NL9300253A - Transportkist. - Google Patents

Description

Transportkist.

De uitvinding heeft betrekking op een transportkist van de in de aanhef van conclusie l aangegeven soort.

Een transportkist van dezelfde soort is beschreven in bijvoorbeeld DE-Gm 95 36 127. Het gaat daarbij om een meer-malig te gebruiken circulatiekist als vervanging voor golfkartonnen dozen voor eenmalig gebruik. De waren van een producent worden in een de transportkist bijvoorbeeld naar een handelaar vervoerd, daar tussentijds opgeslagen en naar behoefte uit de transportkist genomen. De dan lege transportkist wordt vervolgens ingeklapt en ruimtebesparend bewaard. Heeft men op deze wijze verscheidene lege trans-portkisten verzameld, dan worden deze teruggebracht naar de producent van de waren, dus opnieuw in omloop gebracht.

Van doorslaggevende betekenis voor het opnieuw gebruiken is dus de mogelijkheid, de transportkist ruimtebesparend in te klappen, waarbij het openklappen en inklappen eenvoudig moet geschieden. Een toereikende stabiliteit is natuurlijk ook vereist.

Een transportkist heeft telkens vier wandplaten en bij de stand der techniek volgens de soort wordt de tegenover de eerste wandplaat liggende vierde wandplaat eveneens direkt op de bodemplaat ingeklapt. Dientengevolge moet de lengte van de bodemplaat minstens overeenkomen met het tweevoudige van de hoogte van de kist. Dit beperkt de mogelijkheid tot aanpassing van het kistformaat aan opslag- en transportvoor-waarden. Een verder nadeel bestaat daaruit, dat het kistvo-lume alleen van bovenaf toegankelijk is.

Het is het doel van de uitvinding, een transportkist van dezelfde soort te creëren, die een verdere speelruimte met betrekking tot het kistformaat en een praktischer gebruik mogelijk maakt.

Dit doel wordt bereikt door de kenmerkende maatregelen van conclusie 1.

In tegenstelling tot de bekende wordt derhalve de vierde wandplaat van de kist weggezwenkt en kan dan onder de bodemplaat geschoven worden. Daardoor wordt het kistvolume ongehinderd van de voorzijde af toegankelijk. Dit is in het bijzonder van voordeel in commissiegoederendepots, wanneer verscheidene kisten met elk verschillende waren op elkaar gestapeld worden en uit elke kist waar moet worden weggenomen, om een warenassortiment samen te stellen, bijvoorbeeld voor verdere levering aan een handelsfiliaal. De lengte van de bodemplaat hoeft alleen overeen te komen met de hoogte van de vierde wand plus de lengte van de slede-inrichting, en kan dus korter dan bij de bekende zijn.

Wordt volgens conclusie 17 nog een dekselplaat aangebracht, dan krijgt men een rondom afsluitbare transportkist, waarbij voor het laden en ontladen op grond van de wegzwenk-bare vierde wandplaat de dekselplaat niet noodzakelijk hoeft te worden verwijderd.

De verdere ontwikkelingen volgens conclusie 25 en 29 bieden een goedkope en zeer eenvoudig te realiseren mogelijkheid, om verschillende kistformaten te vervaardigen.

Verdere voordelige uitvoeringen en verdere ontwikkelingen blijken uit de overige volgconclusies, evenals uit de navolgende beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding aan de hand van de tekening.

Hierin toont: figuur 1 een schematische weergave van een transportkist volgens de uitvinding, figuur 2 een detaildoorsnede van een haakinrichting in het vlak 2-2 van fig. 1, figuur 3 een detaildoorsnede in het eindgebied van een geleidingsrail in het vlak 3-3 van fig. 1, figuur 4 een detaildoorsnede van het gebied 4 uit fig.

1/ figuur 5 een detailaanzicht met een blokkeerelement, figuur 6 een vooraanzicht van een transportkist met dekselplaat in opengeklapte toestand, figuur 7 een vooraanzicht van de transportkist van fig. 6 in ingeklapte toestand, figuur 8 een vooraanzicht van de transportkist volgens een voorkeuruitvoeringsvorm van de uitvinding, afgebeeld zonder eerste en vierde wandplaat, figuur 9 een strengpersprofiel, passend bij de uitvoering volgens fig. 8, figuur 10 een detailafbeelding van een scharnieruitvoe- ring, figuur 11 een detaildoorsnede van een verder blokkeer-eleiuent.

figuur 12 de perspectivische afbeelding van een verder uitvoeringsvoorbeeld.

