BE1006203A5 - Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen. - Google Patents

Abstract

Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen van het type dat in hoofdzaak gevormd wordt door twee schelpen aan één zijde scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en waarbij aan een andere zijde van de dakkoffer, één of meer sloten zijn voorzien, daardoor gekenmerkt dat een voornoemd slot in hoofdzaak gevormd wordt door een profiel (44) dat scharnierbaar opgehangen is onder de basis (19) van een omtreksprofiel (8) van de bovenste schelp (4) waarbij dit profiel (44) in hoofdzaak een aanslag vormende verdikking (51) vertoont die bedoeld is om, in gesloten toestand van de dakkoffer, in te werken onder een omteksprofiel (12) van de onderste schelp (5), een een aanslaggedeelte (47) dat bedoeld is om in te werken op de buitenwand van het voornoemd omtreksprofiel 88) van de bovenste schelp (4) wanneer de bovenste schelp (6) is vrijgemaakt van de onderste schelp (5); een profiel (54) dat schanierbaar is opgehangen in het verdikt aanslagvormend gedeelte (51) van het voornoemd profiel (44), waarbij dit profiel (54) een opwaarts gericht gedeelte (56) vertoont dat bedoeld is om, in gesloten stand van het slot, plaats te nemen achter een opwaarts gerichte rib (42)

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen, meer speciaal koffers zoals deze gebruikt worden om de laadruimte van de traditionele autokoffer uit te breiden, waarbij deze koffers van het type zijn dat op het dak van een autovoertuig wordt aangebracht, in het algemeen door tussenkomst van allesdragers of dergelijke waarop zij bevestigd zijn. 



  Niet alleen vormt zulke dakkoffer volgens de uitvinding een vergroting van de laadruimte van de traditionele autokoffer, doch zulke dakkoffer laat in het algemeen toe er lange voorwerpen, zoals skips, golfclubs, visgerei of dergelijke mee te vervoeren. 



  Een voorwerp van de dakkoffer volgens de huidige uitvinding heeft betrekking op het of de sloten van zulke dakkoffer die toelaten dat, in welke omstandigheid dan ook, het openen en sluiten van zulke dakkoffer op zeer doeltreffende wijze met   een   hand en door   een   enkele beweging kan geschieden, zonder dat bepaalde elementen dienen te worden aangehaakt of dergelijke. 



  De verbeteringen volgens de uitvinding die de voornoemde en andere kenmerken vertonen bestaan tot dit doel hoofdzakelijk uit een slot dat gevormd wordt door een profiel dat scharnierbaar opgehangen is onder de bovenste schelp van de dakkoffer waarbij dit profiel in hoofdzaak een aanslag vormende verdikking vertoont die bedoeld is om, in gesloten toestand van de dakkoffer, in te werken onder een deel van de onderste schelp van de dakkoffer en een aanslaggedeelte dat bedoeld is om in te werken op de buitenwand van de bovenste schelp wanneer deze laatste 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 vrijgemaakt is van de onderste schelp ;

   een profiel dat scharnierbaar is opgehangen in het verdikt aanslagvormend gedeelte van het voornoemd profiel, waarbij dit profiel een opwaarts gericht gedeelte vertoont dat bedoeld is om, in gesloten stand van het slot, plaats te nemen achter een opwaarts gerichte rib voorzien op de onderste schelp en waarbij het profiel tenslotte nog voorzien is van een onderwaarts gerichte lip met omgebogen uiteinde dat een handgreep vormt ; middelen die tussen de profielen zijn voorzien met de betrachting deze profielen uit elkaar te duwen ; en middelen die toelaten het slot volledig te vergrendelen. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een dakkoffer met verwijzing naar de bijgaande tekeningen waarin : figuur 1 in perspektief een autovoertuig weergeeft voorzien van een dakkoffer die de verbeteringen volgens de uitvinding toepast ; figuur 2 op grotere schaal een zijaanzicht weergeeft van het gedeelte van de dakkoffer dat in figuur 1 door
F2 is aangeduid, meer speciaal ter plaatse van een slot ;

