NL1024194C2 - Transportinrichting. - Google Patents

Transportinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL1024194C2
NL1024194C2 NL1024194A NL1024194A NL1024194C2 NL 1024194 C2 NL1024194 C2 NL 1024194C2 NL 1024194 A NL1024194 A NL 1024194A NL 1024194 A NL1024194 A NL 1024194A NL 1024194 C2 NL1024194 C2 NL 1024194C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
conveyor
conveyors
auxiliary
discharge
feed
Prior art date
Application number
NL1024194A
Other languages
English (en)
Inventor
Jacobus Marie Van Den Goor
Original Assignee
Vanderlande Ind Nederland
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vanderlande Ind Nederland filed Critical Vanderlande Ind Nederland
Priority to NL1024194A priority Critical patent/NL1024194C2/nl
Priority to PCT/NL2004/000523 priority patent/WO2005021410A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1024194C2 publication Critical patent/NL1024194C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G47/00Article or material-handling devices associated with conveyors; Methods employing such devices
    • B65G47/52Devices for transferring articles or materials between conveyors i.e. discharging or feeding devices
    • B65G47/64Switching conveyors
    • B65G47/644Switching conveyors by a pivoting displacement of the switching conveyor
    • B65G47/645Switching conveyors by a pivoting displacement of the switching conveyor about a horizontal axis
    • B65G47/647Switching conveyors by a pivoting displacement of the switching conveyor about a horizontal axis the axis being perpendicular to the conveying direction

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Branching, Merging, And Special Transfer Between Conveyors (AREA)
  • Intermediate Stations On Conveyors (AREA)

Description

T rensporti nri chti ng
BESCHRIJVING
De uitvinding heeft betrekking op een transportinrichting 5 voorzien van tenminste een tweetal toevoertransporteurs, alsmede van een tweetal afvoertransporteurs. Vele transportinrichtingen omvatten naast of boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs met behulp waarvan voorwerpen kunnen worden overgebracht aan min of meer in het verlengde van de desbetreffende toevoertransporteurs gelegen afvoertransporteurs.
10 In de praktijk bestaat echter vaak behoefte aan de mogelijkheid om met behulp van een toevoertransporteur toegevoerde voorwerpen naar keuze over te brengen naar een van de afvoertransporteurs.
Een eerste aspect van de uitvinding heeft nu betrekking op 15 een transportinrichting voorzien van tenminste een tweetal boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs, alsmede van tenminste een tweetal boven elkaar opgestelde afvoertransporteurs voor het afvoeren van met behulp van de toevoertransporteurs toegevoerde voorwerpen, waarbij tussen de afvoereinden van de toevoertransporteurs en naar de toevoertransporteurs 20 toegekeerde einden van de afvoertransporteurs overbrengmiddelen zijn aangebracht voor het overbrengen van voorwerpen vanaf de toevoertransporteurs naar de afvoertransporteurs, welke overbrengmiddelen om horizontale assen verzwenkbare hulptransporteurs omvatten, waarbij in een eerste stand van de overbrengmiddelen het afvoereinde van de bovenste 25 van het tweetal boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs via de overbrengmiddelen in verbinding staat met de bovenste afvoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs en het afvoereinde van de onderste toevoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen toevoertransporteurs via de overbrengmiddelen in 30 verbinding staat met de onderste van het tweetal afvoertransporteurs, terwijl in een tweede stand van de overbrengmiddelen een afvoereinde van 1024194
2 I
een toevoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen I
toevoertransporteurs via de overbrengmiddelen in verbinding staat met een I
