<Desc/Clms Page number 1>
"Zuighulpstuk, alsmede sproeiorgaan geschikt voor toepassing in een dergelijk zuighulpstuk en stofzuiger voorzien van een dergelijk zuighulpstuk."
EMI1.1
De uitvinding heeft betrekking op een zuighulpstuk voor een stofzuiger, welk zuighulpstuk voorzien is van een onderdrukkamer, die een zuigopening en een afvoerkanaal voor aansluiting op een zuigaggregaat bevat, en een in de onderdrukkamer opgestelde binnenkamer, die een toevoerkanaal voor reinigingsvloeistof bevat en een sproeiorgaan voor het verspreiden van de reinigingsvloeistof over een zieh nabij de zuigopening uitstrekkende opening van de binnenkamer.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een sproeiorgaan, dat geschikt is voor toepassing in een zuighulpstuk volgens de uitvinding.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een stofzuiger, die een zuighulpstuk volgens de uitvinding bezit.
Een zuighulpstuk van de in de aanhef genoemde soort is bekend uit het Europese octrooischrift 0 849. Het bekende zuighulpstuk bezit een langwerpige onderdrukkamer en een eveneens langwerpige binnenkamer, die zieh door een middenvlak van de onderdrukkamer uitstrekt, waarbij de zuigopening van de onderdrukkamer en de opening van de binnenkamer zieh in een vlak uitstrekken. Het sproeiorgaan van het bekende zuighulpstuk bevat een in de binnenkamer opgestelde verdeelkamer voor de reinigingsvloeistof, waarin het toevoerkanaal voor de reinigingsvloeistof uitmondt. De verdeelkamer wordt begrensd door een zieh evenwijdig aan de zuigopening uitstrekkende T-vormige sluitstrip, waarvan de wangen voorzien zijn van een regelmatig patroon van insnijdingen. De verdeelkamer wordt via het toevoerkanaal gevuld met de reinigingsvloeistof.
Indien de verdeelkamer nagenoeg vol is, ontstaat er onder invloed van een in de verdeelkamer opgebouwde vloeistofdruk een continue en toereikende stroming van de reinigingsvloeistof via de insnijdingen van de sluitstrip en de opening van de binnenkamer naar een te reinigen oppervlak. Door toepassing van de genoemde sluitstrip wordt de reinigingsvloeistof nagenoeg uniform verspreid over de opening van de binnenkamer en het te reinigen oppervlak.
<Desc/Clms Page number 2>
316Een nadeel van het bekende zuighulpstuk is, dat een continue en toereikende stroming van de reinigingsvloeistof alleen bereikt wordt indien de verdeelkamer van het sproeiorgaan nagenoeg vol is. Door de aanwezigheid van de reinigingsvloeistof in de verdeelkamer zijn het gewicht, dat een gebruiker bij het verplaatsen van het zuighulpstuk dient te tillen, en de voortschuifkracht, die de gebruiker op het zuighulpstuk dient uit te oefenen bij het verschuiven van het zuighulpstuk over het te reinigen oppervlak, relatief hoog, zodat het gebruiksgemak van het zuighulpstuk nadelig wordt bemvloed. Bovendien druipt het bekende zuighulpstuk na het gebruik na, omdat er zieh dan nog reinigingsvloeistof in de verdeelkamer bevindt die geleidelijk aan langs de sluitstrip naar buiten stroomt.
Een doel van de uitvinding is een zuighulpstuk van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee de in het voorgaande genoemde nadelen worden vermeden, zodat het gebruiksgemak van het zuighulpstuk wordt vergroot.