   figuren 3,4 en 5 doorsneden weergeven volgens de lijnen III-III, IV-IV en V-V in figuur   2i   figuur 6 een zicht, respektievelijk doorsnede, weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur   3i   figuren 7,8 en 9 zichten zijn gelijkaardig aan dit van figuur 3 doch voor verschillende standen van het slot volgens de uitvinding ; 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 10 de bevestiging weergeeft van een   kofferschelp   met het omtreksprofiel ervan door middel van de rondom lopende dichtingsring ; figuur 11 de toestand weergeeft van voornoemde dichtingsring na bevestiging van de   kofferschelp   met het omtreksprofiel. 



  In figuur 1 is een autovoertuig 1 weergegeven waarop, door tussenkomst van allesdragers 2, een dakkoffer 3 is bevestigd die de verbeteringen volgens de uitvinding toepast. 



  Zulke dakkoffer bestaat in hoofdzaak uit twee delen, namelijk een bovenste schelp 4 en een onderste schelp 5 die geschikt voorzien zijn van omtreksprofielen en die aan   een   zijde scharnierbaar met elkaar zijn verbonden, terwijl zij aan een andere zijde voorzien zijn van   een   of meer sloten. 



  De bovenste schelp 4 wordt in deze uitvoeringsvorm gevormd door in hoofdzaak de eigenlijke schelp   6 ;   een eerste omtreksprofiel   7 ;   een tweede omtreksprofiel   8 ;   en tussen dit laatste en de eigenlijke schelp 6 een dichtingsring 9, terwijl de onderste schelp 5 in hoofdzaak gevormd wordt door de eigenlijke schelp   10 ;   een derde omtreksprofiel   11 ;   een vierde omtreksprofiel   12 ;   en tussen dit laatste en de eigenlijke schelp 10 een dichtingsring 13. 



  De algemene vorm van de schelpen 6 en 10 kan verschillend zijn t. o. v. elkaar, doch de vrije randen van deze schelpen zullen ieder een naar buiten toe doorgezet gedeelte 14 vertonen. 



  De profielen 7 en 11 zullen bij voorkeur gelijk zijn aan elkaar en een wandgedeelte 15 vertonen dat de vorm volgt van het aanliggende gedeelte van de schelp 6, 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 respektievelijk 10, waarbij deze profielen 7 en 11 verder gevormd worden door een eerste horizontale flens 16 ter hoogte van het uiteinde van het buitenwaarts doorgezet gedeelte 14 van een schelp 6 of 10, een tweede horizontale flens 17 die op een afstand van de eerste flens is geplaatst ten einde het betreffende profiel een bijkomende stijfheid te geven en, op het vrije uiteinde van de eerste horizontale flens 16, een 90 graden omgezette rand 18 die van de flens 17 is weggericht. 



  De vrije uiteinden van de omgezette randen 18 eindigen op een welbepaalde afstand van elkaar. 



  Het voornoemd tweede profiel 8 vertoont een horizontale basis 19 die aanligt tegen de buitenwand van de flens 16 van het profiel   7 ;   een vertikale opstaande rib 20 die zich plaatst tussen het profiel 7 en de omgezette rand 14 van de schelp   6 ;   en een buitenste flens 21 die, naar onder toe vertikaal gericht is op de basis 19 van het profiel 8 en die, naar boven toe de helling van de schelp 6 kan, doch niet noodzakelijk moet, volgen. 



  De vrije rand van het onderste gedeelte van de flens 21 bezit een naar binnen gerichte versterkingsrib 22, terwijl de vrije rand van het bovenste gedeelte van de flens 21 een naar binnen gerichte rib 23 vertoont die tegelijkertijd een versteviging vormt van het profiel 8 en tevens een verankeringselement voor de dichtingsring 9. 



  Inderdaad, zoals uit de figuren 10 en 11 blijkt bezit deze dichtingsring 9, die bij voorkeur in rubber is verwezenlijkt, een L-vormige vorm waarvan   een   flens een inwendige insnijding 24 vertoont, terwijl de buitenste hoek van het profiel een insnijding 25 vertoont. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 De hoek tussen de flenzen van de dichtingsring 9 is bijvoorkeur enigzins groter dan 90 graden waarbij de tweede flens konvergerend is uitgevoerd, terwijl de buitenrand van de onderste flens is tenslotte afgeschuind. 