De transportkist volgens fig. 1 omvat een bodemplaat 12 met vier omtrekranden 13, een eerste wandplaat 14, een tweede wandplaat 15, en tegenover deze staand een derde wandplaat 16. De eerste wandplaat 14 is door middel van niet speciaal weergegeven gewrichten of scharnieren (op op zich bekende wijze) zodanig aan de bodemplaat 12 gemonteerd, dat hij uit de getekende bedrijfsstand in de pijlrichting 17 kan worden ingeklapt naar een direkt op de bodemplaat 12 liggende ruststand. De scharnieren kunnen zijn uitgevoerd bijvoorbeeld zoals is weergegeven in DE-Gm 85 36 127. De tweede wandplaat 15 is in pijlrichting 19 verzwenkbaar aangebracht aan een eerste, lageraanzetstuk 18 van de bodemplaat 12, waarbij het lageraanzetstuk 18 zorgt, dat de scharnieras zo hoog boven de bodemplaat 12 ligt, dat de tweede wandplaat 15 evenwijdig op de ingeklapte eerste wandplaat 14 kan liggen. De derde wandplaat 16 tenslotte, is aan een nog hoger tweede lageraanzetstuk 21 verzwenkbaar aangebracht (scharnieren 22 zijn schematisch aangegeven), zodanig, dat deze in pijlrichting 23 verzwenkt kan worden en evenwijdig op de ingeklapte tweede wandplaat 15 ligt. in de getekende bedrijfsstand staat de eerste wandplaat 14 vertikaal tussen de tweede en derde wandplaat 15, 16 en blokkeert daarmee het naar binnen zwenken van deze beide wandplaten.

Onder de lageraanzetstukken 18 en 21 zijn vanaf de bodemplaat 12 naar beneden afstaande geleidingsrails 24 en 25 aangebracht, waarin tegenover elkaar liggende geleidings-kanalen 26 en 27 zijn gevormd. Een slede-inrichting 28 wordt tussen de geleidingsrails 24, 25 verschuifbaar gemonteerd, waarbij een vierde wandplaat 29 verzwenkbaar daaraan gemonteerd is. De slede-inrichting 28 bestaat uit een brugelement 31, dat de afstand tussen de geleidingsrails 24, 25 overbrugt en in het eenvoudigste geval uit een langwerpige lijst bestaat. Aan de langszijde van het brugelement 31 is de vierde wandplaat 29 dusdanig gekoppeld, dat deze in pijl-richting 32 verzwenkt kan worden naar een tussenstand evenwijdig aan de bodemplaat 12. Vervolgens kan deze, geleid door de slede-inrichting, naar een opbergstand onder de bodemplaat 12 worden geschoven. Daarbij glijden geleidings-elementen 33 aan de beide smalle zijden van het brugelement 31 in de geleidingskanalen 26, 27. De geleidingselementen 33 zijn in het voorbeeld uitstekende lijven, maar deze kunnen ook worden gevormd door twee stiften, die in het brugelement 31 worden verankerd. Het brugelement kan als raamconstructie met rechthoekige of X-vormige dragerinrichting worden uitgevoerd, of de getoonde lijst krijgt wijde uitsparing ter reducering van het gewicht.

De vierde wandplaat 29 staat in bedrijfsstand vertikaal tussen de tweede en derde wandplaat 15, 16. Een vanaf de binnenzijde vanaf de derde wandplaat 16 uitstekend aanslag-element 34, bijvoorbeeld in de vorm van een stift, voorkomt het naar binnen zwenken van de vierde wandplaat 29. Een overeenkomstig aanslagelement steekt ook vanaf de tweede wandplaat 15 uit, maar is in fig. 1 niet zichtbaar.

Volgens fig. 2 en 3 ziet men een deel van de derde wandplaat 16 boven het tweede lageraanzetstuk 21, de bodemplaat 12 en de geleidingsrail 25 met geleidingskanaal 27. Men ziet, dat de voorkant 35 van de derde wandplaat 16 met de wanddikte van de vierde wandplaat 29 over het voorvlak 36 van de bodemplaat 12 uitsteekt.

Volgens fig. 3 wordt het hoekgebied opgevuld door een grendelstuk 37, dat door middel van een splijtnagel 38 wordt bevestigd. Het grendelstuk 37 is prismatisch en ligt zowel binnen als buiten in lijn met het tweede lageraanzetstuk 21 en sluit aan de voorvlakzijde het geleidingskanaal 27 af. Het voorkomt dat de slede-inrichting 28 onbedoeld naar voren uit de geleiding kan worden getrokken. Een soortgelijk grendelstuk is ook als afsluiting van het tegenoverliggende geleidingskanaal 26 (fig. 1) aangebracht. Aangezien daar het eerste lageraanzetstuk 18 lager is, is ook het grendelstuk overeenkomstig korter.