De uitvinding heeft daartoe tot kenmerk, dat het sproeiorgaan een zieh nagenoeg evenwijdig aan een zijwand van de binnenkamer uitstrekkende aanstraalplaat bevat, die nabij een bovenzijde van de binnenkamer centraal ten opzichte van de opening van de binnenkamer is opgesteld en met de reinigingsvloeistof aanstraalbaar is vanuit een met het toevoerkanaal in verbinding staande sproeiopening. Door toepassing van de genoemde aanstraalplaat en de genoemde sproeiopening wordt in de binnenkamer een vlakke, vanaf de aanstraalplaat divergerende vloeistofstraal verschaft, die nagenoeg evenwijdig aan de aanstraalplaat en de zijwand van de binnenkamer is gericht. Op deze wijze wordt de reinigingsvloeistof verspreid over een groot gedeelte van de opening van de binnenkamer.
De reinigingsvloeistof stroomt vanuit het toevoerkanaal en de sproeiopening direct op de aanstraalplaat, zodat zieh in het zuighulpstuk een te verwaarlozen hoeveelheid reinigingsvloeistof bevindt.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van een zuighulpstuk volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat de aanstraalplaat halfcirkelvormig is, waarbij een aanstraalpunt van de aanstraalplaat zieh nabij een cirkelmiddelpunt van de aanstraalplaat bevindt. Door toepassing van de halfcirkelvormige aanstraalplaat met het nabij het cirkelmiddelpunt gelegen aanstraalpunt wordt een nagenoeg uniforme dichtheid en een nauwkeurig bepaalde divergentiehoek van de vloeistofstraal in de binnenkamer verschaft.
<Desc/Clms Page number 3>
Een verdere uitvoeringsvorm van een zuighulpstuk volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat de sproeiopening door middel van een zich dwars op het toevoerkanaal uitstrekkend dwarskanaal is verbonden met het toevoerkanaal. Door toepassing van het dwarskanaal is de aanstraalplaat onder een nauwkeurig bepaalde aanstraalhoek met de reinigingsvloeistof aanstraalbaar en bezit de aanstraalplaat een nauwkeurig bepaald aanstraalpunt.
Een nog verdere uitvoeringsvorm van een zuighulpstuk volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het dwarskanaal nabij de sproeiopening overgaat in een evenwijdig aan het dwarskanaal gericht geleidevlak, dat nabij het cirkelmiddelpunt van de aanstraalplaat via een kromming aansluit op de aanstraalplaat. Door toepassing van het genoemde geleidevlak en de genoemde kromming wordt de uit het dwarskanaal komende reinigingsvloeistof in een door het geleidevlak en de kromming bepaalde richting omgebogen en regelmatig over de aanstraalplaat verdeeld, zodat een bijzonder vlakke en nauwkeurig gerichte vloeistofstraal in de binnenkamer wordt verschaft.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van een zuighulpstuk volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat het toevoerkanaal, het dwarskanaal en de aanstraalplaat een uit een stuk vervaardigd onderdeel vormen, dat losneembaar aan de bovenzijde van de binnenkamer bevestigd is. Door toepassing van het genoemde, uit een stuk vervaardigde onderdeel wordt een eenvoudige en snelle vervaardiging en assemblage van het zuighulpstuk verschaft.
Een verdere uitvoeringsvorm van een zuighulpstuk volgens de uitvinding, waarbij het dwarskanaal van het sproeiorgaan op eenvoudige en praktische wijze wordt gevormd, heeft tot kenmerk, dat het dwarskanaal is begrensd door een uitsparing met een halfcirkelvormige doorsnede, die in het genoemde onderdeel is aangebracht, en door een nabij de bovenzijde van de binnenkamer aangebrachte vlakke wand.
Een nog verdere uitvoeringsvorm van een zuighulpstuk volgens de uitvinding heeft tot kenmerk, dat de binnenkamer twee zieh nagenoeg evenwijdig aan de aanstraalplaat uitstrekkende driehoekige zijwanden bezit, waarbij de aanstraalplaat nabij de tophoeken van de beide driehoeken is opgesteld, terwijl de opening van de binnenkamer zieh tussen de bases van de beide driehoeken uitstrekt. Door toepassing van de genoemde zijwanden bezit de binnenkamer een vorm, die overeenkomt met de vorm van een in de binnenkamer te genereren vloeistofstraal. Op deze wijze wordt een compacte opbouw van het zuighulpstuk verschaft, waarbij de vloeistofstraal over
<Desc/Clms Page number 4>
nagenoeg de gehele opening van de binnenkamer wordt verspreid.