  Daar waar het profiel 7, meer speciaal de flens 16 ervan op geschikte wijze verbonden is met de basis 19 van het profiel 8, bijvoorbeeld door op regelmatige afstanden voorziene klinknagels 26, is de schelp 6 bevestigd t. o. v. het profiel 8 door het inbrengen van de dichtingsring 9 die tegelijkertijd de dichtheid tussen schelp 6 en profiel 8 verzekert. 



  Zoals blijkt uit figuur 10 zal deze verbinding bekomen worden door de dichtingsring 9 tussen de schelp 6 en de flens 21 van het profiel 8 aan te brengen volgens pijl P,   een   en ander zodanig dat het afgeschuind uiteinde 27 van deze dichtingsring zich op het schuin gedeelte 8 van de schelp 6 plaatst waarbij, enerzijds, de insnijding 24 dicht wordt geduwd tot wanneer de insnijding 25 inhaakt achter de rib 23 van het profiel 8 wat automatisch als gevolg heeft dat het vrij uiteinde van de in deze figuur bovenste flens van de dichtingsring 9 stevig tegen de wand van de schelp 6 komt te liggen zoals weergegeven in de figuren. 



  Het voornoemd vierde profiel 12 vertoont een basis 29 die aanligt met de buitenwand van de flens 16 van het profiel 11 waarbij op deze basis 29 een vertikale rib 30 is voorzien die zich plaatst tussen het profiel 7 en het doorgezet gedeelte 14 van de schelp 10, waarbij voorbij deze rib 30 de basis 29 verlengd is tot onder de flens 21 van het voornoemd profiel 8 en aldaar voorzien is van een omlaag gerichte flens 31 die de plaatselijke helling van de schelp 10 kan, doch niet noodzakelijk moet, volgen en 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 waarbij deze flens 31 aan haar vrije uiteinde voorzien is van een rib 32 gelijkaardig aan de rib 23 van het profiel 8. 



  Aan de andere rand is de basis 29 voorzien van een vertikaal gedeelte 33 dat in de helft van de afstand tussen de flenzen 16 van de profielen 7 en 11 verlengd is door een teruggebogen gedeelte 34 dat evenwijdig is met de basis 29 en waarbij dit gedeelte 34 aan zijn vrije uiteinde verlengd is door een gedeelte 35 dat bovenaan is omgebogen met de bedoeling aan te liggen, enerzijds, tegen de onderwand van de basis 19 van het profiel 8 en, anderzijds, tegen de binnenwand van het omlaag gerichte gedeelte 18 van het profiel 7. 



  Zoals voor de schelp 4 is ook in dit geval de verbinding tussen de profielen 11 en 12 verzekerd door op regelmatige afstanden aangebrachte klinknagels of dergelijke 36 terwijl de eigenlijke schelp 10 met het profiel 12 is verbonden door middel van een doorlopende dichtingsring 13. 



  Ter plaatse van een slot 37 volgens de uitvinding is over een breedte L in de flens 21 een insnijding 38 aangebracht, terwijl onder de basis 19 van het profiel 8 een profiel 39 is bevestigd, bijvoorbeeld door een tweetal klinknagels 26 die in dit geval tegelijkertijd de profielen 39, 8, en 7 met elkaar verbinden, waarbij dit profiel 39 naar buiten toe over de ganse lengte een cylindrische uitholling 40 vertoont die als scharnierholte kan fungeren. 



  Op dezelfde wijze is, bijvoorbeeld door plaatselijke klinknagels 36, met de basis 29 van het profiel 12 een profiel 41 bevestigd dat naar buiten toe een schuin opwaarts gerichte lip 42 vertoont. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  Met de scharnierholte 40 waarvan de ingang smaller is dan de diameter van de eigenlijke holte kan het cylindrisch gedeelte 43 samenwerken van een profiel 44 dat, zoals hierna zal blijken, als handgreep dienstig is. 



