NL193857C - Inrichting voor het continu mengen van poedervormige of grofkorrelige stortgoederen. - Google Patents

Description

1 193857

Inrichting voor het continu mengen van poedervormige of grofkorrelige stortgoederen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het continu mengen van poedervormige of grofkorrelige stortgoederen, met een cilindrische of prismatische menghouder, die in zijn onderste gebied alt een smaller 5 wordende uitstroomtrechter met een trechteruitloop is uitgevoerd, en die een zich van het onderste uitloopgebied van de uitstroomtrechter tot boven het stortgoedoppervlak uitstrekkende transtortbuis omvat voor het circuleren van het stortgoed, waarbij op het onderste gebied van de uitstroomtrechter boven het onderste einde van de transportbuis ten minste een aftakleiding aansluit, welke aftakleiding uitmondt onder het onderste einde van de transportbuis boven een uitlaatbuis voor het stortgoed, zodanig dat de totale 10 stortgoedstroom opdeelbaar is in een stortgoedstroom, die via de transportbuis circuleerbaar is, en een via de aftakleiding uit de menginrichting af te voeren andere stortgoedstroom.

Een dergelijke inrichting is bekend uit GB 1.140.895. Bij deze bekende inrichting is in de transportbuis een transportschroef geplaatst. Deze transportschroef steekt naar onderen voorbij de transportbuis uit en steekt daar in een aan de uitstroomtrechter aangebracht buisstuk. Het buisstuk omgeven door een volgend 15 buisstuk, zodat een ringvormige ruimte is gevormd. Stortgoedonttrekkingsleiding strekken zich uit vanaf het onderste gebied van de uitstroomtrechter tot aan het bovenste gebied van genoemde ringvormige ruimte.

Via die leidingen onttrokken stortgoed komt via openingen in het binnenste buisstuk in de transportschroef. Op elk van de onttrekkingsleidingen sluit een aftakleiding aan, die uitmondt in het gebied onder de transportschroef boven de uitlaatbuis voor het stortgoed.

20 Met deze bekende inrichting kunnen de processen van het vullen, mengen en naar buiten brengen van het stortgoed naar keuze geheel of gedeeltelijk met elkaar worden gecombineerd. Dit leidt tot een aanzienlijke tijdsbesparing en maakt in het bijzonder een continu bedrijf van dergelijke installaties mogelijk, wat in de praktijk vaak zeer voordelig is.

De uitvinding beoogt deze bekende inrichting op doelmatige wijze uit te voeren met een pneumatische 25 circulatie van het stortgoed door de transportbuis.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting volgens de aanhef, die is gekenmerkt doordat het onderste uitloopgebied van de uitstroomtrechter is omgeven door een luchttoevoerhuis voor een pneumatische stortgoedcirculatie via de transportbuis, welk luchttoevoerhuis dubbelwandig is uitgevoerd met een binnenste wand en een buitenste wand, welke wanden tussen hen in een ringvormige aftakleiding vormen, en doordat 30 de uitlaatbuis is voorzien van een uitvoersluis met een regelbare uitvoercapaciteit

Opgemerkt wordt dat uit de stand van de techniek ook menginrichtingen bekend zijn, waarbij de menginrichting tijdens het mengproces gesloten blijft en er pas na het mengproces gemengd materiaal aan de inrichting kan worden onttrokken. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is beschreven in DE 37 07 264.

35 Bij deze bekende menginrichting is een centrale transportbuis aanwezig in de houder, die zich uitstrekt vanaf een onderste houderuitloop tot boven het stortgoedoppervlak. Het stortgoed wordt pneumatisch naar het stortgoedoppervlak getransporteerd door middel van een ventilator die lucht in een de uitloop van de houder omsluitend luchttoevoerhuis brengt.

De pneumatische circulatie van het stortgoed kan tegelijkertijd met een additionele toevoer van dat 40 stortgoed en/of van een ander stortgoed plaatsvinden.

Bij voorkeur is een toevoerinstallatie voor het toevoeren van stortgoed of toegiftestoffen aan het luchttoevoerhuis voorzien.