andere afvoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen I
afvoertransporteurs dan in de eerste stand van de overbrengmiddelen, I
5 terwijl een compensatiemechanisme is aangebracht voor het compenseren van I
het verschil in door de overbrengmiddelen in de eerste stand en de tweede I
stand te overbruggen afstand tussen een afvoereinde van een I
toevoertransporteur en de naar de toevoertransporteurs toegekeerde I
uiteinden van het tweetal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs. I
10 Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding I
kunnen op effectieve wijze de van een toevoertransporteur afkomstige I
voorwerpen worden overgebracht naar een van de beide afvoertransporteurs, I
terwijl steeds een goede aansluiting van het afvoereinde van de I
desbetreffende toevoertransporteur met de gewenste afvoertransporteur te I
15 bewerkstelligen is. I
Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een I
transportinrichting voorzien van tenminste een tweetal naast elkaar I
gelegen toevoertransporteurs alsmede van een tweetal naast elkaar I
opgestelde afvoertransporteurs voor het afvoeren van met behulp van de I
20 toevoertransporteurs toegevoerde voorwerpen, waarbij tussen de I
afvoereinden van de toevoertransporteurs en naar de afvoereinden van de I
toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van de afvoertransporteurs I
overbrengmiddelen zijn aangebracht voor het overbrengen van voorwerpen I
vanaf de toevoertransporteurs naar de afvoertransporteurs, welke I
25 overbrengmiddelen tenminste een hulptransporteur omvatten alsmede een I
verschuifmechanisme voor het verschuiven van op het bovenvlak van de I
hulptransporteur rustende voorwerpen, een en ander zodanig, dat tijdens I
bedrijf een van een afvoereinde van een toevoertransporteur afkomstig I
voorwerp zonder in werking treden van het verschuifmechanisme via de I
30 tenminste ene hulptransporteur naar een eerste van het tweetal I
afvoertransporteurs wordt overgebracht en bij in werking stellen van het I
1024i' I
3 verschuifmechanisme via de hulptransporteur naar de andere van het tweetal afvoertransporteurs wordt overgebracht.
Door toepassing van deze uitvoering kan door eenvoudig verschuiven van voorwerpen over een tussen de toevoertransporteurs en de 5 afvoertransporteurs opgestelde hulptransporteur het toevoeren van een met behulp van een toevoertransporteur toegevoerd voorwerp aan een gewenste afvoertransporteur worden bewerkstelligd.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van enige in bijgaande figuren weergegeven mogelijke 10 uitvoeringsvormen van een transportinrichting volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont schematisch een zijaanzicht op een transportinrichting, die is voorzien van een tweetal boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs, van een tweetal boven elkaar opgestelde afvoertransporteurs en van een tussen de toevoertransporteurs en 15 afvoertransporteurs opgestelde overbrengmiddelen, die in een eerste stand zijn weergegeven.
Figuren 2 en 3 tonen een met figuur 1 overeenkomend zijaanzicht met de overbrengmiddelen in verschillende andere standen.
Figuur 4 toont een deel van de in figuren 1-3 weergegeven 20 inrichting waarbij een verdere mogelijke uitvoeringsvorm van de overbrengmiddelen is aangeduid.
Figuren 5-30 tonen verdere mogelijke uitvoeringsvormen van een transportinrichting, die voorzien is van een tweetal boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs alsmede van een tweetal boven elkaar 25 opgestelde afvoertransporteurs met daartussen opgestelde overbrengmiddelen.
Figuren 31-37 tonen schematisch een transportinrichting volgens de uitvinding, die voorzien is van een drietal boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs, van een drietal boven elkaar opgestelde 30 afvoertransporteurs alsmede van tussen de toevoertransporteurs en de afvoertransporteurs opgestelde overbrengmiddelen.