In fig. 2 is de vierde wandplaat 29 getekend in zijn opbergstand, het daarachter liggende grendelstuk is echter terwille van het betere overzicht niet getekend. Vanaf de randkant van de vierde wandplaat 29 steekt een lijst 39 voor het voorvlak 36. In de lijst 39 is een stift 41 verankerd, · die in een boring 42 in het voorvlak 36 grijpt. Bijgevolg kan de vierde wandplaat 29 enerzijds niet verder naar binnen geschoven worden, en kan deze anderzijds niet naar beneden wegzwenken, voor zover de bevestiging ervan aan de slede-inrichting dit zou toelaten, respectievelijk deze bevestiging zou kunnen beschadigen.

De arrêteerinrichting volgens fig. 4 bestaat uit een vanaf het binnenoppervlak van de tweede wandplaat 15 uitstekende stift 43, die in een boring 44 in de smalle zijde van de eerste wandplaat 14 grijpt. Een gelijksoortige arrêteerinrichting is aangebracht tussen eerste wandplaat 14 en derde wandplaat 16. Deze arrêteerinrichtingen blokkeren de eerste wandplaat 14 en worden losgemaakt, doordat de tweede en derde wandplaat 15, 16 iets uit elkaar gezwenkt worden.

Dit van elkaar wegzwenken wordt voorkomen door verschillende varianten van losneembare blokkeerelementen. Een wijze van blokkering geschiedt door een erop geplaatste dekselplaat, wat later hieronder wordt beschreven.

Een andere wijze maakt gebruik van een klitsluiting, zoals in fig. 5 zichtbaar gemaakt is. Hier ziet men het aanslagelement 34, dat vanaf de binnenzijde van de tweede wandplaat 15 uitsteekt en waar de vierde wandplaat 29 tegenaan ligt. Aan het buitenvlak van de tweede wandplaat 15 is een uiteinde van een klitband 45 bevestigd, bijvoorbeeld vastgekleefd, waarvan het losse einde om de hoek naar de buitenzijde van de vierde wandplaat 29 reikt, en daar op bekende wijze losneembaar aan een lussenband 46 wordt vastgehaakt, die daar aan de vierde wandplaat 29 is vastgelijmd. Wanneer verscheidene transportkosten op elkaar en naast elkaar gestapeld zijn, kan men toch ongehinderd het klitband 45 vanaf de voorzijde losmaken en de voorste, vierde wandplaat 29 naar voren openklappen.

Men kan echter ook om de hoek reikende kleefbandstroken als blokkeereleraent (op alle hoeken) aanbrengen, op de wijze waarop ook kartonnen dozen dichtgelijmd worden. De kleef-bandstrook kan men voor het opheffen van de blokkering eraf trekken of doorsnijden. Een dergelijk type kan tevens als verpakkingszegel fungeren.

Fig. 6 toont de transportkist van voren. Men ziet de bodemplaat 12 gestreept aangegeven, aangezien deze wordt bedekt door de vierde wandplaat 29. Zijdelings van de bodemplaat 12 ziet men de lageraanzetstukken 18, 21 (met verschillende hoogte) en de geleidingsrails 24, 25 met daartussen liggende slede-inrichting 28. De grendelstukken 37 (fig. 3) zijn hier niet aangebracht, om het profiel van de geleidingsrails niet te bedekken. Op de bovenliggende voorzijden 47 en 48 van de tweede en derde wandplaat 15, 16 liggen lijstvormige steunelementen 49, 51, die vanaf tegenover elkaar liggende omtrekskanten van een deksêlplaat 52 naar beneden uitsteken. In de steunelementen 49, 51 zijn verscheidene naar beneden uitstekende stiften 53 verankerd, die in corresponderende boringen 54 in de bovenliggende voorzijden 47, 48 grijpen en zo voorkomen, dat de dekselplaat 52 overlangs verschoven kan worden. Ook wordt daarmee het naar buiten zwenken van de wandplaten 15, 16 voorkomen.

De dekselplaat 52 kan gefixeerd worden door middel van een aan de bovenzijde bevestigde klitband 55, die met een aan de voorzijde van de vierde wandplaat 29 vastgelijmde lussenband .56 wordt vastgehaakt. Zijdelingse klitbanden (volgens fig. 5) kunnen extra worden aangebracht. Deze houden de wanden samen, ook wanneer de dekselplaat 52 eraf genomen wordt.

