BE1000015B1

BE1000015B1 - Werkwijze voor het installeren van een verkeersdetectieradar

Info

Publication number: BE1000015B1
Application number: BE2012/0497A
Authority: BE
Inventors: Pascal Degryze; Steve Veldeman; Pieter Messely
Original assignee: Flir Systems Trading Belgium Bvba; Traficon International
Priority date: 2012-07-13
Filing date: 2012-07-13
Publication date: 2015-11-26
Also published as: WO2014009937A1

Abstract

Werkwijze voor het installeren van een verkeersdetectieradar ondergebracht in een behuizing, welke verkeersdetectieradar voorzien is om een radarbundel te genereren om verkeer op een weg te detecteren, waarbij een door de radarbundel te bestrijken weggedeelte wordt bepaald alsook een met dat weggedeelte gerelateerde inclinatiehoek onder welke inclinatiehoek de radar in de behuizing wordt gemonteerd zodat de radarbundel het bepaalde weggedeelte kan bestrijken, welke inclinatiehoek ten op zichte van een referentievlak waarin de radar zal worden opgesteld bepaald wordt, en waarbij de behuizing van een plaatsingvlak wordt voorzien dat met het referentievlak dezelfde inclinatiehoek vertoont, op welke plaatsingsvlak een waterpas wordt geplaatst.

Description

Werkwijze voor het installeren van een verkeersdetectieradar

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het installeren van een verkeersdetectieradar ondergebracht in een behuizing, welke verkeersdetectieradar voorzien is om een radarbundel te genereren om verkeer op een weg te detecteren.

Een dergelijke werkwijze is algemeen bekend bij het installeren van een verkeersdetectieradar. Deze laatste worden onder meer gebruikt bij verkeersregelsystemen om het verkeer op de weg te regelen. Het gebruik van een radar biedt het voordeel dat zij meestal het verkeer over enkele honderden meters van de plaats waar de radar opgesteld is kunnen waarnemen, vooropgesteld natuurlijk dat zij correct opgesteld zijn. Een correcte opstelling van de radar in de behuizing houdt in dat de radar meestal onder een inclinatiehoek gemonteerd is zodat de radarbundel zich niet evenwijdig aan de weg uitstrekt maar een hoek met de weg maakt zodat een groter weggedeelte binnen de radarbundel valt.

Een probleem van de bekende behuizing is dat de personen die de behuizing waarin de radar is opgenomen plaatsen, correct moeten plaatsen zodat de radarbundel zich ook op het te bewaken weggedeelte uitstrekt. Dit vereist nauwkeurigheid, kennis en tijd van diegene die de radar plaatsen.

De uitvinding heeft tot doel een werkwijze voor het installeren van een verkeersdetectieradar ondergebracht in een behuizing te realiseren waarbij het plaatsen van de radar met diens behuizing sneller en correcter kan geschieden.

Een werkwijze volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk dat een door de radarbundel te bestrijken weggedeelte wordt bepaald alsook een met dat weggedeelte gerelateerde inclinatiehoek onder welke inclinatiehoek de radar in de behuizing wordt gemonteerd zodat de radarbundel het bepaalde weggedeelte kan bestrijken, welke inclinatiehoek ten opzichte van een referentievlak waarin de radar zal worden opgesteld bepaald wordt, en waarbij de behuizing van een plaatsingvlak wordt voorzien dat met het referentievlak dezelfde inclinatiehoek vertoont, op welke plaatsingsvlak een waterpas wordt geplaatst. Door het bepalen van de inclinatiehoek wordt er zorg voor gedragen dat de radar correct opgesteld kan worden zodat de gegenereerde radarbundel ook effectief volgens de correcte richting kan worden uitgestraald en een voldoende gedeelte van het verkeer, dat zich op de te bewaken weggedeelte bevindt, kan bewaken. Daar echter deze inclinatiehoek in de meeste gevallen zal afwijken van een rechte hoek ten opzichte van het referentievlak dient men ervoor te zorgen dat de radar ook correct wordt opgesteld. Door het aanbrengen van het plaatsingsvlak dat met het referentievlak dezelfde inclinatiehoek vertoont, en het op dat plaatsingsvlak aanbrengen van een waterpas, wordt het uitrichten van de radar herleid tot het “waterpas” brengen van de radarbehuizing. Dit is eenvoudig te realiseren en de kans op foute uit-lijning wordt ook aanzienlijk minder.