• 1024194 ;
Figuren 38-43 tonen een bovenaanzicht op verschillende I
uitvoeringsvormen van een inrichting, die voorzien is van een tweetal I
naast elkaar opgestelde toevoertransporteurs, van een tweetal naast I
elkaar opgestelde afvoertransporteurs alsmede van tussen de I
5 toevoertransporteurs en de afvoertransporteurs opgestelde I
overbrengmiddelen. I
De in de figuren 1-3 schematisch weergegeven I
transportinrichting omvat een tweetal boven elkaar opgestelde I
toevoertransporteurs 1 en 2 alsmede een hoofdzakelijk in het verlengde I
10 van de toevoertransporteur 1 gelegen afvoertransporteur 3 en een onder de I
afvoertransporteur gelegen, hoofdzakelijk in het verlengde van de I
toevoertransporteur 2 opgestelde afvoertransporteur 4. Tussen de in I
figuur 1 weergegeven, naar elkaar toegekeerde uiteinden van de I
toevoertransporteurs 1 en 2 en de afvoertransporteurs 3 en 4 zijn I
15 overbrengmiddelen 5 aangebracht. Met behulp van de toevoertransporteurs I
in de richting volgens pijl A toegevoerde voorwerpen kunnen, zoals met I
pijlen B aangeduid, door de overbrengmiddelen 5 worden overgebracht naar I
de afvoertransporteurs voor het verder transporteren van de voorwerpen in I
de richting volgens pijl C. I
20 Zoals uit de figuren 1-3 duidelijk zal zijn worden in deze I
uitvoeringsvorm de overbrengmiddelen gevormd door om horizontale assen I
verzwenkbare hulptransporteurs. Daarbij is een op het afvoereinde van de I
bovenste toevoertransporteur 1 aansluitend uiteinde van een I
hulptransporteur 6 verzwenkbaar om een nabij dit afvoereinde van de I
25 toevoertransporteur 1 gelegen horizontale zwenkas 7. Een verdere I
hulptransporteur 8, die aansluit op het afvoereinde van de I
toevoertransporteur 2 is op soortgelijke wijze verzwenkbaar om een nabij I
het afvoereinde van de toevoertransporteur 2 gelegen horizontale zwenkas I
9. Een verdere hulptransporteur 10 is verzwenkbaar om een horizontale as I
30 ii, die gelegen is nabij het naar de toevoertransporteur 1 toegekeerde I
uiteinde van de afvoertransporteur 3. Op soortgelijke wijze is een I
__J_024194 | 5 verdere hulptransporteur 12 verzwenkbaar om een horizontale zwenkas 13, die nabij het naar de toevoertransporteur 2 toegekeerde uiteinde van de afvoertransporteur 4 is gelegen.
In de in de figuur 1 weergegeven stand liggen de op de 5 bovenste toevoertransporteur 1 en de bovenste afvoertransporteur 3 aansluitende hulptransporteurs 6 en 10 in eikaars verlengde, terwijl de beide op de onderste toevoertransporteur 2 resp. onderste afvoertransporteur 4 aansluitende hulptransporteurs 8 en 12 eveneens in eikaars verlengde liggen. Het zal duidelijk zijn, dat in deze stand van 10 de de hulptransporteurs omvattende overbrengmiddelen 5 met behulp van de bovenste toevoertransporteur 1 toegevoerde voorwerpen via de hulptransporteurs 6 en 10 zullen worden overgebracht naar de afvoertransporteur 3, terwijl met behulp van de onderste toevoertransporteur 2 toegevoerde voorwerpen met behulp van de 15 hulptransporteurs 8 en 12 zullen worden overgebracht naar de onderste afvoertransporteur 4.
Om nu voorwerpen vanaf de bovenste toevoertransporteur 1 toe te kunnen voeren aan de onderste afvoertransporteur 4 kan de op de bovenste toevoertransporteur 1 aansluitende hulptransporteur 6 naar 20 beneden worden verzwenkt, en kan de op de onderste transporteur 4 aansluitende hulptransporteur 12 omhoog worden verzwenkt, zodanig, dat de beide hulptransporteurs 6 en 12 tenminste nagenoeg in eikaars verlengde zullen zijn gelegen, zoals weergegeven in figuur 2. Om daarbij voldoende vrije hoogte te verkrijgen voor met behulp van de hulptransporteurs 6 en 25 12 verplaatste voorwerpen kan daarbij, zoals eveneens weergegeven in figuur 2, de op de afvoertransporteur 3 aansluitende hulptransporteur 10 omhoog worden verzwenkt.