Bij voorkeur is een gemeenschappelijk aansluitstuk voor de toevoer van perslucht en stortgoed en/of toegiftestoffen aan het luchttoevoerhuis Is voorzien.

45 De massastromen van het voortdurend te circuleren en van het voor het uitvoerproces af te takken stortgoed worden door de gekozen doorlaatdoorsneden bepaald. Daarbij kunnen de doorlaatdoorsneden eventueel aan bijzondere omstandigheden worden aangepast.

Verdere details van de uitvinding zijn in de tekening weergegeven en in de hierna volgende beschrijving van 50 een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht

Figuur 1 toont het onderste gebied van een menginrichting, zoals deze als een deel van een installatie volgens de weergave in figuur 2 is ontworpen.

Figuur 2 toont een installatieschema.

55 De menginrichting in figuur 1 wordt eerst in het concept van de installatie volgens figuur 2 beschreven. Hiertoe bestaat de menginrichting 1 uit een bovenste cilindrische of prismatische menghouder 2 voor stortgoed met een hoogte H2 en een onder de menghouder 2 hierop aansluitende uitstroomtrechter 3 met 193857 2 een hoogte H3. De menghouder 2 alsmede de uitstroomtrechter 3 vormen een eerste menginrichting 4 met de totale hoogte Hl. ‘

De eerste of bovenste menginrichting 4 sluit aan zijn onderste uitloop 5 aan op een tweede menginrichting 6, die eveneens uit een bovenste cilindrische of prismatische menghouder 7 met hoogte H5 en 5 een hierop aansluitende uitstroomtrechter 8 (hoogte Hg) bestaat. Deze volgende menginrichting 6 dient voor het afvoeren van het stortgoed uit de onderste uitloop 5 van de uitstroomtrechter 3, waarbij bekende maatregelen zijn genomen om stortgoed op verschillende hoogten uit de bovenste menghouder 2 via valbuizen 37 of dergelijk te voeren (zie DE 35 12 538 A1, DE 37 07 264 A1).

Op de uitloop 9 van de onderste uitstroomtrechter 8 van de tweede menginrichting 6 is een coaxiale 10 stortgoedafvoerbuis 10 met een hoogte H7 aangesloten, die aan zijn onderste einde wederom een erop aangesloten uitstroomtrechter 11 met hoogte H8 heeft. Het onderste gebied van de afvoerbuis 10 is in figuur 2 door een luchttoevoerbuis 12 omgeven, waaraan via een aansluitstuk 13 perslucht van een luchtcompressor 14 kan worden toe-gevoerd.

Binnenin de totale menginrichting 1 strekt zich vanaf de onderste uitloopopening 15 van de onderste 15 uitstroomtrechter 11 tot boven het bovenste stortgoedoppervlak 16 een centrale transportbuis 17 met een hoogte He uit, waardoorheen in op zich bekende wijze het in het onderste gebied komende stortgoed pneumatisch tot boven het stortgoedoppervlak 16 wordt getransporteerd. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld in DE 37 07 264 A1, figuur 1 of DE 3512 538 A1, figuren 10 tot 12, getoond. Tijdens dit , mengproces, dat wil zeggen het circulatieproces van het stortgoed binnen de menginrichting 1, is de 20 onderste uitvoersluis 18 normaliter buiten bedrijf, dat wil zeggen er wordt geen materiaal door de pneumatische leiding 19 getransporteerd. Volgens DE 3512 538 A1, figuur 11 kan er echter ook in extern terug-transport zijn voorzien.

De tot nu toe bij figuur 2 in het algemeen beschreven inrichting is in zijn onderste gebied volgens de figuur 1 uitgevoerd.

25 Met de inrichting kan in plaats van een discontinu bedrijf van de menginrichting, dat wil zeggen van een in de tijd gescheiden vulproces van de menginrichting met stortgoed, een daarna volgend mengproces met meervoudige circulatie van het totale stortgoed en een in de tijd hierop volgend uitvoerproces, een overlapping naar keuze van al deze processen plaatsvinden. Hiertoe wordt de totale stortgoedstroom in het onderste gebied van de menginrichting 1 in stortgoedstromen M2 en M3 opgedeeld, waarbij Μ, = M2 + M3.