Een eerste voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de behuizing op een paal gemonteerd is die, wanneer opgesteld, zich langs een verticale as uitstrekt, en waarbij als referentievlak een vlak gekozen wordt waarin de as zich uitstrekt, welke inclinatiehoek bepaald wordt ten opzichte van een lijn die zich loodrecht op genoemde as uitstrekt. Daar een radar voor verkeers-detectie meestal op een bepaalde hoogte boven de te bewaken weg wordt geplaatst om zodoende de weg te overzien, is het gebruik van een paal de meest aangewezen oplossing. Door nu de verticale as van de paal als referentievlak te kiezen wordt de keuze van het referentie vlak eenvoudig en betrouwbaar.

Een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het plaatsingsvlak middels verwijderen van materiaal waaruit de behuizing is vervaardigd wordt aangebracht. Hierdoor kan worden uitgegaan van een standaardbehuizing waaruit materiaal bijvoorbeeld weg te frezen is.

Een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat het plaatsingsvlak gevormd wordt middels het aanbrengen van een opzetstuk op de behuizing, welk opzet-stuk een zijde bevat die schuin volgens de inclinatiehoek zich uitstrekt. Een opzetstuk met de bepaalde inclinatiehoek is eenvoudig te realiseren en op de behuizing aan te brengen.

Een vierde voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de te plaatsen waterpas een waterpas voorzien van een assenkruis is en zodanig wordt geplaatst dat een as van het assenkruis zich in dezelfde richting in een horizontaal vlak als de richting van een centrale as van de radarbundel uitstrekt. Hierdoor wordt het niet alleen mogelijk om de radar in het verticale vlak uit te lijnen maar ook in het horizontale vlak.

Een vijfde voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding heeft het kenmerk dat de te plaatsen waterpas een waterpas voorzien van een hoekgradatie is. Hierdoor is het mogelijk om ook in het geval dat de weg een hellingshoek vertoont tot een correcte uitlijning over te gaan.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. In de tekening laat:

Figuur 1 een zijaanzicht zien van een in een behuizing ingebouwde verkeersdetectieradar;

Figuur 2 een bovenaanzicht zien van een in een behuizing ingebouwde verkeersdetectieradar;

Figuur 3. respectievelijk 4, de gegenereerde radarbundel met een inclinatiehoek evenwijdig aan de weg, respectievelijk met een inclinatie-hoek niet evenwijdig aan de weg zien;

Figuur 5 schematisch de rotatie van de radar zien; en

Figuur 6 schematisch een doorsnede in hoogterichting doorheen de behuizing van de verkeersdetectieradar zien.

In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde refe-rentiecijfer toegekend.

Figuur 1 laat een zijaanzicht zien van een in een behuizing 2 ingebouwde verkeersdetectieradar 1. De radar is in de behuizing, bijvoorbeeld uit kunststof vervaardigd, ondergebracht teneinde de radar te beschermen tegen weersomstandigheden en vandalisme. Immers de verkeersdetectieradar wordt buiten langs een te bewaken weg opgesteld en dient dus beschermd te worden. Daar de radar het naar hem toekomende verkeer bewaakt wordt hij meestal op een bepaalde hoogte gelegen tussen 2 en 14 meter, bij voorkeur 8 meter, boven het wegdek gemonteerd. Hiertoe wordt de behuizing dan bijvoorbeeld op een paal 3 gemonteerd. De paal strekt zich dan, wanneer hij opgesteld is, langs een verticale as in hoogte richting uit. Het is echter ook mogelijk om de radar met behuizing bijvoorbeeld op een brug te monteren, indien deze toevallig aanwezig is op het te bewaken weggedeelte, of op een dwarsligger van een verkeerslicht of aan een verkeersbord dat zich over de weg uitstrekt. De behuizing is bij voorkeur roteerbaar gemonteerd zodat zij ten minste in een vertikaal vlak beweegbaar is om zodoende de behuizing te kunnen draaien en onder meer rekening te houden met de hellingshoek van de weg. Bij voorkeur is de behuizing ook in een horizontaal vlak roteerbaar gemonteerd om zodoende de radar naar de weg te richten en er voor te zorgen dat de gegenereerde radarbundel ook daadwerkelijk de weg bestrijkt.