Een stofzuiger, die een zuighulpstuk volgens de uitvinding bezit, heeft tot kenmerk, dat de stofzuiger voorzien is van een zuigaggregaat, dat via een vloeistofafscheider aansluitbaar is op het afvoerkanaal van de onderdrukkamer van het zuighulpstuk, en een houder voor een reinigingsvloeistof, die via een vloeistofpomp aansluitbaar is op het toevoerkanaal van de binnenkamer van het zuighulpstuk. De reinigingsvloeistof, die door de vloeistofpomp via de binnenkamer van het zuighulpstuk wordt toegevoerd aan een te reinigen oppervlak, wordt door het zuigaggregaat via de onderdrukkamer van het zuighulpstuk opgezogen en door de vloeistofafscheider gescheiden van de met de reinigingsvloeistof opgezogen lucht. Op deze wijze wordt voorkomen, dat de reinigingsvloeistof in het zuigaggregaat gezogen wordt.
De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin
Figuur 1 een vooraanzicht toont van een zuighulpstuk volgens de uitvinding,
Figuur 2 een dwarsdoorsnede van het zuighulpstuk toont volgens de lijn TI-li in Figuur 1,
Figuur 3 een dwarsdoorsnede toont van een sproeiorgaan van het zuighulpstuk volgens de lijn ni-ni in Figuur 1,
Figuur 4 een vooraanzicht toont van het sproeiorgaan volgens Figuur 3, en
Figuur 5 op schematische wijze een stofzuiger toont, die voorzien is van een zuighulpstuk volgens Figuur 1.
Het in de figuren 1 en 2 getoonde zuighulpstuk 1 bevat een kunststoffen behuizing 3 en een kunststoffen mondstuk 5, dat door middel van een in de figuren 1 en 2 niet getoonde schroefverbinding aan de behuizing 3 is bevestigd. In de behuizing 3 bevindt zieh een onderdrukkamer 7, die verbonden is met een pijpvormig afvoerkanaal 9 waarmee het zuighulpstuk 1 op een in het volgende nader te omschrijven manier
EMI4.1
aansluitbaar is op een zuigaggregaat van een stofzuiger. In de onderdrukkamer 7 bevindt eD
<Desc/Clms Page number 5>
zieh een binnenkamer 11, die de onderdrukkamer 7 verdeelt in een voorste compartiment 13 en een achterste compartiment 15.
Zoals in figuur 1 zichtbaar is, zijn de voorste en achterste compartimenten 13 en 15 onderling verbonden via een tot de onderdrukkamer 7 behorende doorgang 17, die zieh tussen een bovenzijde 19 van de binnenkamer 11 en een bovenzijde 21 van de onderdrukkamer 7 uitstrekt, zodat beide compartimenten 13 en 15 verbonden zijn met het afvoerkanaal 9.
Zoals is weergegeven in figuur 2, monden de voorste en achterste compartimenten 13 en 15 nabij het mondstuk 5 uit in respectievelijk een voorste zuigopening 23 en een achterste zuigopening 25, die zieh in een gemeenschappelijk vlak uitstrekken. Het mondstuk 5 is verder voorzien van een voorste aanzuigkamer 27 en een achterste aanzuigkamer 29, die door middel van sleufvormige aanzuigopeningen 31 en 33 in verbinding staan met de omgeving van het zuighulpstuk 1. In figuur 1 zijn de sleufvormige aanzuigopeningen 31 van de voorste aanzuigkamer 27 zichtbaar. Verder bevat het mondstuk 5 een voorste ligger 35 en een achterste ligger 37, die aan een onderzijde voorzien zijn van glijvlakken 39 en 41. De glijvlakken 39 en 41 strekken zieh uit in het gemeenschappelijke vlak van de zuigopeningen 23 en 25.