30 Dit geschiedt volgens het uitvoeringsvoorbeeld in figuur 1 in de afvoerbuis 10, die op de daarboven liggende uitstroomtrechter aansluit. De daarboven liggende uitstroomtrechter kan volgens de weergave in figuur 1 de bovenste eerste menginrichting 4 of de uitstroomtrechter 8 van de daaronder liggende tweede menginrichting 6 zijn. Dat betekent dat de tweede menginrichting 6 eventueel kan vervallen.

Voor de opdeling van de stortgoedstroom M, in de deelstortgoedstromen M2 en M3 is het luchttoevoer-35 huis 12 dubbelwandig uitgevoerd met een buitenste wand 20 en een binnenste wand 21, die evenwijdig aan elkaar lopen en een ringspleet 22 voor de stortgoedstroom M3 vormen, waarvan de inhoud niet meer aan het mengproces deelneemt. De in de afvoerbuis 10 achterblijvende stortgoedstroom M2 wordt via de ringspleet 23 getransporteerd en komt bij het onderste einde van de afvoerbuis 10 in de uitstroomtrechter 11 daarvan, in welk gebied de centrale transportbuis 17 eindigt. Via het aansluitstuk 13 wordt perslucht 39 40 in de binnenste ruimte 24 van het luchttoevoerhuis 12 gebracht en de perslucht komt overeenkomstig de pijlen 38 van het persluchtverloop in de centrale transportbuis 17 en transporteert het naar beneden stromende stortgoed door de transportbuis 17 weer naar boven (pijl 25). Dit komt overeen met het gebruikelijke circulatieproces van een dergelijke menginrichting. De grootte van de stortgoedstroom M2 wordt bepaald door de gewenste mengtijd van de menginrichting.

45 Via de ringspleet 22 wordt de van de afvoerbuis 10 afgetakte stortgoedstroom M3 door de zwaartekracht naar beneden getransporteerd, en komt dan bij het als uitstroomtrechter 26 gevormde onderste huisdeel van het luchttoevoerhuis 12. Vandaaruit wordt de stortgoedstroom Ma via een uitvoersluis 18, die bijvoorbeeld als horizontale sluis kan zijn uitgevoerd, in de afvoerleiding 19 (figuur 2) gebracht.

De afgevoerde stortgoedstroom M3 hangt zowel van de stortgoedmassa, die door de ringspleet 22 is 50 gevoerd, als ook van de ingestelde uitvoercapaciteit van de uitvoersluis 18 af en wordt bepaald door de gewenste transportcapaciteit door de leiding 19. Indien de menginrichting voor het eerst wordt gevuld treedt allereerst natuurlijk een zeer inhomogene menging bij de onderste uitstroomopening op. Dientengevolge zal een in eerste instantie meervoudige circulatie van het stortgoed noodzakelijk zijn. Vanaf een bepaalde voldoende mengkwaliteit kan echter het circulatieproces van het stortgoed via de centrale transportbuis 55 simultaan en parallel met de afvoer van een deel van het menggoed plaatsvinden. Om de door de onderste sluis 18 afgevoerde stortgoedstroom M3 te compenseren, kan via de toevoerleiding 28 een additionele stortgoedstroom M4 worden toegevoerd die bijvoorbeeld zodanig kan zijn afgemeten, dat hij de voortdurend

Claims (3)

