NL1024913C2

NL1024913C2 - Ondersteuningsstructuur voor in de Z-richting uit te breiden CT-detectoren en werkwijzen voor het vervaardigen daarvan.

Info

Publication number: NL1024913C2
Application number: NL1024913A
Authority: NL
Inventors: Paul Michael Ratzmann
Original assignee: Ge Med Sys Global Tech Co Llc
Priority date: 2002-12-19
Filing date: 2003-12-01
Publication date: 2005-07-25
Also published as: US7190759B2; JP2004195236A; US7769128B2; JP5172068B2; DE10358867A1; US20040120448A1; IL159294A0; NL1024913A1; US20070104312A1

Description

Korte aanduiding: Ondersteuningsstructuur voor in de Z-richting uit te breiden CT-detectoren en werkwijzen voor het vervaardigen daarvan.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een ondersteuningsstructuur en assembleerwerkwijze voor in de Z-richting uit te breiden computertomografie(CT)detectoren. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een op een pen gebaseerde onder-5 steuningsstructuurmoduul, waarin de pennen de referentiepunten verschaffen, ten opzichte waarvan alle andere componenten van een CT-detector worden uitgelijnd, om een eenvoudige en nauwkeurige plaatsing van alle componenten daarvan mogelijk te maken, en op werkwijzen voor het vervaardigen daarvan.

10 CT-beeldvormingssystemen gebruiken een waaiervormige röntgen- stralingsbundel, die gecollimeerd wordt om binnen het X-Y vlak of het beeldvormingsvlak te liggen. De röntgenstralingsbundel wordt door het af te beelden voorwerp (d.w.z., de patiënt waarop de CT-aftasting wordt uitgevoerd) afgezwakt en de röntgenstraling wordt vervolgens 15 door een reeks van stralingsdetectoren gedetecteerd. In het algemeen omvat deze reeks van stralingsdetectoren een aantal individuele detec-tormodulen, waarbij elk detectormoduul een vlak detectoroppervlak vormt. De detectormodulen zijn in het algemeen op een zij-aan-zij wijze ten opzichte van elkaar gepositioneerd om een boog te vormen, 20 die essentieel gecentreerd is op de röntgenstralingsbron. In multi-plak beeldvormingssystemen kunnen evenwijdige rijen van deze detectör-modulen zodanig gerangschikt zijn, dat de met elke enkele reeksrij corresponderende gegevens gebruikt kunnen worden om een enkel dunne-plakbeeld van een patiënt te genereren.

25 Achter het vlakke detectoroppervlak omvat elk detectormoduul met X- respectievelijk Z-coördinaten uitgelijnde rijen en kolommen van detectorelementen. Elk detectormoduul omvat bovendien in het algemeen gegevensverwervingsschakelingen, die de door de detectorelementen gegenereerde röntgenstralingsintensiteitssignalen verzamelen en deze in-30 tensiteitssignalen vervolgens omzetten in CT-getallen (d.w.z., Houns-field-eenheden), welke voor daaropvolgende beeldreconstructie via terugprojectie of dergelijke worden opgeslagen. Verschillende andere componenten, zoals achter de patiënt geplaatste collimatoren, scintil- 1 02491 3 I - 2 -

I latorpakketten, fotodiodes en elektronische flexconnectoren, kunnen I

I eveneens aan deze detectormodulen bevestigd zijn. Dergelijke bevesti- I

I gingen dienen alle nauwkeurig ten opzichte van elkaar gelegen te zijn, I

hetgeen de vervaardiging van huidige CT-beeldvormingssystemen zeer I

5 moeilijk maakt. Als zodanig zijn dikwijls een uitgebreide testwerking, I

I herbewerking en heruitlijning van de verschillende componenten vereist I

I voordat een CT-beeldvormingssysteem van aanvaardbare kwaliteit naar I

I een klant gezonden kan worden. I

I Aangezien er op dit moment geen geschikte systemen en werkwij- I

I 10 zen, die het mogelijk maken dat CT-detectorcomponenten eenvoudig en I

I nauwkeurig geassembleerd kunnen worden, beschikbaar zijn, zou het wen- I

I selijk zijn om systemen en werkwijzen, waarin dergelijke componenten I

I op een eenvoudiger wijze dan op dit moment mogelijk is, geassembleerd I

I kunnen worden, te hebben. Er bestaat ook behoefte aan dergelijke sys- I

I 15 temen en werkwijzen om dergelijke componenten nauwkeurig te kunnen as- I

I sembleren. Er bestaat ook behoefte aan dergelijke systemen en werkwij- I

I zen om pennen als referentiepunten te gebruiken, ten opzichte van I

I welke pennen alle andere detectorcomponenten uitgelijnd kunnen worden. I

I Er bestaat nog een verdere behoefte aan dergelijke systemen en werk- I

I 20 wijzen om alle detectorcomponenten tot een enkelvoudig samengesteld I

I moduul te kunnen assembleren, welk moduul vervolgens eenvoudig gepo- I

I sitioneerd en uitgelijnd kan worden in het CT-beeldvormingssysteem. Er I

I bestaat nog een verdere behoefte aan dergelijke systemen en werkwijzen I

I om minder kostbaar te zijn dan de huidige samenstellingssystemen en I

I 25 -werkwijzen. Aan vele andere behoeften zal bovendien door de uitvin- I

I ding tegemoet worden gekomen, zoals duidelijker zal worden bij het le- I

I zen van het volgende deel van de beschrijving.