Zoals verder is weergegeven in figuur 2, is de voorste aanzuigkamer 27 nabij een onderzijde voorzien van een glijvlak 43 met sleufvormige doorvoeropeningen 45, terwijl de achterste aanzuigkamer 29 nabij een onderzijde voorzien is van een glijvlak 47 met sleufvormige doorvoeropeningen 49. De glijvlakken 43 en 47 strekken zieh eveneens uit in het gemeenschappelijke vlak van de zuigopeningen 23 en 25. In figuur 1 zijn alleen de sleufvormige doorvoeropeningen 45 van de voorste aanzuigkamer 27 zichtbaar.
Indien het zuighulpstuk 1 via het afvoerkanaal 9 is aangesloten op een zuigaggregaat van een stofzuiger en het zuighulpstuk 1 met de glijvlakken 39,41, 43 en 47 geplaatst is op een te reinigen oppervlak, dat in de figuren 1 en 2 niet getoond wordt, ontstaat er in de onderdrukkamer 7 onder invloed van de zuigende werking van het zuigaggregaat een onderdruk. Als gevolg van deze onderdruk ontstaat er een luchtstroming, die vanuit de voorste en achterste aanzuigkamers 27 en 29 via de doorvoeropeningen 45 en 49 langs de glijvlakken 39 en 41 voert, waarbij de aanzuigkamers 27 en 29 vanuit de omgeving van het zuighulpstuk 1 van lucht voorzien worden via de aanzuigopeningen 31 en 33.
Aangezien de glijvlakken 39 en 41 op het te reinigen oppervlak zijn geplaatst, worden stof-en vuildeeltjes, die aanwezig zijn op het genoemde oppervlak, door de genoemde luchtstroming meegenomen en via de
<Desc/Clms Page number 6>
EMI6.1
onderdrukkamer 7 en het afvoerkanaal 9 afgevoerd naar het zuigaggregaat.
Zoals verder is weergegeven in de figuren 1 en 2, bezit de binnenkamer 11 een voorste driehoekige zijwand 51 en een achterste driehoekige zijwand 53, waarbij de zijwanden 51 en 53 nagenoeg evenwijdig zijn. De bovenzijde 19 en de zijwanden 51 en 53 van de binnenkamer 11 vormen een onderdeel met het mondstuk 5, waartoe de liggers 35 en 37 en de glijvlakken 43 en 47 van de voorste en achterste aanzuigkamers 27 en 29 behoren. De zijwanden 51 en 53 zijn door middel van dwarsschotten 55 en 57 verbonden met respectievelijk de voorste en achterste liggers 35 en 37.
Figuur 2 toont verder, dat de behuizing 3 van het zuighulpstuk 1 en het afvoerkanaal 9 eveneens n onderdeel vormen, waartoe verder een bovenwand 59 van de voorste aanzuigkamer 27, een bovenwand 61 van de achterste aanzuigkamer 29, een scheidingswand 63 tussen het voorste compartiment 13 en de voorste aanzuigkamer 27, en een scheidingswand 65 tussen het achterste compartiment 15 en de achterste aanzuigkamer 29 behoren. De tot de behuizing 3 behorende scheidingswanden 63 en 65 zijn aangebracht in positioneergroeven 67 en 69 van de voorste en achterste liggers 35 en 37, waarbij zieh tussen de scheidingswanden 63, 65 en de liggers 35, 37 een afdichtelement 71 bevindt voor een hermetische scheiding tussen de onderdrukkamer 7 en de aanzuigkamers 27 en 29.