Op soortgelijke wijze kan voor het overbrengen van voorwerpen vanaf de onderste toevoertransporteur 2 naar de bovenste 30 afvoertransporteur 3 de op de onderste toevoertransporteur 2 aansluitende hulptransporteur 8 omhoog worden verzwenkt en de op de bovenste 10241 94
6 I
afvoertransporteur 3 aansluitende hulptransporteur 10 naar beneden worden I
verzwenkt, zodanig, dat deze beide hulptransporteurs tenminste nagenoeg I
in eikaars verlengde komen te liggen, zoals weergegeven in figuur 3. I
Daarbij kan, zoals ook weergegeven in figuur 3, de op de bovenste I
5 toevoertransporteur 1 aansluitende hulptransporteur 6 omhoog worden I
verzwenkt om voldoende ruimte te verschaffen voor over de I
hulptransporteurs bewegende voorwerpen. I
Zoals echter in het bijzonder uit figuren 2 en 3 duidelijk I
zal zijn is de afstand, die door de hulptransporteurs in een in figuren 2 I
10 en 3 weergegeven verzwenkte stand moet worden overbrugd, groter dan de I
afstand, die door de hulptransporteurs moet worden overbrugd tussen een I
toevoertransporteur en een tenminste nagenoeg in het verlengde met deze I
toevoertransporteur gelegen afvoertransporteur. I
Om toch een gelijkmatig transport van de voorwerpen te I
15 kunnen waarborgen, omvatten de overbrengmiddelen ook een I
compensatiemechanisme voor het compenseren van dit afstandsverschil. I
In de 1n de figuren 1-3 weergegeven uitvoeringsvorm aan het I
van de toevoertransporteur 1 afgekeerde uiteinde van de op deze I
toevoertransporteur aansluitende hulptransporteur 6 een I
20 compensatiemechansime aangebracht, dat voorzien is van een zich over de I
breedte van de hulptransporteurs 6 en 10 uitstrekkende rol 14, die met I
behulp van armen 15 zwenkbaar aan het vrije uiteinde van de I
hulptransporteur 6 is gekoppeld. In de in figuur 1 weergegeven stand ligt I
de rol 14 lager dan de op elkaar aansluitende uiteinden van de I
25 hulptransporteurs 6 en 10. In de in figuur 2 weergegeven stand van de I
hulptransporteurs zijn de armen 15 met de daardoor ondersteunde rol 14 I
met behulp van geschikte verstelmiddelen over een hoek van bijvoorbeeld I
ongeveer 90° verzwenkt, zodanig, dat de rol 15 is gelegen tussen de op I
afstand van elkaar gelegen naar elkaar toegekeerde uiteinden van de beide I
30 hulptransporteurs 6 en 12 ter compensatie van het verschil in afstand I
tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de in hoofdzaak in
102419’ I
7 eikaars verlengde gelegen toevoertransporteur en afvoertransporteur en de afstand tussen de toevoertransporteur 1 en de lager gelegen afvoertransporteur 4.
Op soortgelijke wijze is aan het van de toevoertransporteur 5 2 af gekeerde uiteinde van de hulptransporteur 8 met behulp van armen 16 een rol 17 gekoppeld, die in de stand, waarin de beide onderste hulptransporteurs 8 en 12 in eikaars verlengde zijn gelegen lager is gelegen dan de op elkaar aansluitende uiteinden van deze hulptransporteurs 8 en 12, terwijl in de omhoog gezwenkte stand van de 10 hulptransporteur 8 de rol is verzwenkt in de ruimte tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de omhoog gezwenkte hulptransporteur 8 en de omlaag gezwenkte hulptransporteur 10, zoals weergegeven in figuur 3.
Het zal duidelijk zijn, dat met behulp van het de armen 15 de rol 14 omvattende compensatiemechanisme kan worden gecompenseerd voor 15 het verschil in afstand tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de toevoertransporteur 1 en de afvoertransporteur 3 en de afstand tussen het afvoereinde van de toevoertransporteur 1 en het naar de toevoertransporteur 2 gekeerde uiteinde van de afvoertransporteur 4, terwijl met het de armen 16 en de rol 17 omvattende compensatiemechanisme 20 kan worden gecompenseerd voor het verschil in afstand tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de toevoertransporteur 2 en de afvoertransporteur 4 en de afstand tussen het afvoereinde van de toevoertransporteur 2 en het naar de toevoertransporteur 1 toegekeerde uiteinde van de afvoertransporteur 3.