Fig. 7 toont nu de transportkist van voren in de ingeklapte toestand. Hier 2ijn de grendelstukken 37 getekend. De lijst 39 (fig. 2) aan de vierde wandplaat 29 bedekt in verregaande mate de bodemplaat 12, waarop de eerste wandplaat 14 ligt, gevolgd door de tweede en derde wandplaat 15, 16.

Aangezien de scharnierassen van de tweede en derde wandplaat 15, 16 met de wanddikte versprongen zijn en het lageraanzetstuk 18 derhalve lager is dan het lageraanzetstuk 21, zijn ook de steunelementen 49, 51 van verschillende hoogte. Deze liggen volgens fig. 7 met de bovenliggende voorzijden 57, 58 op de lageraanzetstukken 18, 21, waarbij de dekselplaat 52 evenwijdig boven de bovenste wandplaat 16 ligt. Daarbij grijpen de stiften 53 in boringen 59 in de voorzijden 57, 58 en borgen de stand Van de dekselplaat 52. Wanneer de lussenband 56 ook boven het bereik van de lijst 39 reikt en de klitband 55 lang genoeg is, kan met dezelfde klitsluiting de dekselplaat 52 in de getekende stand worden vastgehouden. Het spreekt vanzelf, dat ook een soortgelijke klitsluiting aan de achterzijde moet worden aangebracht.

Er moet nog worden opgemerkt, dat de wanddikten van de wandplaten en de slede-inrichting in de fig. 6 en 7 in verhouding tot de overige afmetingen van de transportkist overdreven groot zijn weergegeven. Niet speciaal weergegeven zijn verder boringen in de op elkaar liggende platen, in welke de aanslagelementen 34 en stiften 43 kunnen vallen.

Fig. 8 toont een vooraanzicht van de rechterzijde van een transportkist onder gebruikmaking van strengpersprofielen. Hier zijn de slede-inrichting, de eerste en vierde wandplaat en de grendelstukken niet ingetekend. De hoofdbestanddelen hebben, om de oriëntering te vergemakkelijken, hetzelfde verwijzingsgetal als in fig. 1 resp. 6, maar met 100 verhoogd.

Een eerste strengpersprofiel 61 heeft een ongeveer rechthoekige doorsnede. In de eerste (binnenste) platte zijde 62 is bij de onderrand het geleidingskanaal 126, evenals op afstand daarboven een eerste vasthoudkanaal 63 in de vorm van een zwaluwstaartgroef gevormd. Hierin wordt de als complementaire zwaluwstaart 64 uitgevoerde langsrand van de de bodemplaat 112 geschoven. In de tweede (buitenste) platte zijde 65 is een eerste scharnierkanaal 66 gevormd, dat zich uitstrekt tot in de nabijheid van de eerste platte zijde 62, zodat een eerste foliescharnier 67 ontstaat op een afstand van ongeveer de wanddikte van de eerste wandplaat, boven de bodemplaat 112. In het gebied van de tweede platte zijde 65 vernauwt het eerste scharnierkanaal 66 zich (zo ver als het extrusiewerktuig dit toelaat) voor de vorming van tegenover elkaar liggende steunvlakken 68, 69. In de bovenste smalle zijde 71 is een tweede vasthoudkanaal 72 in de vorm van een zwaluwstaartgroef gevormd. Hierin wordt de als complementaire zwaluwstaart 73 uitgevoerde langsrand van de tweede wandplaat 115 geschoven. Om precies te zijn moet nu het zich boven het eerste scharnierkanaal 66 bevindende deel van het strengpersprofiel 61 funktioneel als bestanddeel van de tweede wandplaat 115 worden gezien, terwijl het zich daaronder bevindende deel het lageraanzetstuk 18 vormt.

Een tweede strengpersprofiel 74 met een rechthoekige doorsnede bezit aan de randzijde in de eerste (binnenste) platte zijde 75 een vasthoudkanaal 76, eveneens in de vorm van een zwaluwstaartgroef. Hierin wordt de als complementaire zwaluwstaart 77 uitgevoerde langsrand van de dekselplaat 152 geschoven.

Het voordeel van deze constructie bestaat daaruit, dat de afmetingen van de transportkist eenvoudig kunnen worden aangepast aan het betreffende toepassingsdoel. Platen met een gewenste breedte en lengte hoeven alleen aan hun langsranden bewerkt te worden door middel van een profiel-frees en te worden voorzien van profielsegmenten met een passende lengte. De profielsegmenten worden eenvoudig in de gewenste lengte afgesneden. In totaal heeft men vier strengpersprofielen van verschillende hoogte nodig.