I De hierboven aangegeven tekortkomingen van bestaande systemen I

I en werkwijzen worden derhalve door uitvoeringsvormen van de uitvinding I

I 30 overwonnen, welke uitvinding betrekking heeft op systemen en werkwij- I

I zen, die het mogelijk maken dat CT-detectorelementen op een eenvoudi-

I ger wijze, dan op dit moment mogelijk is, worden geassembleerd, het- I

I geen ervoor zorgt dat de detectorcomponenten nauwkeurig tot een moduul I

I samengesteld kunnen worden, welk moduul vervolgens eenvoudig geposi- I

I 35 tioneerd en uitgelijnd kan worden in een CT-beeldvormingssysteem. Deze I

I systemen en werkwijzen gebruiken peirnen als referentiepunten, ten op- I

I zichte waarvan alle detectorcomponenten uitgelijnd kunnen worden. Vele I

I uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn minder kostbaar dan de hui- I

I 1024913 - 3 - dige systemen en werkwijzen voor het samenstellen van CT-detectorcom-ponenten.

Uitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten nauwkeurig uitgelijnde CT-detectormodulen. Deze detectormodulen kunnen omvatten: een 5 ondersteuningsstructuur; ten minste één afstandhouder/ ten minste één met de ten minste ene afstandhouder en de ondersteuningsstructuur operationeel verbonden uitlijnpen om een ondersteuningsstructuur-subsa-menstel te vormen; en een met het ondersteuningsstructuur-subsamenstel operationeel verbonden detectorcomponent/ waarbij de ten minste ene 10 uitlijnpen wordt gebruikt als een lokaal referentiepunt, ten opzichte waarvan de ondersteuningsstructuur, de ten minste ene afstandhouder en de detectorcomponent nauwkeurig worden uitgelijnd.

Andere uitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten werkwijzen voor het eenvoudig en nauwkeurig assembleren van een nauwkeurig uit-15 gelijnd CT-detectormoduul. Deze werkwijzen kunnen omvatten: het ten opzichte van elkaar uitlijnen van een ondersteuningsstructuur, ten minste één afstandhouder en ten minste één uitlijnpen; het operationeel met elkaar verbinden van de ondersteuningsstructuur, de ten minste ene afstandhouder en de ten minste ene uitlijnpen om een onder-20 steuningsstructuur-subsamenstel te vormen; het ten opzichte van de ten minste ene uitlijnpen uitlijnen van een detectorcomponent; en het operationeel verbinden van de de te ctorcomponent met het ondersteunings-structuur-subsamenstel, waarbij de ten minste ene uitlijnpen wordt gebruikt als een lokaal referentiepunt ten opzichte waarvan de onder-25 steuningsstructuur, de ten minste ene afstandhouder en de detectorcomponent nauwkeurig worden uitgelijnd. Een assembleerorgaan kan worden gebruikt om het detectormoduul uit te lijnen en te assembleren. Uitvoeringsvormen kunnen verder het operationeel verbinden van een colli-matorsamenstel met het detectormoduul en/of het operationeel verbinden 30 van het detectormoduul met het referentieframe van het detectorsamen-stel en het algemene referentieframe van een CT-beeldvormingssysteem omvatten.

Nog andere uitvoeringsvormen van de uitvinding omvatten systemen voor het eenvoudig en nauwkeurig assembleren van een nauwkeurig 35 uitgelijnd detectormoduul. Deze systemen kunnen omvatten: een middel voor het ten opzichte van elkaar uitlijnen van een ondersteuningsstructuur, ten minste één afstandhouder en ten minste één uitlijnpen; een middel voor het operationeel met elkaar verbinden van de ondersteuningsstructuur, de ten minste ene afstandhouder en .de ten minste 1024913