3 193857 afgevoerde stortgoedstroom M3 exact vervangt (M3 = M4). In zoverre blijft de volstand van de totale menginrïchting constant, waarbij een voortdurende doormenging plaatsvindt. De additionele stortgoedstroom M4 kan via de in figuur 2 aangeduide toevoerinstallatie 27 aan de toevoerleiding 28 naar het aansluitstuk 13 worden toegevoerd. Deze stortgoedtoevoer kan echter ook afhankelijk van een in de menginrichting 1 5 gewenste maximale of minimale vulstand door middel van een regelbare uitvoersluis 29 worden geregeld. Hierdoor kan de vulstand binnenin de bovenste menghouder 2 variabel worden uitgevoerd. De vereiste doorstroomdoorsneden van de ringspleten 22, 23, alsmede de uitstroomdoorsneden van de betreffende uitstroomtrechters worden op elkaar afgestemd om de gewenste stortgoedstromen in te stellen. In figuur 1 zijn als alternatief voor de ringvormige doorgang 30 als aansluiting van het luchttoevoerhuis 10 12 op de afvoerbuis 10 afzonderlijke openingen 31 weergegeven. Een ringvormige doorgang 30 heeft het voordeel dat het luchttoevoerhuis in zijn geheel dubbelwandig kan zijn uitgevoerd, aansluitend op de randen van de ringvormige doorgang 30. Het luchttoevoerhuis 12 bestaat uit een bovenste, kegelvormig aansluitdeel 32 met hoogte H10 en een onderste, kegelvormig aansluitdeel 33 met hoogte H1V Daartussen ligt een grotendeels cilindrisch cilinder-15 mantelstuk 34 met hoogte H12. De binnenste wand 21 van het onderste aansluitdeel 33 loopt grotendeels evenwijdig aan het wand-gebied van de onderste uitstroomtrechter 11 van de afvoerbuis 10. De onderste uitstroomopening 35 eindigt op een hoogte H1S boven de uitstroomopening 36 van het buitenste wanddeel 20. De uitstroomdoorsnede alsmede de uitstroomopening 35 als ook de uitstroomopening 36 komt grotendeels overeen met de 20 uitstroomdoorsnede van de uitstroomopening 15 van de uitstroomtrechter 11 en wordt bepaald door de gewenste transportcapaciteit door de leiding 19. Voor zover het procestechnisch gewenst is, kan tijdens het mengproces aan de binnenste ruimte 24 van het luchttoevoerhuis 12 via het aansluitstuk 13 of via een afzonderlijk inlaatstuk een of meer van het menggoed afwijkende toegiftestoffen worden toegevoerd, waarbij reeds door het circuleren van het 25 materiaal door de transportbuis 17 een vermenging van het zich in de menghouder 2 bevindende stortgoed plaatsvindt. 30

1. Inrichting voor het continu mengen van poedervormige of grofkorrelige stortgoederen, met een cilindrische of prismatische menghouder, die in zijn onderste gebied als een smaller wordende uitstroomtrechter met een trechteruitloop is uitgevoerd, en die een zich van het onderste uitloopgebied van de uitstroomtrechter tot boven het stortgoedoppervlak uitstrekkende transportbuis omvat voor het circuleren van het 35 stortgoed, waarbij op het onderste gebied van de uitstroomtrechter boven het onderste einde van de transportbuis ten minste een aftakleiding aansluit, welke aftakleiding uitmondt onder het onderste einde van de transportbuis boven een uitlaatbuis voor het stortgoed, zodanig dat de totale stortgoedstroom opdeelbaar is in een stortgoedstroom (MJ die via de transportbuis circuleerbaar is en een via de aftakleiding uit de menginrichting af te voeren andere stortgoedstroom (M3), met het kenmerk, dat het onderste uitloopgebied 40 van de uitstroomtrechter is omgeven door een luchttoevoerhuis (12) voor een pneumatische stortgoed-circulatie via de transportbuis (17), welk luchttoevoerhuis (12) dubbelwandig is uitgevoerd met een binnenste wand (21) en een buitenste wand (20), welke wanden (20,21) tussen hen in een ringvormige aftakleiding (22) vormen, en dat de uitlaatbuis is voorzien van een uitvoersluis (18) met een regelbare uitvoercapaciteit.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een toevoerinstallatie voor het toevoeren van stortgoed of toegiftestoffen aan het luchttoevoerhuis (12) is voorzien.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een gemeenschappelijk aansluitstuk (13) voor de toevoer van perslucht en stortgoed en/of toegiftestoffen aan het luchttoevoerhuis (12) is voorzien. Hierbij 2 bladen tekening