile side P and are tied on weft wires 7 which are on the back side are positioned in such a way that part of the pile thread runs on the back R of the fabric along with the all-around pile thread. The distance of the tie points of the floating pole can be freely determined.
For example, pile thread 3a proceeds as follows:
a) between two weft threads 7 of the bottom fabric 2; b) along the back side R of the bottom fabric 2 under a weft thread 7; c) between two adjacent weft threads 7 of the lower fabric; d) between the lower fabric 2 and the upper fabric 1; e) between two weft threads 7 of the upper fabric 1, over one of the above weft threads 7 and between the above weft thread 7 and the next weft thread 7 to tie the pile thread; f) between the upper fabric and the lower fabric 2;
etc.
g) between weft threads of the lower fabric around the
tie pole wire;
h) along the pile side of the bottom fabric 2 over
weft threads 7 with the pile thread 3a floating;
i) between two weft threads 7 of the lower fabric 2,
under one of those weft threads 7 which is located on the back side, and then between the last-mentioned weft thread 7 and the next weft thread 7, the pile thread being tied off;
j) along the pile side P of the bottom fabric 2 over
weft threads 7, the pile thread being floating, etc.
Figures 2A to 2D show a device for a jacquard machine through which the binding according to figure 1 can be woven by means of a single selection element per pile thread.
The hoist device comprises per pole wire 3:
a movable hoist element 10 provided with an upper roll 11 and a lower roll 12;
a selection element 13 with two vertically movable complementary hooks 14,15 acting by two knives 16,17 moving in opposite phase according to an up and down movement B, the hooks
14,15 are connected by a cord 18 which is wrapped around the top roller 11 of the hoist element 10, and
a cord 19 which is connected at one end to the harness cord with siphon 20 for threading the pile thread and the other end of which is wrapped around the lower roller 12 of the hoist element 10, then over a reversing roller, which is tied to a fixed schedule
(i.e., that is immovable relative to the frame with selection element), and finally to the movable grating 21, which is fixed to knife
16 and therefore moves synchronously with knife 16.
By moving the blade 16, the grid 22 is moved synchronously with a lift "h", moving the siphon 20 with a lift "h".
If the selection element 13 is activated, it is possible to maintain the two hooks 14,15 in the top position (figures 2B and 2C), while if the selection element is not activated, the hooks 14,15 move the knives 16,17 to follow. Thus, by activating a selection element and by moving the blades 16, 17, the hoist element becomes
10 with a lift & h, whereby the siphon 20 is moved with a lift h by wrapping the cord 19 round the lower roller 12 times.
When the knife 16 is raised and the selection element is not activated while the hook 15 is lowered, the hook 14 is in its top position. With respect to Figure 2C, the hook 15 is lowered at a distance h, which means a downward movement of the siphon 20 at a distance h, while the knife 16 is raised, which means that the grate 21 is upwards, so that an ascending movement of the siphon
20 at a distance h is caused. The result is that the siphon thus remains at its intermediate position.
To bind a pile thread into the lower fabric, only the blades have to be operated to move the grid 21 at a distance h (Figure 2A
<EMI ID = 1.1>
to bind the upper tissue, the selection element is maintained in the activated state and the grid 21
<EMI ID = 2.1>
In order to tie off a pile thread and to connect the upper fabric 1 and the lower fabric 2 together, in other words the pile thread must be a working pile thread, the siphon 20 must move from the lower position O to the upper position B, and vice versa (See figures 2A and 2B).
In Fig. 2A, the selection element is not activated and the knives 16,17 are down and up, respectively, the hooks 14,15 being down and up, respectively. The siphon 20 is then in the lower position O.
In Fig. 2B, the selection element is activated in which the hook 14 has moved into its uppermost position by the upward movement of the knife 16, while the hook 15 does not move. The siphon eye 20 is then moved at a distance h by moving the grid 21 and at an additional distance h by not moving the hook 15, resulting in a lift of 2h.
In figures 2C and 2D, the siphon 20 obtains an intermediate position or middle position M.
When the knife 17 is raised, the selection element 13 must be activated in order to obtain the above intermediate position M. With respect to Figure 2B, the grid 21 is in its lowest position with the siphon 20 lowered at a distance h.
To obtain a pile thread smoothly on the pile side of the upper fabric, the intermediate position M of the siphon 20 must be maintained, i.e. the activation of the selection element during the upward movement of the knife 16 (i.e. the downward movement of the knife
17).
So to keep a pile thread floating in the middle, the positions of the blades and hooks are as follows:
positions shown in Figure 2C;
positions shown in Figure 2D;
positions shown in Figure 2C; etc.
Figures 3A through 3B show the operation of a device similar to the operation of the device of Figures 2A through 2D.
In the device of Figure 3, the cord 19 has one end attached to blade 16, the other end being wrapped over a pulley 23, then over the lower roller of the movable hoist, and finally secured to the lever 20. The pulley
23 is attached to a fixed grid 24.
In the device of Figure 4, the reversing roller grille 22 is connected in synchronous operation to knife 17 via a lever system 30, whereby the movement of the knife 17 with elevation h moves the
<EMI ID = 3.1>
Reversing roller grid 22 carries a roller 31 around which the cord 19 is wrapped.
The cord 19 is attached at one end to a fixed grid 24, then is wrapped around the reversing roller 31 and around the lower roller 12 of the hoist element 10 and carries the siphon 20 at its other end.
The lever system 30 consists of a lever
32, one end 33 of which is rotatably mounted in the frame, while the other end is connected to the knife 17 by means of an arm 34.
The lever is connected to the grid 22 by means of an arm 35.
The arms 34, 35 are hinged to the knife 17 and the lever 32 and to the grate 22 and the lever 32, respectively.
In order for the siphon 20 to be in its lower position O, the knife 17 must assume its upper position and the selector element must not be activated (Figure 4A).
To bring the siphon 20 to its upper position B, the selector element is activated, whereby the two hooks assume their upper position, and the knife 16 is raised (i.e. the knife 17 has moved downwards).
Relative to Figure 4A, by the downward movement of the blade 17 with drop h, the reversing roller grid 22 is moved down a distance h, the siphon 20 being moved up a distance h. Moreover, by maintaining the hook 15 in its uppermost position by the selection element, and by the upward movement of the knife 16, the hoist element 10 is moved upwards by a distance, the siphon 20 again by a distance h is moved upwards.
In order to obtain the siphon 20 in its intermediate or middle position M, the knife 16 must be raised when the selection element 13 is not activated, or the knife 17 must be raised if the selection element 13 is activated so that the two hooks are in their top position.
The following table gives the positions of the knives, the selection element and the siphon 20 for the three embodiments:
<EMI ID = 4.1>