- 4 - I

ene uitlijnpen om een ondersteuningsstructuur-subsamenstel te vormen; I

een middel voor het uitlijnen van een detectorcomponent ten opzichte I

van de ten minste ene uitlijnpen; en een middel voor het operationeel I

verbinden van de detectorcomponent met het ondersteuriingsstructuur- I

5 subsamenstel, waarbij de ten minste ene uitlijnpen wordt gebruikt als I

een lokaal referentiepunt/ ten opzichte waarvan de ondersteunings- I

structuur, de ten minste ene afstandhouder en de detectorcomponent I

nauwkeurig worden uitgelijnd. Een assembleerorgaan kan gebruikt worden I

om het detectormoduul uit te lijnen en te assembleren. De systemen I

10 kunnen verder een middel voor het operationeel verbinden van een col- I

limatorsamenstel met het detectormoduul en/of een middel voor het ope- I

rationeel verbinden van het detectormoduul met een CT-beeldvormings- I

systeem omvatten. I

In vele uitvoeringsvormen kunnen de detectorcomponenten onder I

15 andere een elektronische flexconnector, ten minste één diode en ten I

minste één scintillatorpakket omvatten, waarbij de elektronische flex- I

connector operationeel is verbonden met de ten minste ene diode en een I

gegevensverwervingssysteem, en het ten minste ene scintillatorpakket I

operationeel is verbonden met de ten minste ene diode. Het detectormo- I

20 duul kan ook een operationeel daarmee verbonden collimatorsamenstel I

omvatten. De elektronische flexconnector, de ten minste ene diode, het I

ten minste ene scintillatorpakket en/of het collimatorsamenstel zijn I

bij voorkeur alle nauwkeurig uitgelijnd ten opzichte van de ten minste I

ene uitlijnpen. Deze detectormodulen kunnen operationeel verbonden I

25 zijn met een CT-beeldvormingssysteem, dat eveneens bij voorkeur nauw- I

keurig is uitgelijnd ten opzichte van de ten minste ene uitlijnpen. I

Een bovenoppervlak van de afstandhouder en een onderoppervlak van de I

afstandhouder voldoen bij voorkeur elk aan een voorafbepaalde vlak- I

heidsvoorwaarde en voldoen bovendien bij voorkeur aan een voorafbe- I

30 paalde evenwijdig-vlakvoorwaarde ten opzichte van elkaar. De ten min- I

ste ene uitlijnpen voldoet bij voorkeur aan een voorafbepaalde diame- I

tervoorwaarde en wanneer de ten minste ene uitlijnpen in een opening I

in de ten minste ene afstandhouder is ingebracht, voldoet de ten min- I

ste ene uitlijnpen bij voorkeur aan een voorafbepaalde loodrechtheids- I

35 voorwaarde met het bovenoppervlak van de afstandhouder en het onderop- I

pervlak van de afstandhouder. I

Verdere kenmerken, aspecten en voordelen van de uitvinding zul- I

len duidelijker worden voor de vakman in het vervolg van de volgende I

beschrijving, waarin verwijzingen gemaakt worden naar de bijgevoegde I

1024913" - 5 - figuren, welke figuren enkele voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, en waarin gelijke verwijzingscijfers dezelfde onderdelen in de verschillende figuren aanduiden.

De systemen en werkwijzen van de uitvinding worden hieronder 5 beschreven onder verwijzing naar verschillende figuren, waarin: fig. 1 een aanzicht in perspectief van een CT-beeldvormingssys-teem is; fig. 2 een zijaanzicht is, dat de basiscomponenten van een in uitvoeringsvormen van de uitvinding gebruikt detectormoduul toont; 10 fig. 3 een bovenaanzicht van een in uitvoeringsvormen van de uitvinding gebruikte ondersteuningsstructuur is; en fig. 4 een bovenaanzicht van de in uitvoeringsvormen van de uitvinding gebruikte afstandhouders is.

Om het begrip van de uitvinding te bevorderen, zal nu verwezen 15 worden naar enkele voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding, zoals deze in fig. 1-4 zijn weergegeven en wordt een specifieke taal gebruikt om deze te beschrijven. De hierin gebruikte terminologie heeft beschrijvingsdoeleinden en is niet beperkend. Hierin geopenbaarde specifieke structurele en functionele details dienen niet als beperkend 20 opgevat te worden, doch louter als een basis, voor de conclusies, als een representatieve basis om de vakman te leren de uitvinding op verschillende wijzen toe te passen. Modificaties of variaties in de weergegeven ondersteuningsstructuren en werkwijzen voor het vervaardigen daarvan, en dergelijke verdere toepassingen van de principes van de 25 uitvinding, zoals deze hierin is weergegeven, zoals deze gewoonlijk duidelijk zullen zijn voor de vakman, worden opgevat als binnen de gedachte van de uitvinding liggend.