Een reductie van het aantal benodigde strengpersprofielen verkrijgt men met het in fig. 9 getoonde strengpersprofiel 78. Het bevat, net als bij het vorige voorbeeld, een geleidingskanaal 126, een eerste vasthoudkanaal 63, een eerste scharnierkanaal 66 en een tweede vasthoudkanaal 72. Het deel boven het eerste scharnierkanaal 66 is echter hoger, zodat een tweede scharnierkanaal 79 ontstaat, voor de vorming van een tweede foliescharnier 81 op een afstand van de wanddikte van een wandplaat boven het eerste foliescharnier 67. Ook het tweede scharnierkanaal 79 vernauwt zich in het gebied van de tweede platte zijde 65 voor de vorming van de tegenover elkaar liggende steunvlakken 82, 83.

Men kan nu hetzelfde strengpersprofiel aan beide langs-kanten van de bodemplaat gebruiken, waarbij alleen het niet passende foliescharnier geblokkeerd hoeft te worden. Men kan bijvoorbeeld het foliescharnier 81 daardoor blokkeren, dat tussen de steunvlakken 82, 83 kleefstof ingebracht wordt. In dat geval gebruikt men het strengpersprofiel 78 in plaats van het strengpersprofiel 61 van fig. 8 voor lagering van de tweede wandplaat 115. Voor de lagering van de derde wand plaat moet het foliescharnier 81 beweegbaar blijven, terwijl het onderste foliescharnier 67 geblokkeerd wordt, doordat er kleefstof tussen de steunvlakken 68, 69 gebracht wordt.

Men kan ook over de spleten tegenover de foliescharnie-ren 67, 81 een kleefband plakken.

In de uitvoering volgens fig. 10 is de bodemplaat 12 (zoals ook in fig. 1 getekend is) in één stuk met de lager-aanzetstukken en geleidingsrails gevormd en kan in zover ook als overeenkomstig breed strengpersprofiel vervaardigd worden. In fig. 10 is alleen het lageraanzetstuk 18 weergegeven, waarin een naar de binnenkant open vasthoudkanaal 84 met binnenliggende verwijding 85 gevormd is. Een spiegelsym-metrisch vasthoudkanaal 86 met inwendige verwijding 87 is in de onderste langskant van de tweede wandplaat 15 aangebracht. In elk van de vasthoudkanalen 84, 86 is een folie-scharnierband 88 verankerd, waarbij de foliescharnierband 88 in het vlak van het binnenoppervlak van de tweede wandplaat 15 over een kort traject vrijligt en daar een scharnieras 89 vormt.

Het spreekt voor zich, dat ook andere doorsnedevormen voor de vasthoudkanalen 63, 72, 84 en 86 gekozen kunnen worden.

De bestanddelen van de transportkist, in het bijzonder de dragende wand-, bodem-, en dekseldelen, kunnen uit aluminium of kunststof vervaardigd worden, bij voorkeur uitgerust met verstijvingsribben, die hier niet speciaal hoeven te worden weergegeven. Als kunststof is een geschuimde thermoplastische kunststof aan te bevelen, in het bijzonder met een zodanige structuur, dat de luchtbellen in het midden groter en/of dichter verdeeld zijn dan in de nabij het oppervlak gelegen gebieden. Dit biedt een optimum aan sterkte en lichtheid.

De kunststof kan ook voorzien zijn van bijmengingen, die de E-modulus verhogen, zoals glasvezels of aluminiumfo-lie-afsni jsels 91, zoals in fig. 10 is aangegeven. Het laatste is in het bijzonder aan te bevelen voor de streng-persprofielen, aangezien de aluminiumfolie-afsnijsels het extrusiewerktuig minder storen en ook daardoor minder worden gestoord dan de stijvere glasvezels.