  Het cylindrisch gedeelte 43 treedt uit de scharnierholte 40 via een naar onder gerichte verlenging 45 waarbij deze verlenging, wanneer het slot 37 zich in gesloten toestand bevindt, naar buiten toe verlengd is door een horizontaal gedeelte 46 dat tot voorbij de flens 21 van profiel 8 reikt en aldaar naar boven toe is omgebogen tot een gedeelte 47 dat aanslag vormt waarbij dit gedeelte 47 zelf naar omlaag verlengd is door een gebogen deel 48 dat onderaan een teruggeplooid gedeelte 49 vertoont. 



  De verlenging 45 is naar binnen toe voorzien van een schuin gedeelte 50 dat eindigt in een verdikt aanslag vormend gedeelte 51 waarvan de bovenwand horizontaal is uitgevoerd en juist aanligt met de onderwand van het teruggebogen gedeelte 34 van het profiel 12, terwijl in het gedeelte 51 over de ganse lengte een cylindrische holte 52 is voorzien die verbonden is met een uitgang waarvan de breedte kleiner is dan de diameter van deze holte 52 die als scharnierholte kan fungeren. 



  Met deze scharnierholte 52 werkt een cylindrisch gedeelte 53 samen van een profiel 54 dat als tweede handgreep dienstig is waarbij dit profiel gevormd wordt door een schuine omlaag lopende verlenging 55 van het voornoemd cylindrisch gedeelte 53 die overgaat in een opwaarts gericht gedeelte 56 dat kan inhaken achter de opwaarts gerichte lip 42 van het profiel 41, terwijl dit gedeelte 56, voorbij het uiteinde van deze opwaarts gerichte lip 42 een horizontale verlenging 57 bezit die aan haar vrij 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 uiteinde een tand 58 vertoont die rust op de binnenwand van het teruggeplooid gedeelte 49 van het profiel 44. 



  De verlenging 57 vertoont tenslotte nog een onderwaarts gerichte lip 59 met omgebogen uiteinde 60 die handgreep vormt. 



  Tussen de profielen 44 en 54 is een veer 61 voorzien die deze profielen steeds uit elkaar tracht te drukken terwijl bij voorkeur nog een niet getoonde veer zal voorzien worden tussen het profiel 44 en de schelp 4 die de betrachting heeft het profiel 44 naar buiten te wentelen. 



  Uiteindelijk zal in een zijwand van het profiel 44 nog een cylinderslot of dergelijke 62 worden aangebracht dat achteraan een grendel 63 vertoont die zieh, in vergrendelde toestand van het slot 62 boven het profiel 54 plaatst. 



  Dit slot 62 zal aangebracht worden in een vol gedeelte van het profiel 44 zoals dit bijvoorkeur aan iedere zijde zal uitgevoerd zijn. 



  De werking van het slot 37 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en als volgt. Wanneer de koffer zich in gesloten toestand bevindt, bevinden de kofferschelpen 4 en 5, respektievelijk de ermee verbonden profielen en slot, respektievelijk sloten, zieh in de toestand zoals weergegeven in de figuren 2 tot 6. 



  Om het slot te ontgrendelen volstaat het, door middel van een geschikte sleutel die in het slot 62 past, de grendel 63 te verdraaien volgens pijl   P1   in figuur 6 waardoor het profiel 54 ontgrendeld wordt, doch ter plaatse blijft. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 



  Op dit ogenblik kan men echter op het omgebogen uiteinde 60 van de lip 59 van het profiel 54, een kracht uitoefenen volgens pijl P2 waardoor het profiel 54 tegen de werking van de veer 61 in opwaarts scharniert tot in de stand zoals weergegeven in figuur 7. 