Fig. 1 toont een voorbeeld van een CT-beeldvormingssysteem 10. Dergelijke systemen omvatten in het algemeen een portaal 12, een por-30 taalopening 48 en een tafel 46, waarop een patiënt 22 kan liggen. Het portaal 12 omvat een röntgenstralingsbron 14, die een bundel van röntgenstralen 16 naar een reeks van detectorelementen 18 richt. In het algemeen omvat de reeks van detectorelementen 18 een aantal afzonderlijke detectorelementen, die op een zij-aan-zij wijze in de vorm van 35 een boog zijn geplaatst, welke boog essentieel op de röntgenstralingsbron 14 is gecentreerd. In multi-plak beeldvormingssystemen kunnen evenwijdige rijen van reeksen van detectorelementen 18 op een zodanige wijze geplaatst zijn, dat elke rij van detectoren gebruikt kan worden om een enkel dunne-plakbeeld van de patiënt 22 in het X-Y vlak te ge- 1024913 I - 6 -

I nereren. Elk detectorelement in de reeks van detectorelementen 18 de- I

I tecteert de röntgenstralen 16, die door een voorwerp, zoals een pa- I

I tiënt 22, heen zijn gegaan. I

I Elke rij/reeks van detectorelementlen 18 in deze uitvinding om- I

I 5 vat een aantal detectormodulen 50, waarbij elk detectormoduul 50 alle I

relevante detectorcomponenten (d.w.z., dioden, scintillatorpakketten, I

I collimatoren, enz.) in een enkelvoudig vooraf geassembleerd samenstel I

I omvat, welk samenstel vervolgens eenvoudig in het CT-beeldvormingssys- I

I teem 10 gepositioneerd kan worden. De uitvinding omvat systemen en I

I 10 werkwijzen, die het mogelijk maken, dat deze CT-stralingsdetectormodu- I

len 50 zeer nauwkeurig en gemakkelijk geassembleerd kunnen worden. I

I Deze detectormodulen 50 omvatten een ondersteuningsstructuur 52 en af- I

I standhouders 56, die het mogelijk maken, dat alle detectorcomponenten I

I tezamen tot een enkel samenstel geassembleerd kunnen worden, welk sa- I

15 menstel vervolgens gemakkelijk uitgelijnd en ingebracht kan worden in I

I een CT-beeldvormingssysteem 10. De uitvinding gebruikt pennen 55 in de I

I af standhouders 56 (d.w.z., het pen/afstandhoudersamenstel) als de I

I referentiepunten, ten opzichte waarvan alle andere detectormoduulcom- I

I ponenten (d.w.z., diodes, scintillatorpakketten, collimatoren, enz.) I

I 20 worden uitgelijnd, waardoor een eenvoudige en nauwkeurige plaatsing I

I van alle detectorcomponenten mogelijk is. Deze op een pen gebaseerde I

ondersteuningsstructuur heeft vele voordelen: (1) de pennen verschaf- I

I fen evenwijdige oppervlakken voor het daarop monteren van de detector- I

moduul componenten; (2) de pennen maken het mogelijk dat het detector- I

I 25 moduul nauwkeurig gepositioneerd en uitgelijnd kan worden in een CT- I

I beeldvormingssysteem; (3) de pennen verschaffen optische en mechani- I

I sche referentiekenmerken voor het positioneren van de diode en sein- I

I tillatorpakket(ten) tijdens het assembleren van de detectormodulen; I

I (4) de pennen verschaffen een nauwkeurige mechanische locatie, waaraan I

30 een collimator bevestigd kan worden; en (5) de pennen maken het moge- I

I lijk dat de detectormodulen mechanisch uitgelijnd en bevestigd kunnen I

I worden aan het uiteindelijke CT-beeldvormingssysteem (d.w.z., via I

I langwerpige sleuven in de steunrails in sommige huidige CT-beeldvor- I

I mingssystemen). I

I 35 Een zijaanzicht van een detectormoduul 50, zoals dit in één I

I uitvoeringsvorm van de uitvinding is geassembleerd, is weergegeven in I

I fig. 2. In deze bepaalde uitvoeringsvorm omvat het detectormoduul 50 I

de volgende componenten: een ondersteuningsstructuur 52, een elektro- I

I 1Ü2491 3 - 7 - nische flexconnector 54, twee pennen 55, twee afstandhouders 56, een diode 57, twee seintillatorpakketten 58 en een collimatorsamenstel 59.