Fig. 11 toont een variant van een blokkeerelement in de vorm van een grendel. Bijvoorbeeld in de tweede wandplaat 15 is een zich schuin naar de voorzijde toe verwijdende uitsparing 92 in de binnenzijde aangebracht. Een grendel 93 van verenstaal heeft aan één einde omhooggebogen verankeringsha-ken 94, waarmee hij in de wandplaat 15 wordt gefixeerd. Het voorste, vrije einde 95 is iets afgebogen, zodat men een smal voorwerp (bijv. een muntstuk) in de spleet tussen dit einde 95 en de smalle zijde 96 van de vierde wandplaat 29 kan brengen en daarmee de grendel 93 terzijde kan buigen. Iets achter dit licht afgebogen einde 95 is een deel haaks afgebogen, zodat een grendelpen 97 ontstaat. Deze grijpt in een boring 98 in de smalle zijde 96 van de vierde wandplaat 29. Daarmee wordt een zwenking van de vierde wandplaat 29 geblokkeerd. De grendelpen 97 kan door middel van het eerder genoemde voorwerp uit ingrijping met de boring 98 gehaald worden, waarop de vierde wandplaat 29 kan worden uitgezwenkt. Het is doorslaggevend, dat de vergrendeling vanaf de voorzijde kan worden opgeheven.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 12 bestaat de vierde wandplaat niet uit één stuk. Veeleer is hier de vierde wandplaat zogezegd in bijna infinitesimale wandplaatin-richtingen uitgevoerd in.de gedaante van rolluikstaven 111. Deze vormen een rolluik 112. De rolluikstaven 111 hebben aan de uiteinden uitsteeksels 113, die worden geleid in vertika-le groeven 114, welke in de wandplaten 15, 16 en ook gedeeltelijk in de dekselplaat 52 zijn aangebracht. Onder in de bodemplaat 12 zetten de groeven 114 zich voort als bogen 116, zodat het rolluik 112 bij het openen continu vanuit zijn vertikale stand, rolluikstaaf voor rolluikstaaf wordt afgebogen naar de horizontale stand.

Claims (41)

1. Transportkist, omvattend een bodemplaat en aan de' omtrekkanten ervan zodanig zwenkbaar gelagerde wandplaten, dat deze evenwijdig aan de bodemplaat tot een ruststand kunnen worden ingeklapt, waarbij een eerste wandplaat direkt tegen de bodemplaat aanligt, en een tweede wandplaat tussen de eerste en een derde wandplaat ligt, alsook met arrêteer-inrichtingen aan de wandplaten, om deze in hun ten opzichte van de bodemplaat vertikaal opengeklapte bedrijfsstand onderling te arrêteren, met het kenmerk, dat een vierde wandplaatinrichting (29) zwenkbaar aan een slede-inrichting (28) gelagerd is, welke slede-inrichting onder de bodemplaat (12) evenwijdig daaraan verschuifbaar geleid wordt, zodanig, dat de vierde wandplaatinrichting (29) vanuit zijn vertikaal ten opzichte van de bodemplaat opengeklapte bedrijfsstand kan worden verzwenkt naar een evenwijdig aan de bodemplaat uitgerichte tussenstand, en dan samen met de slede-inrichting (28) naar een evenwijdig aan de bodemplaat (12) daaronder liggende opbergstand kan worden verschoven.

2. Transportkist volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan twee evenwijdig tegenover elkaar liggende omtreks-kanten (13) aan de onderzijde van de bodemplaat (12) gelei-dingsrails (24, 25) voor de vorming van een geleidingskanaal (26, 27) zijn aangebracht, en dat de slede-inrichting (28) in de tegenover elkaar liggende geleidingskanalen glijdbaar inzetbare geleidingselementen (33), evenals een de afstand tussen de geleidingsrails overspannend brugelement (31) bezit, dat de geleidingselementen en scharnierelementen voor verbinding van de vierde wandplaat (29) draagt.

3. Transportkist volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het brugelement (31) een langwerpige lijst is, waarvan de lengte gelijk is aan de lengte van de vierde wandplaat (29) en de binnenwerkse afstand tussen de geleidingsrails (24, 25), waarbij de scharnierelementen aan de langszijde ervan en de geleidingselementen (33) aan de smalle zijden ervan aangebracht zijn.

4. Transportkist volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vierde wandplaat (29) aan zijn tegenover de slede- inrichting (23) liggende randkant een haakinrichting (39, 41) bezit, zodanig, dat de haakinrichting met de bodemplaat (12) in ingrijping komt, zodra de vierde wandplaat (29) in de opbergstand geschoven wordt, om het verzwenken van de vierde wandplaat te blokkeren.

5. Transportkist volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de haakinrichting een vóór het vrije voorvlak (36) van de bodemplaat (12) omhoogstekende lijst (39) omvat, waar vanaf tenminste één stift (41) uitsteekt, die in een boring (42) in het voorvlak (36) te schuiven is, of via.de bovenzijde van de bodemplaat (12) in te zetten is.

6. Transportkist volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede en derde wandplaat (15, 16) elk aan telkens tegenover elkaar liggende omtrekskanten (13) van de bodemplaat (12) aangebrachte en vertikaal ten opzichte van de bovenzijde ervan overeind staande lageraanzetstukken (18, 21) zwenkbaar gelagerd zijn.