Zoals ook weergegeven in Figuur 2 is bovenop de behuizing een waterpas 8 aangebracht. Het zal echter duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is op het aanbrengen van de waterpas bovenop de behuizing maar dat andere plaatsen ook mogelijk zijn zoals bijvoorbeeld op een uitsteeksel aangebracht op een zijvlak van de behuizing. De montage bovenaan geniet de voorkeur daar zij eenvoudig te realiseren is. Bij voorkeur is het waterpas voorzien van een assenkruis 9 dat voordeligerwijze verder van een hoekgradatie is voorzien zoals hierna verder zal worden toegelicht.

Een verkeersdetectieradar wordt in het algemeen gebruikt om verkeer te bewaken en zodoende de verkeerstroom te regelen bijvoorbeeld door de cyclus van verkeerslichten te sturen of door een aanbevolen snelheid aan te geven. Het is dus van belang dat de verkeersdetectieradar, in functie van de gegenereerde radarbundel, een zo groot mogelijk weggedeelte van de te bewaken weg bestrijkt. Om dit nader toe te lichten zal eerst de theorie rond het installeren van een verkeersdetectieradar worden toegelicht. Figuur 3 illustreert een door de radar 1 gegenereerde radarbundel 5. De radar is op een hoogte h opgesteld, bijvoorbeeld 8 meter, boven het wegdek 4. De radar is verder zo opgesteld dat de centrale as 6 van de radarbundel 5 zich evenwijdig met het vlak van het wegdek uitstrekt, of met andere woorden de radar heeft ten opzichte van het wegdek een inclinatiehoek Ω=0. Met deze opstelling bestrijkt de radarbundel een gedeelte AB van het wegdek. Dit is echter een te klein gedeelte van de weg en is onvoldoende om een gedegen bewaking en regeling van het verkeer te realiseren. Figuur 4 illustreert een radarbundel 5 waarvan de centrale as 6 niet evenwijdig met het wegdek loopt, maar zich onder een inclinatiehoek Ω^Ο uitstrekt. Dit wordt verkregen door de radar onder de inclinatiehoek Ω te laten roteren. Wanneer, zoals weergegeven in figuur 5, het assenstelsel x,y datgene voorstelt van een coördinatenstelsel waarbij de x-as evenwijdig met het wegdek loopt en de y-as loodrecht op het wegdek staat, dan heeft het roteren van de radar tot gevolg dat zijn coördinatenstelsel ook over de hoek Ω geroteerd wordt en een coördinatenstelsel x’,y’ wordt verkregen, zoals in stippellijn weergegeven. Door deze rotatie van de radar zal natuurlijk de centrale as 6 van de radarbundel ook roteren en deze zal samenvallen met de x’-as. Hierdoor bestrijkt, zoals weergeven in figuur 4, de radarbundel 5 een veel groter gedeelte AB van de weg 4, waardoor een groter deel van het verkeer door de radar wordt gezien en dus een betere bewaking mogelijk wordt.

De figuren 3,4 en 5 illustreren een vlak wegdek, maar het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot verkeersdetectieradars die alleen bestemd zijn voor vlakke wegen en dat zij ook kan worden toegepast wanneer de weg een hellingshoek verschillend van nul vertoont. Verder moet ook worden opgemerkt dat een weg vele configuraties kan aannemen. Zo kan de weg niet alleen vlak zijn of een hellingshoek verschillend van nul vertonen, maar kan de weg recht zijn of een bocht vertonen, één of meer rijstroken bevatten, voorzien zijn van een fietspad, een middenberm, enz. Alle deze verschillende configuraties dienen in beschouwing te worden genomen bij het monteren van de radar. Belangrijk bij het opstellen van de radar is dat in functie van de lokale configuratie een door de radarbundel 5 te bestrijken weggedeelte AB wordt bepaald wat op zijn beurt de oriëntatie van de radar ten opzichte van de weg zal bepalen. Zo zal het bijvoorbeeld duidelijk zijn dat de waarde van de inclinatiehoek van de radarbundel een andere zal zijn bij een vlakke dan bij een hellende weg. Door het bepalen van het gedeelte AB van het wegdek, welk gedeelte door de radarbundel dient te worden bestreken, wordt een met dat weggedeelte gerelateerde inclinatiehoek Ω bepaald onder dewelke de radar in de behuizing dient te worden gemonteerd zodat ook het weggedeelte AB door de radarbundel wordt bestreken. De inclinatiehoek wordt bepaald ten opzichte van het referentievlak (x,y coördinatenstelsel) waarin de radar zal worden opgesteld. Daar de radar meestal op een paal wordt gemonteerd, welke paal zich langs een verticale as in de hoogte uitstrekt, wordt deze verticale as bij voorkeur als de y-as van het referentievlak gekozen. De inclinatiehoek wordt dan in dat x,y coördinatenstelsel bepaald, in casu ten opzichte van de x-as. De inclinatiehoek varieert, in functie van de configuratie van de betreffende weg waar de radar zal worden opgesteld, tussen -20° en + 20°, bij voorkeur tussen -10° en +10°, meer in het bijzonder tussen -5° en +5°. De hoogte waarop de radar gemonteerd is speelt hier natuurlijk ook een rol.