  Hierbij komt het gedeelte 56 van het profiel 54 vrij   t. o. v.   de lip 42 van het profiel 41 met als gevolg dat het profiel 44 rond zijn scharnierpunt 43-39 volgens pijl P3 kan gewenteld worden tot in de stand zoals weergegeven in figuur 8,   een   en ander zodanig dat het verdikt gedeelte 51 van het profiel 44 verwijderd wordt van onder het aanslag vormend gedeelte 34 van het profiel 12, waarbij de verdraaiing van het profiel 44 eventueel kan geholpen worden door een in de tekeningen niet getoonde veer tussen profiel 44 en een vast gedeelte van de schelp 4. 



  Op dit ogenblik zijn de schelpen 4 en 5 vrij   t. o. v.   elkaar zodanig dat schelp 4 volgens pijl P4 naar boven kan verplaatst worden   t. o. v.   schelp 5, beweging die is weergegeven in figuur 9, waarbij schelp 4 gewenteld wordt rond niet getoonde scharnieren die tot dit doel aan de tegenoverliggende zijde van de dakkoffer zijn aangebracht. 



  Om de koffer te sluiten volstaat het de schelp 4 omlaag te bewegen tot wanneer de stand van figuur 8 wordt bereikt waarna het profiel 44 volgens pijl P5 naar binnen wordt gewenteld tot wanneer dit in de stand komt van figuur 7 waarna het profiel 54 onder inwerking van de veer 61 automatisch in de stand wordt gebracht zoals weergegeven in figuur 3. 



  Deze stand houdt als het ware een vergrendeling in van het slot 37 waardoor ieder ongewild openen van dit slot wordt vermeden, enerzijds doordat het gedeelte 56 van het profiel 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 54 inhaakt achter de lip 42 van het profiel 41 terwijl het aanslagvormend verdikt gedeelte 51 van het profiel 41 aanligt tegen de verlenging 34 van het profiel 12. 



  Ten einde het slot, meer speciaal de dakkoffer, te beschermen tegen diefstal kan vervolgens het slot 62 verdraaid worden ten einde de grendel 63 boven het profiel 54 te plaatsen. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een voornoemd slot dat op zeer eenvoudige wijze een dakkoffer voor een autovoertuig kan vergrendelen, respektievelijk ontgrendelen, zonder dat de bedienaar van het slot ingewikkelde handelingen moet uitoefenen zoals bijvoorbeeld het aanhaken of dergelijke van bepaalde onderdelen.

Claims (1)

1. Konklusies. 1. - Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen van het type dat in hoofdzaak gevormd wordt door twee schelpen (4-5) die verbonden zijn aan hun vrije naar elkaar gerichte open uiteinden met omtreksprofielen (8-12) via dewelke deze schelpen aan een zijde scharnierbaar met elkaar zijn verbonden en waarbij aan een andere zijde van de dakkoffer, een of meer sloten zijn voorzien, daardoor gekenmerkt dat een voornoemd slot in hoofdzaak gevormd wordt door een profiel (44) dat scharnierbaar opgehangen is onder de basis (19) van een omtreksprofiel (8) van de bovenste schelp (4) waarbij dit profiel (44) in hoofdzaak een aanslag vormende verdikking (51) vertoont die bedoeld is om, in gesloten toestand van de dakkoffer, in te werken onder een omtreksprofiel (12) van de onderste schelp (5),

   en een aanslaggedeelte (47) dat bedoeld is om in te werken op de buitenwand van het voornoemd omtreksprofiel (8) van de bovenste schelp (4) wanneer de bovenste schelp (6) is vrijgemaakt van de onderste schelp (5) ; een profiel (54) dat scharnierbaar is opgehangen in het verdikt aanslagvormend gedeelte (51) van het voornoemd profiel (44), waarbij dit profiel (54) een opwaarts gericht gedeelte (56) vertoont dat bedoeld is om, in gesloten stand van het slot, plaats te nemen achter een opwaarts gerichte rib (42) voorzien op de basis (29) van een omtreksprofiel (12) van de onderste schelp (5), en waarbij het profiel (54) nog voorzien is van een onderwaarts gerichte lip (59) met omgebogen uiteinde (60) dat een handgreep vormt ; middelen (61) die tussen de profielen (44) en (54) zijn voorzien met de betrachting deze profielen (44-54) uit elkaar te duwen ;

   en middelen (63) die toelaten het slot volledig te vergrendelen. <Desc/Clms Page number 12>

   2.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het profiel (54) voorzien is van een aanslag of tand (58) die in gesloten toestand van de dakkoffer inwerkt op het profiel (44).