7. Transportkist volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste wandplaat (14) in opengëklapte bedrijfsstand vertikaal tussen tweede en derde wandplaat (15, 16) staat, zodanig, dat het binnenwaarts naar elkaar toe zwenken van de tweede en derde wandplaat (15, 16) geblokkeerd is.

8. Transportkist volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vierde wandplaat (29) in opengeklapte bedrijfsstand evenwijdig aan de eerste wandplaat (14) en vertikaal tussen tweede en derde wandplaat (15, 16) staat.

9. Transportkist volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de arrêteerinrichtingen (43, 44) tussen eerste wandplaat (14) en tweede en derde wandplaat (15, 16) zodanig zijn uitgevoerd, dat het verzwenken van de eerste wandplaat (14) door de daar tegenaan liggende tweede en derde wandplaat geblokkeerd is, waarbij de blokkering kan worden opgeheven door het van elkaar wegzwenken van de tweede en derde wandplaat (15, 16).

10. Transportkist volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat losneembare blokkeerelementen zijn aangebracht, die het wegzwenken van de tweede en derde wandplaat (15, 16) voorkomen.

11. Transportkist volgens conclusie 10, met het ken- merk, dat als blokkeerelementen' klitsluitingen zijn verschaft, waarvan de klitbanden (45) van het buitenvlak van de eerste wandplaat naar een buitenvlak van de ernaast liggende wandplaat reiken.

12. Transportkist volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de tweede en derde wandplaat (15, 16) een vanaf het binnenoppervlak uitstekend aanslagelement (34) is aangebracht, om het inzwenken van de vierde wandplaat (29) over de bedrijfsstand heen, te blokkeren.

13. Transportkist volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat vanaf de binnenoppervlakken van de tweede en derde wandplaat (15, 16) uitstekende stiften (43) zijn verschaft, die in boringen (44) aan de smalle zijden van de eerste wandplaat (14) grijpen, om een arrêteerinrichting te vormen.

14. Transportkist volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat aan de tweede en derde wandplaat (15, 16) een aan de vierde wandplaat (29) losneembaar gefixeerd blokkeerelement (45, 93) is aangebracht, om het wegzwenken van de vierde wandplaat (29) vanuit de bedrijfsstand in de richting van de tussenstand te blokkeren.

15. Transportkist volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat als blokkeerelementen klitsluitingen zijn aangebracht, waarvan de klitbanden (45) van de tweede en derde wandplaat (15, 16) naar het buitenvlak van de vierde wandplaat (29) reiken.

16. Transportkist volgens conclusie 10 of 15, met het kenmerk, dat als blokkeerelementen kleefbandstroken zijn verschaft.

17. Transportkist volgens conclusie 1 of 7 of 9, met het kenmerk, dat een afneembare dekselplaat (52) is aangebracht, waarbij arrêteerinrichtingen (53, 54) tussen dekselplaat en tweede en derde wandplaat (15, 16) zodanig zijn uitgevoerd, dat de in bedrijfsstand opengeklapte wandplaten (15, 16) bij een erop gezette dekselplaat (52) zijn geblokkeerd tegen het verder uit elkaar zwenken.

18. Transportkist volgens conclusie 6 en 17, met het kenmerk, dat de dekselplaat (52) aan tegenover elkaar liggende omtrekskanten lijstvormig uitstekende steunelementen (49, 51) bezit, welke in opengeklapte bedrijfsstand van de tweede en derde wandplaat (15, 16) op de bovenliggende voorzijden (47, 48) ervan liggen, en in ingeklapte ruststand van de wandplaten op de vanaf de bodemplaat (12) omhoogstekende lageraanzetstukken (IS, 21) liggen.

19. Transportkist volgens conclusie 17 en 18, met het kenmerk, dat vanaf de steunelementen (49, 51) vertikaal ten opzichte van de dekselplaat (52) uitstekende stiften (53) zijn aangebracht, die in boringen (54) in de bovenliggende voorzijden (47, 48) van de tweede en derde wandplaat (15, 16) respectievelijk van de lageraanzetstukken (IS, 21) grijpen, om arrêteerinrichtingen te vormen.

20. Transportkist volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat losneembare blokkeerelementen (55, 56) zijn aangebracht, die het oplichten van de dekselplaat (52) van de tweede en derde wandplaat (15, 16) af, respectievelijk van de lageraanzetstukken (18, 21) af, verhinderen.

21. Transportkist volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat als blokkeerelementen klitsluitingen zijn aangebracht, waarvan de klitbanden (55) aan de dekselplaat (52) gefixeerd zijn.