Zoals verder in de figuren 1 en 2 is weergegeven, is nabij de bovenzijde 19 van de binnenkamer 11 een sproeiorgaan 73 aangebracht. Het sproeiorgaan 73 bevindt zieh tussen de tophoeken van de driehoekige zijwanden 51, 53 van de binnenkamer 11, het sproeiorgaan 73 centraal is opgesteld ten opzichte van een opening 75 van de binnenkamer 11, welke opening 75 zieh eveneens in het gemeenschappelijke vlak van de zuigopeningen 23, 25 uitstrekt tussen de bases van de driehoekige zijwanden 51 en 53. Het sproeiorgaan 73 is verbonden met een toevoerkanaal 77 voor een reinigingsvloeistof, dat op een in het volgende nader te omschrijven manier aansluitbaar is op een houder voor reinigingsvloeistof van een stofzuiger.
Het sproeiorgaan 73 wordt in de figuren 3 en 4 in detail getoond. Het sproeiorgaan 73 bevat een halfcirkelvormige aanstraalplaat 79 met een cirkelmiddelpunt 81, die in een opening 82 in de bovenzijde 19 van de binnenkamer 11 is opgesteld.
Zoals de figuren 2 en 3 tonen, strekt de aanstraalplaat 79 zieh nagenoeg evenwijdig uit aan de evenwijdige zijwanden 51 en 53 van de binnenkamer 11. Het toevoerkanaal 77 voor de reinigingsvloeistof bevat een tot het sproeiorgaan 73 behorende nippel 83 met
<Desc/Clms Page number 7>
EMI7.1
een ongeveer evenwijdig aan de aanstraalplaat 79 gerichte lengteas 85. De nippel 83 sluit aan op een doorvoerkanaal 87, dat aangebracht is in een basisblok 89 van het sproeiorgaan 73. Zoals de figuren 3 en 4 tonen, bevat het sproeiorgaan 73 verder een dwarskanaal 91, dat begrensd is door een uitsparing 93 met een halfcirkelvormige doorsnede, die in het basisblok 89 is aangebracht, en door een vlakke wand 95, die in de bovenzijde 21 van de behuizing 3 is aangebracht. Het dwarskanaal 91 bevat een lengteas 97, die een aanstraalhoek a van ongeveer 105 met de aanstraalplaat 79.
Indien het zuighulpstuk 1 via de nippel 83 is aangesloten op een houder voor reinigingsvloeistof van een stofzuiger en de reinigingsvloeistof vanuit de houder onder druk via de nippel 83 wordt toegevoerd, wordt de aanstraalplaat 79 onder de aanstraalhoek a met de reinigingsvloeistof aangestraald vanuit een door een uiteinde van het dwarskanaal 91 gevormde sproeiopening 99, die via het dwarskanaal 91 en het doorvoerkanaal 87 verbonden is met de nippel 83. Aldus ontstaat in de binnenkamer 11 een vlakke, vanaf de aanstraalplaat 79 divergerende vloeistofstraal101, zoals weergegeven in figuur 4.
De divergerende vloeistofstraal101 is nagenoeg evenwijdig gericht aan de aanstraalplaat 79 en de zijwanden 51 en 53 van de binnenkamer 11, zodat de via de nippel 83 toegevoerde reinigingsvloeistof wordt verspreid over de opening 75 van de binnenkamer 11 en over het nabij de opening 75 aanwezige, te reinigen oppervlak.
Zoals in figuur 4 is weergegeven, wordt de aanstraalplaat 79 aangestraald in een aanstraalpunt 103, dat nagenoeg samenvalt met het cirkelmiddelpunt 81 van de aanstraalplaat 79. De dichtheid van de vloeistofstraal101 in de binnenkamer 11 is nagenoeg uniform, terwijl een nauwkeurig bepaalde divergentiehoek a van de vloeistofstraal101 wordt bereikt (zie figuur 4). Zoals verder in figuur 3 is weergegeven, gaat het dwarskanaal 91 nabij de sproeiopening 99 over in een evenwijdig aan het dwarskanaal 91 gericht geleidevlak 105, dat via een kromming 107 aansluit op de aanstraalplaat 79, waarbij de kromming 107 zieh nabij het cirkelmiddelpunt 81 van de aanstraalplaat 79 bevindt.