Het spreekt voor zich dat de radar natuurlijk zo wordt opgesteld dat de radarantenne naar de weg gericht is. Dit laatste is van belang omdat de radar hetzij langs de weg hetzij boven de weg wordt aangebracht. Wordt de radar langs de weg aangebracht dan wordt hij in een horizontaal vlak gedraaid zodat de centrale as van de radarbundel ook op het te bewaken weggedeelte gericht. Hiertoe biedt het assenkruis waarmede het waterpas bij voorkeur voorzien is een voordelige oplossing. Immers het waterpas wordt zo aangebracht dat een as van het assenkruis zich in dezelfde richting in een horizontaal vlak uitstrekt als de richting van de centrale as 6 van de radarbundel. Bij het uitlijnen van de radar hoeft de monteur dan alleen maar de behuizing zo in een horizontaal vlak te draaien dat de betreffende as van het assenkruis in de richting van het te bewaken weggedeelte wijst. Ook indien de radar boven de weg wordt geplaatst biedt het assenstelsel een voordeel daar het dan ook volstaat om gebruik te maken van dat assenstelsel om de radar juist uit te lijnen dat zijn radarbundel samenvalt met de as van het te bewaken weggedeelte.

Het bepalen van de inclinatiehoek is één aspect wat een rol speelt bij het plaatsen van de radar. Er voor zorgen dat de radar daadwerkelijk ook in het verticale vlak correct wordt opgesteld, zodat ook het weggedeelte door de radarbundel wordt bestreken, is een ander aspect. Doordat, zoals weergegeven in de figuur 6, de radar onder een inclinatiehoek Ω dient te worden opgesteld, dient men er ook voor te zorgen dat de radar ook onder deze hoek wordt opgesteld bij het plaatsen van de radar. Om dit te vereenvoudigen wordt de behuizing zo gebouwd dat een plaat-singsvlak 7 wordt voorzien. Dit plaatsingsvlak 7 vertoont met het referen-tievlak dezelfde inclinatiehoek Ω en op dit plaatsingsvlak wordt het waterpas 8 geplaatst. Het plaatsingsvlak wordt verkregen middels het verwijderen van materiaal waaruit de behuizing is vervaardigd, zoals in figuur 6 is weergegeven, of middels het aanbrengen van een opzetstuk op de behuizing. Dat opzetstuk bevat dan een schuine zijde die zich volgens de inclinatiehoek uitstrekt. Doordat het waterpas zich nu op het plaatsingsvlak 7 bevindt en dat plaatsingsvlak zich ook onder de inclinatiehoek bevindt, volstaat het om de radar waterpas op te stellen om onder de juiste inclinatiehoek te zijn opgesteld.

Indien het waterpas voorzien is van een hoekgradatie dan kan deze gebruikt worden om ook rekening te houden met de hellingshoek van het weggedeelte. Het volstaat dan om de hellingshoek van het weggedeelte eerst te bepalen en vervolgens de radar zo uit te lijnen dat voor de hellingshoek van het weggedeelte wordt gecompenseerd. Zo is het mogelijk om met een standaardbehuizing te werken en met een inclinatiehoek die bepaald is voor een hellingshoek gelijk aan nul graden. Verschilt de hellingshoek van nul graden dan wordt hiervoor gecompenseerd door de radar in het verticale vlak te roteren tot op het waterpas de indicator, meestal gevormd door een luchtbel, op een positie corresponderend met de hellingshoek komt te staan. Alternatief is het echter ook mogelijk om het plaatsingsvlak in functie van de hellingshoek aan te passen, bijvoorbeeld door opzetstukken te gebruiken.

In de plaats van een waterpas met een hoekgradatie te gebruiken is het ook mogelijk om bijvoorbeeld op een zijflank van de behuizing een waterpas met gradenboog aan te brengen.