In uitvoeringsvormen kan de ondersteuningsstructuur 52 voor de detectormodulen 50 vervaardigd zijn van elk geschikt' materiaal met een 5 hoge stijfheid, zoals bijvoorbeeld door middel van persgieten vervaardigde koolstofvezel. Zoals is weergegeven in fig. 3, omvat de ondersteuningsstructuur 52 bij voorkeur een rechthoekig gevormd materiaal-deel met een langwerpige sleuf 61 in het centrale gedeelte daarvan en openingen 60 in de nabijheid van elk einde daarvan. De uiteindelijke 10 ondersteuningsstructuur omvat ook twee afstandhouders 56, zoals deze zijn weergegeven in fig. 4. Elke afstandhouder 56 kan van elk geschikt materiaal vervaardigd zijn en omvat bij voorkeur een opening 62 in de nabijheid van één einde daarvan, in welke opening een pen 55 gestoken kan worden. De pennen 55 op de afstandhouder/pensamenstellen verschaf-15 fen de referentiepunten ten opzichte waarvan alle andere componenten van het detectormoduul 50 tijdens assemblage uitgelijnd zullen worden. Als zodanig hebben het bovenoppervlak 70 en het onderoppervlak 71 van elke afstandhouder 56 bij voorkeur strenge vlakheids- en evenwijdig-vlakvoorwaarden. Verder hebben de pennen 55 bij voorkeur strenge dia-20 metervoorwaarden en wanneer deze pennen in de afstandhouders 56 zijn gedrukt, hebben deze strenge loodrechtheidsvoorwaarden met het bovenoppervlak 70 en het onderoppervlak 71 van de afstandhouders 56.

Bij voorkeur worden de detectormodulen 50 geassembleerd in een assembleerorgaan, zodat de detectorcomponenten nauwkeurig geassem-25 bleerd en aan elkaar bevestigd kunnen worden. Bijvoorbeeld kunnen de pennen 55 zich vanaf de afstandhouders 56 door de ondersteuningsstructuur 52 heen uitstrekken tot in nauwkeurig geplaatste openingen in het assembleerorgaan.

In uitvoeringsvormen kan de ondersteuningsstructuur 52 in het 30 assembleerorgaan worden geplaatst. Vervolgens kunnen de pennen 55 in de openingen 62 in de afstandhouders 56 worden gestoken, hetgeen het door middel van persen inbrengen van de pennen 55 in enigszins kleinere openingen 62 in de afstandhouders 56 kan omvatten. De afstandhouder/pensamenstellen kunnen vervolgens op elke geschikte wijze beves-35 tigd of op andere wijze aan de ondersteuningsstructuur 52 vastgehecht worden. Zodra de afstandhouders 56, de pennen 55 en de ondersteuningsstructuur 52 geassembleerd zijn, kan het vrije einde van de elektronische flexconnector 54, waarvan het andere einde bij voorkeur bevestigd of op andere wijze vastgehecht is aan het achteroppervlak van de diode 'l 02491 3