De reinigingsvloeistof, die uit de sproeiopening 99 komt, wordt door het geleidevlak 105 en de kromming 107 verder geleid, omgebogen in een richting evenwijdig aan de aanstraalplaat 79, en gelijkmatig verdeeld over de aanstraalplaat 79. Aldus ontstaat een bijzonder vlakke vloeistofstraal101 in de binnenkamer, en is de vloeistofstraal101 bovendien nagenoeg symmetrisch ten opzichte van een in figuur 4 weergegeven symmetrievlak 109 van het zuighulpstuk 1, dat door de
<Desc/Clms Page number 8>
lengteas 85 van de nippel 83 gaat.
Door een optimaal ontwerp van de aanstraalhoek a, die nauwkeurig bepaald is door de hoek die de lengteas 97 van het dwarskanaal 91 insluit met de aanstraalplaat 79, de kromtestraal van de kromming 107, de straal van de halfcirkelvormige aanstraalplaat 79, en de druk van de toegevoerde reinigingsvloeistof wordt een divergentiehoek van de vloeistofstraal 101 bereikt, die nagenoeg gelijk is aan de tophoek van de driehoekige zijwanden 51,53 van de binnenkamer 11. Aldus wordt de reinigingsvloeistof op uniforme wijze verdeeld over nagenoeg de gehele breedte B van de opening 75 van de binnenkamer 11 (zie figuur 1), zodat een groot deel van het te reinigen oppervlak met reinigingsvloeistof wordt behandeld.
Opgemerkt wordt, dat in bedrijf slechts een geringe hoeveelheid reinigingsvloeistof aanwezig is in de nippel 83, het doorvoerkanaal 87 en het dwarskanaal 91. Na het gebruik van het zuighulpstuk 1 druipt het zuighulpstuk 1 dan ook vrijwel niet na. Het gewicht van de in de nippel 83, het doorvoerkanaal 87 en het dwarskanaal 91 aanwezige reinigingsvloeistof is verwaarloosbaar en be nvloedt zodoende niet het totale gewicht van het zuighulpstuk 1 en de voortschuifkracht, die nodig is voor het verplaatsen van het zuighulpstuk l over het te reinigen oppervlak.
Zoals verder is weergegeven in figuur 3 vormen de tot het sproeiorgaan 73 behorende aanstraalplaat 79, het geleidevlak 105, het basisblok 89 met het dwarskanaal 91 en het doorvoerkanaal 87, en de nippel 83 een uit n stuk vervaardigd onderdeel, dat uit kunststof gegoten is. Tot het genoemde onderdeel behoren tevens een bevestigingsplaat 111 en een bevestigingsbeugel 113, door middel waarvan het sproeiorgaan 73 losneembaar in een tot de behuizing 3 behorende kamer 115 is bevestigd. In figuur 3 is verder een kap 117 weergegeven, door middel waarvan de kamer 115 afsluitbaar is. Het als n onderdeel vervaardigde sproeiorgaan 73 en de kap 117 zijn op snelle en eenvoudige wijze aan te brengen in de kamer 115.
Het dwarskanaal 91 wordt tijdens het bevestigen van het sproeiorgaan 73 op de in het voorgaande omschreven wijze gevormd tussen het basisblok 89 en de vlakke wand 95.
Figuur 5 toont op schematische manier een stofzuiger 119, die voorzien is van een zuighulpstuk 1 zoals getoond in de figuren 1 en 2. De stofzuiger 119 is voorzien van een zuigaggregaat 121 met een elektromotor 123, een door de elektromotor 123 aandrijfbaar schoepenwiel 125 en een stofcompartiment 127. Het zuigaggregaat 121 is via een kanaal 129 verbonden met een vloeistofafscheider 131.