25 Hoewel in de figuren 1 en 3 de verschillende transporteurs schematisch zijn weergegeven als eindloze transportbanden zal het duidelijk zijn dat de transporteurs ook een andere opbouw kunnen hebben en bijvoorbeeld gevormd kunnen zijn door rollentransporteurs.
Verder zijn in de hieronder nog nader te beschrijven 30 uitvoeringsvormen die onderdelen, die overeenkomen met de hierboven aan de hand van de figuren 1-3 beschreven onderdelen voorzien van dezelfde 1024194
8 I
verwijzingscijfers als gebruikt in de figuren 1-3. I
Zoals schematisch in figuur 4 is aangeduid kan in plaats I
van de met de hulptransporteurs mee verzwenkbare rollen 14 en 17 een I
enkele een compensatiemechanisme vormende rol 18 vast zijn opgesteld ter I
5 hoogte van het verticale vlak, dat zich uitstrekt ter hoogte van de naar I
elkaar toegekeerde uiteinden van de hulptransporteurs indien deze I
hulptransporteurs in eikaars verlengde zijn gelegen en wel in een I
zodanige stand, dat de rol 18 tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden I
van de in de stand volgens figuur 2 of figuur 3 verzwenkte I
10 hulptransporteurs zal liggen. Een dergelijke opstelling van een dergelijk I
door een enkele rol 18 gevormd compensatiemechanisme zal in het algemeen I
slechts toepasbaar zijn indien een dergelijke vast opgestelde rol niet in I
conflict zal komen met vanaf de onderste toevoertransporteur 2 naar de I
onderste afvoertransporteur 4 getransporteerde voorwerpen gezien de I
15 hoogte van deze voorwerpen. I
De in de figuren 5-7 weergegeven transportinrichting komt I
in hoofdzaak overeen met de hierboven aan de hand van de figuren 1-3 I
beschreven transportinrichting. I
Bij deze uitvoeringsvorm is naast het aan het vrije I
20 uiteinde van de op de toevoertransporteur 2 aansluitende hulptransporteur I
8 aangebrachte compensatiemechanisme in de vorm van de armen 16 en een I
rol 17 op het van de afvoertransporteur 4 afgekeerde uiteinde van de I
hulptransporteur 12 een compensatiemechanisme in de vorm van armen 19 en I
een door deze armen ondersteunde rol 20 aangebracht. Zoals in figuur 6 I
I 25 weergegeven wordt het door de armen 19 en de rol 20 gevormde I
I compensatiemechanisme benut voor het overbruggen van de afstand tussen I
I het vrije uiteinde van de naar beneden gezwenkte hulptransporteur 6 en de I
I omhoog gezwenkte hulptransporteur 12, terwijl het door de arm 16 en de I
I rol 17 gevormde compensatiemechanisme wordt benut voor het opvullen van I
I 30 de tussenruimte tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de omhoog I
I gezwenkte hulptransporteur 8 en de naar beneden gezwenkte I
I 1 o i? 4 I
9 hulptransporteur 10 (figuur 7).
Bij de in de figuren 8-10 weergegeven uitvoeringsvorm is aan het vrije uiteinde van ieder van de hulptransporteurs 6, 8, 10 en 12 met behulp van een tweetal armen 21 een zich over de breedte van de 5 desbetreffende hulptransporteur uitstrekkende rol 22 aangebracht. In de stand» waarin de bovenste hulptransporteurs 6 en 10 in eikaars verlengde zijn gelegen en de onderste hulptransporteurs 8 en 12 in eikaars verlengde zijn gelegen zijn de desbetreffende rollen 22 onder de aan elkaar aangrenzende uiteinden van de desbetreffende hulptransporteurs 10 gelegen.