22. Transportkist volgens conclusie 1 of 6, met het kenmerk, dat de wandplaten door middel van foliescharnieren (67, 81, 88) aan de bodemplaat (12), respectievelijk aan de lageraanzetstukken (18, 21) zijn bevestigd.

23. Transportkist volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat een foliescharnierband (88) aan beide zijden van de scharnieras (89) in de plaatlichamen (18, 15) verankerd is, waarbij de foliescharnierband in het vlak van het bin-nenoppervlak van de wandplaten (15, 16) verlopend de scharnieras (89) vormt.

24. Transportkist volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat het foliescharnier (67, 81) in één stuk met de aan beide zijden van de scharnieras liggende plaatlichamen gevormd is, waarbij de scharnieras in het vlak van het binnenoppervlak van de wandplaten (15, 16) gevormd is.

25. Transportkist volgens conclusie 2 en 22, met het kenmerk, dat is voorzien in een eerste strengpersprofiel (61) met ongeveer rechthoekige doorsnede, in de eerste platte zijde (62) waarvan aan de randzijde het geleidingska-naal (126), evenals op afstand daarvan een eerste vasthoud-kanaal (63) gevormd is, in de tweede platte zijde (65) daarvan een eerste scharnierkanaal (66) gevormd is, dat zich tot in het gebied van de eerste platte zijde (62) uitstrekt voor de vorming van een eerste foliescharnier (67), en in de smalle zijde (71) daarvan een tweede vasthoudkanaal (72) gevormd is, waarbij het eerste scharnierkanaal (66) is aangebracht tussen eerste en tweede vasthoudkanaal (63, 72).

26. Transportkist volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat in de tweede platte zijde (65) een tweede scharnierkanaal (79) is gevormd op een afstand tussen eerste scharnierkanaal (66) en tweede vasthoudkanaal (72), om een tweede foliescharnier (81) te vormen.

27. Transportkist volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de bodemplaat (112) met zijn langskant (64) kan worden verankerd in het eerste vasthoudkanaal (63).

28. Transportkist volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de tweede, respectievelijk derde wandplaat (115) met zijn langskant (73) kan worden verankerd in het tweede vasthoudkanaa1 (72).

29. Transportkist volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat een tweede strengpersprofiel (74) met ongeveer rechthoekige doorsnede is verschaft, in de eerste platte zijde (75) waarvan aan de randzijde een vasthoudkanaal (76) gevormd is, en dat de dekselplaat (152) met zijn langskant (77) kan worden verankerd in het vasthoudkanaal (76).

30. Transportkist volgens conclusie 27 of 28 of 29, met het kenmerk, dat het vasthoudkanaal (63, 72, 76) als zwaluw-staartgroef en de langskant (64, 73, 77) als complementaire zwaluwstaart zijn uitgevoerd.

31. Transportkist volgens conclusie 2 en 6, met het kenmerk, dat de bodemplaat (12) met de naar de onderzijde wijzende geleidingsrails (24, 25) en de naar de bovenzijde wijzende lageraanzetstukken (18, 21) in één stuk vervaardigd is.

32. Transportkist volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat de bodemplaat (12) met geleidingsrails (24, 25) en lageraanzetstukken (18, 21) als strengpersprofiel vervaar- digd is.

33. Transportkist volgens één of meer der conclusies 1 tot 32, met het kenmerk, dat als materiaal een kunststof verschaft is.

34. Transportkist volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat als materiaal een geschuimde thermoplastische kunststof verschaft is, waarvan de structuur over de dikte van het materiaal veranderd is, zodat in het midden de ingesloten luchtbellen groter en/of dichter verdeeld zijn dan in de nabij het oppervlak gelegen gebieden.

35. Transportkist volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de kunststof is vermengd met de bijmengingen die de E~modulus verhogen.

36. Transportkist volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat in de kunststof aluminiumfolie-afsnijsels (91) gemengd zijn.

37. Transportkist volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vierde wandplaatinrichting (29) tenminste voornamelijk uit één stuk bestaat.

38. Transportkist volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vierde wandplaatinrichting (101) tenminste voornamelijk de gedaante van een rolluik (112) heeft.

39. Transportkist volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat het rolluik aan de beide randen in een geleidings-inrichting (113) van tenminste de tweede en derde wandplaat (15, 16) geleid wordt.

40. Transportkist volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat de geleidingsinrichting een groef (114) omvat.

41. Transportkist volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat het rolluik (112) in het gebied van de overgang naar de bodemplaat door de geleidingsinrichting een boog (116) vertoont.