Ofschoon in de beschrijving alleen de aanwezigheid in de behuizing van een verkeersdetectieradar werd beschreven, zal het duidelijk zijn dat voor de werkwijze volgens de uitvinding het ook mogelijk is om naast de radar bijvoorbeeld ook nog een camera in de behuizing onder te brengen. Bij voorkeur wordt de radar dan bovenaan in de behuizing gemonteerd en wordt de camera onder de radar geplaatst. Net zoals voor de radar is het natuurlijk ook zo dat een correcte installatie van de camera noodzakelijk is om een gedegen verkeersbewaking te kunnen realiseren. Voor de camera is het van belang dat in het opgenomen beeld de horizon horizontaal staat om het opgenomen beeld van het verkeer niet te vertekenen. Wanneer de camera en de radar dan vast in de behuizing zijn ondergebracht dan zorgt het waterpas ervoor om een correcte uitlij-ning te kunnen realiseren.

Het gebruik van een waterpas in de behuizing zoals hiervoor beschreven zou ook kunnen worden toegepast bij een behuizing waar alleen een camera is ondergebracht. Met name wanneer de behuizing geen of onvoldoende vlakke zijden vertoont biedt het gebruik van het ingebouwde waterpas een oplossing voor het uitlijnen van de camera ten opzichte van het te bewaken weggedeelte.

Claims

CONCLUSIES

1. Werkwijze voor het installeren van een verkeersdetectieradar ondergebracht in een behuizing, welke verkeersdetectieradar voorzien is om een radarbundel te genereren om verkeer op een weg te detecteren, daardoor gekenmerkt dat een door de radarbundel te bestrijken weggedeelte wordt bepaald alsook een met dat weggedeelte gerelateerde inclinatiehoek onder welke inclinatiehoek de radar in de behuizing wordt gemonteerd zodat de radarbundel het bepaalde weggedeelte kan bestrijken, welke inclinatiehoek ten opzichte van een referentievlak waarin de radar zal worden opgesteld bepaald wordt, en waarbij de behuizing van een plaatsingvlak wordt voorzien dat met het referentievlak dezelfde inclinatiehoek vertoont, op welke plaatsingsvlak een waterpas wordt geplaatst.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de behuizing op een paal gemonteerd is die, wanneer opgesteld, zich langs een verticale as uitstrekt, en waarbij als referentievlak een vlak gekozen wordt waarin de as zich uitstrekt, welke inclinatiehoek bepaald wordt ten opzichte van een lijn die zich loodrecht op genoemde as uitstrekt.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het plaatsingsvlak middels verwijderen van materiaal waaruit de behuizing is vervaardigd wordt aangebracht.
4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het plaatsingsvlak gevormd wordt middels het aanbrengen van een opzetstuk op de behuizing, welk opzetstuk een zijde bevat die schuin volgens de inclinatiehoek zich uitstrekt.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 4, daardoor gekenmerkt dat de te plaatsen waterpas een waterpas voorzien van een assenkruis is en zodanig wordt geplaatst dat een as van het assenkruis zich in dezelfde richting in een horizontaal vlak als de richting van een centrale as van de radarbundel uitstrekt.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 5, daardoor gekenmerkt dat de te plaatsen waterpas een waterpas voorzien van een hoekgradatie is.
7. Werkwijze voor het uitlijnen van een volgens één der conclusies 1 tot en met 4 ingebouwde verkeersdetectieradar, waarbij de behuizing met de geïnstalleerde radar ten minste in een vertikaal vlak roteerbaar is, daardoor gekenmerkt dat de verkeersdetectieradar op een vlakke weg wordt opgesteld, en waarbij bij het uitlijnen de behuizing zolang wordt geroteerd totdat ze waterpas staat.
8. Werkwijze voor het uitlijnen van een volgens één der conclusies 1 tot en met 4 ingebouwde verkeersdetectieradar, waarbij de behuizing met de ingebouwde radar ten minste in een vertikaal vlak roteerbaar is, daardoor gekenmerkt dat de verkeersdetectieradar op een weg die een hellingshoek vertoont wordt opgesteld, en waarbij bij het uitlijnen de hellingshoek van de weg wordt bepaald en de behuizing zolang wordt geroteerd totdat het waterpas aangeeft dat de behuizing evenwijdig met de hellingshoek staat.
9. Werkwijze volgens een der conclusies 1 tot en met 6, daardoor gekenmerkt dat in de behuizing verder een camera wordt ondergebracht.