Indien» zoals in figuur 9 weergegeven» de op de bovenste toevoertransporteur 1 aansluitende hulptransporteur 6 naar beneden is gezwenkt en de op de onderste afvoertransporteur 4 aansluitende hulptransporteur omhoog is gezwenkt zijn de met de uiteinden van de 15 desbetreffende hulptransporteurs 6 en 12 gekoppelde rollen 22 in de tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de hulptransporteurs 6 en 12 gelegen ruimte gezwenkt om dienst te doen als compensatiemechanisme. In de stand, waarin de op de onderste toevoertransporteur 2 aangesloten hulptransporteur 8 omhoog is gezwenkt en de op de bovenste 20 afvoertransporteur 3 aansluitende hulptransporteur 10 omlaag is gezwenkt zijn de met de uiteinden van de desbetreffende hulptransporteurs gekoppelde rollen 22 in de tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van deze hulptransporteurs 8 en 10 gelegen ruimte gezwenkt om te dienen als compensatiemechanisme voor het overbruggen van de afstand tussen de 25 naar elkaar toegekeerde uiteinden van de hulptransporteurs 8 en 10 (figuur 10).
Zoals schematisch weergegeven 1n figuur 11 zal het ook denkbaar zijn om in plaats van de rollen 22 met de uiteinden van de hulptransporteurs te koppelen op soortgelijke wijze als aangeduid in 30 figuur 4 voor de rol 18 een tweetal rollen 23 op te stellen, die samen verzwenkbaar zijn om een zich horizontaal uitstrekkende scharnieras, 1024184
10 I
zodanig, dat de beide rollen 23 om deze scharnieras kunnen worden I
verzwenkt in een stand zoals in figuur 9 weergegeven voor de beide met de I
hulptransporteurs 6 en 12 gekoppelde rollen 22 en een stand, zoals in I
figuur 10 weergegeven voor de beide met de hulptransporteurs 8 en 10 I
5 weergegeven rollen 22. Het zal duidelijk zijn, dat ook deze vaste I
opstelling van de beide rollen 23 slechts toepasbaar is, indien deze I
rollen 23 niet in conflict zullen komen met door de onderste I
toevoertransporteur naar de onderste afvoertransporteur over te brengen I
voorwerpen. I
10 In plaats van de aan de naar elkaar toegekeerde uiteinden I
van de onderste hulptransporteur 8 en 12 gekoppelde rollen 22 zoals I
weergegeven in figuren 8-10 zijn bij de uitvoeringsvorm volgens figuren I
12-14 met de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de hulptransporteurs 8 I
en 12 als compensatiemechanismen korte transportbandjes 25 resp. 26 I
15 gekoppeld. In de stand, waarin de beide onderste hulptransporteurs 8 en I
12 in eikaars verlengde zijn gelegen hangen deze transportbandjes 25 en I
- 26 onder de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de hulptransporteurs 8 I
en 12 (figuur 12). I
Indien de op de bovenste toevoertransporteur 1 aansluitende I
20 hulptransporteur 6 naar beneden is gezwenkt en de op de onderste I
afvoertransporteur 4 aansluitende hulptransporteur 12 omhoog is gezwenkt I
is het op het vrije uiteinde van de onderste hulptransporteur 12 I
aansluitend transportbandje 26 als compensatiemechanisme gezwenkt tussen I
de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de beide hulptransporteurs 6 en I
25 12, een en ander zoals weergegeven in figuur 13. I
Indien de op de onderste toevoertransporteur 2 aangesloten I
hulptransporteur 8 omhoog gezwenkt is en de op de bovenste I
afvoertransporteur 3 aansluitende hulptransporteur 10 naar beneden I
gezwenkt is is het op vrije uiteinde van de hulptransporteur 8 I
30 aansluitende transportbandje 25 als compensatiemechanisme gezwenkt in de I
ruimte tussen de naar elkaar toegekeerde uiteinden van de I
10241 94 I
11 hulptransporteurs 8 en 10, zoals weergegeven in figuur 14.