I - 8 - I

I 57, vervolgens door de langwerpige sleuf 61 in de ondersteuningsstruc- I

I tuur 52 gevoerd worden. De diode 57 is het actieve gedeelte van het I

I detectormoduul 50. Het vrije einde van de elektronische flexconnector I

I 54 voert de elektrische signalen vanaf de diode 57 naar de uitlees- I

I 5 chips in een gegevensverwervingssysteem op een algemeen in de indu- I

I strie bekende wijze. De diode 57 (d.w.z. de aan het achteroppervlak I

I bevestigde diode in deze uitvoeringsvorm) kan ten opzichte van het as- I

I sembleerorgaan en de ondersteuningsstructuur 52 op elke geschikte I

I wijze worden uitgelijnd, zoals door middel van het optisch of mecha- I

I 10 nisch uitlijnen van kenmerken aan de bovenzijde van de diode 57 ten I

I opzichte van de pennen 55, en het flexconnector/diodesamenstel kan I

I vervolgens op elke geschikte wijze optisch verbonden worden met de on- I

I dersteuningsstructuur 52. De scintillatiepakketen 58 kunnen vervolgens I

I op elk geschikte wijze uitgelijnd worden ten opzichte van het assem- I

I 15 bleerorgaan en de ondersteuningsstructuur, zoals door middel van het I

I optisch of mechanisch uitlijnen van kenmerken bovenop de scintillator- I

I pakketten 58 ten opzichte van de pennen 55 en de scintillatorpakketten I

I 58 kunnen vervolgens op elke geschikte wijze, zoals door middel van I

I hechten of lijmen, optisch met de diode 57 verbonden worden. De sein- I

I 20 tillatorpakketten 58 detecteren de röntgenstralen en zetten de rönt- I

I genstralen vervolgens om in fotonen (d.w.z., zichtbaar licht), welke I

I fotonen door de diode 57 gedetecteerd kunnen worden. In uitvoerings- I

I vormen kan daarna een collimatorsamenstel 59, dat specifiek ontworpen I

I was om uit te lijnen ten opzichte van de pennen 55, uitgelijnd en ope- I

I 25 rationeel verbonden worden met het detectormoduul 50 op elke geschikte I

I wijze, zoals door middel van het plaatsen van nauwkeurig aangebrachte I

I openingen in het collimatorsamenstel over de pennen 55. Het collima- I

I torsamenstel 59 vormt de gedetecteerde röntgenstralen tot brandpunten I

I van de detectoren, om door buiten-brandpuntuitlijning veroorzaakte I

I 30 verstrooide straling te verminderen. Tussenruimten 51 kunnen aanwezig I

I zijn tussen de afstandhouders 56 en het actieve gedeelte van het de- I

I tectormoduul 50 (d.w.z., het actieve gedeelte van het detectormoduul I

I omvat de elektronische flexconnector 54, de diode 57 en de scintilla- I

I torpakketten 58). I

I 35 Het voltooide detectormoduulsamenstel 50 heeft bijvoorbeeld I

I pennen 55, die voorbij het oppervlak van het collimatorsamenstel 59 I

I uitsteken, zodat het detectormoduul 50 rechtstreeks in het CT-beeld- I

I vormingssysteem 10 geassembleerd kan worden, bij voorkeur via een I

I nauwkeurig aangebrachte sleuf in de transportrail (s) van het CT-beeld- I

I 1024913 - 9 - vormingssysteem 10, waarin de pennen 55 gestoken kunnen worden. Op deze wijze bestaat er geen behoefte aan aanpassingsuitlijning van het detectormoduul 50 met de ondersteuningsrails, aangezien de diameter van elke pen 55 bij voorkeur slechts enkele microns kleiner dan de 5 sleuf (sleuven) in de transportrails is. Hoewel de andere einden van de pennen 55 zich voorbij het oppervlak van de ondersteuningsstructuur 52 uitstrekken, zoals is weergegeven, behoeft dit niet noodzakelijk te zijn, afhankelijk van het bijzondere CT-beeldvormingssysteem, waaraan het detectormoduul 50 bevestigd zal worden.

10 Zoals hierboven is beschreven, maken de systemen en werkwijzen van de uitvinding het mogelijk dat detectorelementen in CT-beeldvor-mingssystemen nauwkeurig en gemakkelijker geassembleerd kunnen worden dan op dit moment mogelijk is. Het modulaire, op pennen gebaseerde ontwerp van deze ondersteuningsstructuren voorziet op gunstige wijze 15 in de eenvoudige uitlijning van alle relevante componenten (d.w.z., diode, scintillatorpakketten, collimator, enz.) ten opzichte van dezelfde pen(nen), welke pen als een lokaal referentiepunt voor het totale detectormoduul wordt gebruikt. Bovendien is dit ontwerp eenvoudig en continu uit te breiden in de Z-richting, waardoor aanvullende rijen 20 van detectormodulen toegevoegd kunnen worden om het bestrijkingsgebied in de Z-richting te vergroten. De uitvinding maakt het mogelijk dat opeenvolgende rijen van detectormodulen dicht genoeg bij elkaar geplaatst kunnen worden, zodat tussenruimten in het Z-bestrijkingsgebied worden vermeden. Dit is in het bijzonder gunstig, aangezien de medi-25 sche industrie nu een langer Z-bestrijkingsgebied wenst, zodat de artsen een groter bestrijkingsgebied van een patiënt bij elke rotatie van het portaal kunnen verkrijgen, teneinde daardoor een volledig beeld van een orgaan in een enkele CT-aftasting mogelijk te maken.

Voor het vervullen van de verschillende behoeften, waaraan de 30 uitvinding voldoet, zijn verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding beschreven. Het zal duidelijk zijn, dat deze uitvoeringsvormen louter illustratief zijn voor de principes van de verschillende uitvoeringsvormen van de uitvinding. Talrijke modificaties en aanpassingen daarvan zullen voor de vakman duidelijk zijn zonder daarbij de ge-35 dachte en het kader van de uitvinding te verlaten. Er wordt derhalve beoogd, dat de uitvinding alle geschikte modificaties en variaties, die binnen het kader van de bijgevoegde conclusies en hun equivalenten liggen, omvat.

1 02491 3 '

Claims

1. Nauwkeurig uitgelijnd CT-detectormoduul (50), welk detec- I I tormoduul (50) omvat: I I een ondersteuningsstructuur (52); I I ten minste één afstandhouder (56); I I 5 ten minste één met de ten minste ene afstandhouder (56) en de I I ondersteuningsstructuur (52) operationeel verbonden uitlijnpen (55) I om een ondersteuningsstructuur-subsamenstel te vormen; en I I een met het ondersteuningsstructuur-subsamenstel operationeel I I verbonden detectorcomponent, I I 10 waarin de ten minste ene uitlijnpen (55) als een lokaal refe- I I rentiepunt wordt gebruikt, ten opzichte waarvan de ondersteunings- I I structuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de detec- I I torcomponent nauwkeurig zijn uitgelijnd. I