   3.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat onder het omtreksprofiel (8) een profiel (39) is bevestigd waarin over de ganse lengte een cylindrische uitholling (40) is voorzien die tot buiten het profiel (39) verlengd is door een ingang die smaller is dan de diameter van de cylindrische holte.

   4.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat met de cylindrische uitholling (40) een cylindrisch gedeelte (43) samenwerkt van het profiel (44) waarbij dit laatste gevormd wordt door een naar onder gerichte verlenging (45) aan het cylindrisch gedeelte (43) dat naar buiten toe verlengd is door een horizontaal gedeelte (46) dat plaatselijk tot buiten het omtreksprofiel (8) van de schelp (4) reikt en aldaar naar boven toe omgebogen tot een aanslagvormend gedeelte (47) dat in de open stand van het slot aanligt tegen het profiel (8), waarbij dit gedeelte (47) verder verlengd is door een omlaag gericht gebogen deel (48) dat onderaan een teruggeplooid gedeelte (49) vertoont, terwijl de voornoemde verlenging (45) naar binnen toe een schuin gedeelte (50)

   vertoont dat eindigt in een verdikt aanslagvormend gedeelte (51) dat inwerkt onder het omtreksprofiel (12) van de schelp (5) en waarbij dit verdikt gedeelte (51) over de ganse lengte een cylindrische holte (52) bezit die verlengd is door een uitgang waarvan de breedte kleiner is dan de diameter van deze holte (52).

   <Desc/Clms Page number 13> 5.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat het profiel (54) gevormd wordt door een cylindrisch gedeelte (53) dat scharnierbaar kan aangebracht worden in de cylindrische holte (52) van profiel (44), waarbij dit cylindrisch gedeelte (53) naar onder toe verlengd is door een gedeelte (55) dat overgaat in een opwaarts gericht gedeelte (56) dat kan inhaken achter de opwaarts gerichte lip (42) van de onderste schelp (5) terwijl dit gedeelte (56) voorbij het uiteinde van de lip (42) een horizontale verlenging (57) bezit waarop, naar onder toe een lip (59) met omgebogen uiteinden (60) is aangebracht.

   6.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat de horizontale verlenging (57) aan haar vrij uiteinde een tand (58) vertoont die kan rusten op de binnenwand van het teruggeplooid gedeelte (49) van het profiel (44).

   7.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat tussen de profielen (44) en (54) middelen (61) zijn voorzien die deze profielen steeds uit elkaar trachten te bewegen.

   8.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat tussen het profiel (44) en de schelp (4) middelen zijn voorzien die de profielen (44 en 45) steeds naar buiten trachten te wentelen.

   9.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens konklusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde middelen gevormd worden door een veer. <Desc/Clms Page number 14>

   10.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de onderste schelp (5), meer speciaal het profiel (12) een teruggeplooid gedeelte (34) vertoont waaronder het aanslagvormend verdikt gedeelte (51) van het profiel (44) kan inwerken.

   11.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de minimale wentelverplaatsing van het profiel (54) enigszins groter is dan de hoogte van de lip (42) van de schelp (5).

   12.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat de wentelverplaatsing van het profiel (44) groter is dan de breedte van het teruglopend gedeelte (34) van het profiel (12).

   13.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen, volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat in het profiel (44) een slot (62) is voorzien waarvan de grendel (63) in de bodem van het profiel (54) kan geplaatst worden wanneer dit laatste inhaakt achter de lip (42) van de schelp (5).

   14.-Verbeteringen aan dakkoffers voor autovoertuigen, volgens een van de vorige konklusies, daardoor gekenmerkt dat het doorgezet gedeelte (14) van een schelp (6 of 10) verbonden is met de eigenlijke schelp (6 of 10) door middel van een schuin gedeelte (28).