Zoals in figuur 5 verder getoond wordt, is het afvoerkanaal 9 van het zuighulpstuk 1
<Desc/Clms Page number 9>
EMI9.1
verbonden met een holle steel 133, die aan een uiteinde voorzien is van een handgreep 135. De holle steel 133 is via een buigzame slang 137 verbonden met een ingang 139 van de vloeistofafscheider 131. De stofzuiger 119 is verder voorzien van een houder 141 voor een reinigingsvloeistof. De houder 141 is via een leiding 143 verbonden met een elektrische vloeistofpomp 143, die via een buigzame, parallel ten opzichte van de slang 137 en de steel aangebrachte leiding 145 is verbonden met het toevoerkanaal 0 77 van het zuighulpstuk 1. In bedrijf wordt de reinigingsvloeistof door middel van de vloeistofpomp 143 vanuit de houder 141 onder druk naar het zuighulpstuk 1 gevoerd.
De aan het te reinigen oppervlak toegevoerde reinigingsvloeistof wordt samen met de op het genoemde oppervlak aanwezige stof- door het zuighulpstuk 1 opgezogen en via de slang 137 afgevoerd naar de vloeistofafscheider 131 onder invloed van een onderdruk, die in het zuighulpstuk 1 en in de vloeistofafscheider 131 wordt opgewekt door de zuigende werking van het door de elektromotor 123 aangedreven schoepenwiel In de vloeistofafscheider 131 wordt de opgezogen reinigingsvloeistof met de daarin opgeloste stof-en onder invloed van de zwaartekracht opgevangen in een bodemgedeelte 147 van de vloeistofafscheider 131. De resterende stof-en worden in het kanaal gezogen via een vlotterkamer 149, die voorkomt dat de reinigingsvloeistof in het kanaal 129 en in het zuigaggregaat 121 wordt gezogen als de vloeistofafscheider 131 vol is.
Tenslotte worden de in het kanaal 129 gezogen stof-en in het stofcompartiment 127 uit de luchtstroming gefilterd en verzameld.
Opgemerkt wordt, dat het in het voorgaande omschreven sproeiorgaan 73 ook toepasbaar is in een zuighulpstuk, waarin de binnenkamer en de onderdrukkamer onderling op andere wijze zijn gerangschikt dan de binnenkamer 11 en de onderdrukkamer 7 van het in de figuren 1 en 2 getoonde zuighulpstuk 1. De binnenkamer en de onderdrukkamer kunnen bijvoorbeeld een gemeenschappelijke zijwand bezitten. Verder kan de binnenkamer ook voorzien zijn van niet parallelle zijwanden, die bijvoorbeeld vanaf de bovenzijde van de binnenkamer onderling uiteenlopen naar de opening van de binnenkamer toe. Ook kunnen de zijwanden van de binnenkamer een andere vorm bezitten, zoals bijvoorbeeld een rechthoekige vorm of de vorm van een parallellogram.
Verder wordt opgemerkt, dat de aanstraalplaat, afhankelijk van de gewenste vorm van de in de binnenkamer te genereren vloeistofstraal, een andere vorm kan hebben, zoals bijvoorbeeld de vorm van een ellips, of van een vierkant of een
<Desc/Clms Page number 10>
133rechthoek met afgeronde hoeken.
Tenslotte wordt opgemerkt, dat het dwarskanaal ook een andere doorsnede kan hebben, zoals bijvoorbeeld een vierkante of cirkelvormige doorsnede.
Het sproeiorgaan kan ook zonder dwarskanaal worden uitgevoerd. Zo kan de sproeiopening bijvoorbeeld ook worden aangebracht in een zijwand van het toevoerkanaal.