2. Nauwkeurig uitgelijnd CT-detectormoduul (50), welk detec- I I 15 tormoduul (50) omvat: I I een ondersteuningsstructuur (52), waarbij de I I ondersteuningsstructuur een gedeelte omvat dat een langwerpige sleuf I I definieert; I I ten minste één afstandhouder (56); I I 20 ten minste één met de ten minste ene afstandhouder (56) en de I I ondersteuningsstructuur (52) operationeel verbonden uitlijnpen (55) I I om een ondersteuningsstructuur-subsamenstel te vormen; en I I meerdere met het ondersteuningsstructuur-subsamenstel I I operationeel verbonden detectorcomponenten, waarbij tenminste een I I 25 gedeelte van ten minste een van de meerdere detectorcomponenten door I I de door de ondersteuningsstructuur gedefinieerde langwerpige sleuf I I gaat, I I waarin de ten minste ene uitlijnpen (55) als een lokaal refe- I I rentiepunt wordt gebruikt, ten opzichte waarvan de ondersteunings- I I 30 structuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de meerdere I I detectorcomponenten nauwkeurig zijn uitgelijnd, waarbij de meerdere I I detectorcomponenten ten opzichte van elkaar nauwkeurig zijn I I uitgelijnd via de ten minste ene uitlijnpen. I

3. Detectormoduul volgens conclusie 1 of 2, waarin de I I 35 detectorcomponent omvat: een elektronische flexconnector (54), ten I I 1024913 - 11 - minste één diode (57) en ten minste één seintillatorpakket (58), waarin de elektronische flexconnector (54) operationeel verbonden is met de ten minste ene diode (57) en een gegevensverwervingssysteem, en het ten minste ene scintillatorpakket (58) operationeel is 5 verbonden met de ten minste ene diode (57).

4. Detectormoduul volgens conclusie 3, waarin de elektronische flexconnector (54), de ten minste ene diode (57) en het ten minste ene scintillatorpakket (58) alle nauwkeurig zijn uitgelijnd ten opzichte van de ten minste ene uitlijnpen (55).

5. Detectormoduul volgens conclusie 3 of 4, waarin het detec tormoduul verder een operationeel daarmee verbonden collimatorsa-menstel (59) omvat.

6. Detectormoduul volgens conclusie 5, waarin het collimator-samenstel (59) nauwkeurig ten opzichte van de ten minste ene uit- 15 lijnpen (55) is uitgelijnd.

7. Detectormoduul volgens elk van de conclusies 1-6, waarin het detectormoduul operationeel is verbonden met een CT-beeldvor-mingssysteem (10) en waarin het CT-beeldvormingssysteem (10) nauwkeurig is uitgelijnd ten opzichte van de ten minste ene uitlijnpen (55) .

8. Detectormoduul volgens elk van de conclusies 1-7, waarin een bovenoppervlak (70) van de afstandhouder en een onderoppervlak (71) van de afstandhouder elk voldoen aan een voorafbepaalde vlak-heidsvoorwaarde en waarin het bovenoppervlak (70) van de afstand-houder en het onderoppervlak (71) van de afstandhouder voldoen aan 25 een evenwijdig-vlakvoorwaarde.

9. Detectormoduul volgens elk van de conclusies 1-8, waarin, wanneer de ten minste ene uitlijnpen (55) in de ten minste ene af-standhouder (56) is ingebracht, de ten minste ene uitlijnpen (55) voldoet aan een voorafbepaalde loodrechtheidsvoorwaarde met een bo- 30 venoppervlak (70) van de afstandhouder en een onderoppervlak (71) van de afstandhouder.

10. Werkwijze voor het eenvoudig en nauwkeurig samenstellen van een nauwkeurig uitgelijnd CT-detectormoduul (50), waarbij de werkwijze omvat: 35 het met elkaar uitlijnen van een ondersteuningsstructuur (52), ten minste één afstandhouder (56) en ten minste één uitlijnpen (55); het operationeel met elkaar verbinden van de ondersteuningsstructuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de ten minste 1 02491 3

11. Werkwijze voor het eenvoudig en nauwkeurig samenstellen I van een nauwkeurig uitgelijnd CT-detectormoduul (50), waarbij de I werkwijze omvat: I het met elkaar uitlijnen van een ondersteuningsstructuur (52), I 15 ten minste één afstandhouder (56) en ten minste één uitlijnpen (55), I waarbij de ondersteuningsstructuur een gedeelte omvat dat een I langwerpige sleuf definieert; I het operationeel met elkaar verbinden van de ondersteunings- I structuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de ten minste I 20 ene uitlijnpen (55) om een ondersteuningsstructuur-subsamenstel te I vormen; I het uitlijnen van meerdere detectorcomponenten ten opzichte I van de ten minste ene uitlijnpen (55); en I het operationeel verbinden van de meerdere detectorcomponenten I 25 met het ondersteuningsstructuur-subsamenstel, waarbij tenminste een I gedeelte van ten minste een van de meerdere detectorcomponenten door I de door de ondersteuningsstructuur gedefinieerde langwerpige sleuf I gaat, I waarbij de ten minste ene uitlijnpen (55) als een lokaal refe- I 30 rentiepunt wordt gebruikt, ten opzichte waarvan de ondersteunings- I structuur (52) , de ten minste ene afstandhouder (56) en de meerdere I detectorcomponenten nauwkeurig worden uitgelijnd, waarbij de meerdere I detectorcomponenten ten opzichte van elkaar nauwkeurig worden I uitgelijnd via de ten minste ene uitlijnpen. I

12. Werkwijze volgens 11, waarbij de meerdere I detectorcomponenten een elektronische flexconnector, ten minste een I diode en ten minste een scintillatorpakket omvatten, waarbij de I elektronische flexconnector operationeel verbonden is met de ten I minste ene diode en een gegevensverwerkings systeem, en het ten minste I 1024913 I - 13 - ene scintillatorpakketoperationeel verbonden is met de ten minste ene diode.

12. I ene uitlijnpen (55) om een ondersteuningsstructuur-subsamenstel te I vormen; I het uitlijnen van een detectorcomponent ten opzichte van de I ten minste ene uitlijnpen 955); en I 5 het operationeel verbinden van de detectorcomponent met het I ondersteuningsstructuur-subsamenstel, I waarin de ten minste ene uitlijnpen (55) als een lokaal refe- I rentiepunt wordt gebruikt, ten opzichte waarvan de ondersteunings- I structuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de detec- I 10 torcomponent nauwkeurig worden uitgelijnd. I

13. Werkwijze volgens een der conclusies 10-12/ waarbij een bovenoppervlak van de afstandhouder en een onderoppervlak van de 5 afstandhouder voldoen aan een voorafbepaalde planparallelliteitsvoorwaarde.

14. I waarbij tenminste een gedeelte van ten minste een van de meerdere I detectorcomponenten door de door de ondersteuningsstructuur I gedefinieerde langwerpige sleuf gaat I waarbij de ten minste ene uitlijnpen (55) als een lokaal refe- I 5 rentiepunt wordt gebruikt, ten opzichte waarvan de ondersteunings- I structuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de meerdere I detectorcomponenten nauwkeurig worden uitgelijnd, waarbij de meerdere I detectorcomponenten nauwkeurig ten opzichte van elkaar zijn I uitgelijnd via de ten minste ene uitlijnpen. I

14. Systeem voor het eenvoudig en nauwkeurig assembleren van een nauwkeurig uitgelijnd detectormoduul (50), waarbij het systeem omvat: 10 een middel voor het met elkaar uitlijnen van een ondersteu- ningsstructuur (52), ten minste één afstandhouder (56) en ten minste één uitlijnpen (55); een middel voor het operationeel met elkaar verbinden van de ondersteuningsstructuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en 15 de ten minste ene uitlijnpen (55) om een ondersteuningsstructuur-subsamenstel te vormen; een middel voor het uitlijnen van een detectorcomponent ten opzichte van de ten minste ene uitlijnpen (55); en een middel voor het operationeel verbinden van de detector-20 component met het ondersteuningsstructuur-subsamenstel, , waarin de ten minste ene uitlijnpen (55) als een lokaal referentiepunt wordt gebruikt, ten opzichte waarvan de ondersteuningsstructuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de detectorcomponent nauwkeurig worden uitgelijnd.

15. Systeem voor het eenvoudig en nauwkeurig assembleren van een nauwkeurig uitgelijnd detectormoduul (50), waarbij het systeem omvat: een middel voor het met elkaar uitlijnen van een ondersteuningsstructuur (52), ten minste één afstandhouder (56) en ten minste 30 één uitlijnpen (55), waarbij de ondersteuningsstructuur een gedeelte omvat dat een langwerpige sleuf definieert; een middel voor het operationeel met elkaar verbinden van de ondersteuningsstructuur (52), de ten minste ene afstandhouder (56) en de ten minste ene uitlijnpen (55) om een ondersteuningsstructuur-35 subsamenstel te vormen; een middel voor het uitlijnen van meerdere detectorcomponenten ten opzichte van de ten minste ene liitlijnpen (55); en een middel voor het operationeel verbinden van de meerdere detectorcomponenten met het ondersteuningsstructuur-subsamenstel, 1024913

16. Systeem volgens conclusie 15, waarbij de meerdere I detectorocomponenten een elektronische flexconnector, ten minste een I diode en ten minste een scintillatorpakket omvatten, waarbij de I elektronische flexconnector operationeel verbonden is met de ten I minste ene diode en een gegevensverwerkingssysteem, en het ten minste I 15 ene scintillatorpakketoperationeel verbonden is met de ten minste ene I diode. I

17. Systeem volgens een van de conclusies 14-16, waarbij een I bovenoppervlak van de afstandhouder en een onderoopervlak van de I afstandhouder voldoen aan een voorafbepaalde I 20 planparallelliteitsvoorwaarde. I 1024913