Het zal duidelijk zijn, dat met behulp van een dergelijk transportbandje 25, 26 als compensatiemechanisme een grotere afstand tussen de schuin opgestelde hulptransportbanden 6 en 12 resp. 8 en 10 te 5 overbruggen is onder het handhaven van een goede overdracht van de te transporteren voorwerpen.
Verder zal het duidelijk zijn, dat het eventueel ook mogelijk is om de transportbandjes 25, 26 in plaats van aan de vrije uiteinden van de onderste hulptransporteurs 8, 12 te koppelen met de 10 vrije uiteinden van de bovenste hulptransporteurs 6 en 10 te koppelen.
Ook is het mogelijk de transportbandjes aan de vrije uiteinden van de beide hulptransporteurs 6 en 8 of aan de vrije uiteinden van de hulptransporteurs 10 en 12 aan te brengen.
Verder is het mogelijk een dergelijk een 15 compensatiemechanisme vormend bandje 25, 26 op te stellen zoals aangeduid voor het door de rollen 23 gevormde compensatiemechanisme in figuur 11.
Bij de in de figuren 15-17 weergegeven uitvoeringsvorm is de bij het vrije uiteinde van de hulptransporteur 6 gelegen omleidrol 27 voor een eindloze transportband 28 van de hulptransporteur 6 gelegerd in 20 een gestel deel, dat ten opzichte van het overige gestel van de hulptransporteur 6 in de lengterichting van de hulptransporteur 6 heen en weer verschuifbaar is met behulp van niet nader weergegeven verstelmiddel en.
Daarbij is de transportband 28 geleid om een tweetal 25 omleidrollen 29 en een daartussen opgestelde lager gelegen danserrol 30, die tegen veerdruk in omhoog beweegbaar is.
Op soortgelijke wijze is de bij het vrije uiteinde van de hulptransporteur 10 opgestelde omleidrol 31 van een deel van de hulptransporteur 10 uitmakende transportband 32 in lengterichting van de 30 hulptransporteur 10 heen en weer verschuifbaar. Daarbij is de transportband 32 ook geleid om een tweetal omleidrollen 33 en een tegen 1024194 1
12 I
veerdruk in omhoog beweegbare danserrol 34. I
In de in de figuur 16 weergegeven stand van deze I
transportinrichting waarin de op het afvoereinde van de I
toevoertransporteur 1 aansluitende hulptransporteur 6 naar beneden is I
5 gezwenkt en de op de onderste afvoertransporteur 4 aansluitende I
hulptransporteur 12 omhoog is gezwenkt is de omleidrol 27 van de I
hulptransporteur 6 in de lengterichting van de hulptransporteur 6 I
verplaatst in de richting van de vrije uiteinde van de hulptransporteur I
12 onder het tegen veerdruk in verplaatsen van de danserrol 30. Het zal I
10 dus duidelijk zijn, dat hier de verstelbare omleidrol 27 met de I
verplaatsbare danserrol 30 heeft gewerkt als compensatiemechanisme voor I
het overbruggen van de afstand tussen de uiteinden van de verzwenkte I
hulptransporteurs 6 en 12. I
Op soortgelijke wijze zal de verplaatsbare omleidrol 31 en I
15 de tegen veerdruk in verplaatsbare danserrol 34 met de daarmee I
samenwerkende onderdelen van de hulptransporteur 10 werken als een I
compensatiemechanisme om te bewerkstelligen, dat de naar elkaar I
toegekeerde uiteinden van de verzwenkte hulptransporteurs 8 en 10 op I
elkaar aansluiten, zoals afgebeeld in figuur 17. I
20 De in figuren 18-20 weergegeven uitvoeringsvorm komt 1n I
grote lijnen overeen met de in de figuren 15-17 weergegeven I
uitvoeringsvorm. Hierbij is echter de transportband 28 van de op het I
afvoereinde van de bovenste toevoertransporteur 1 aansluitende I
hulptransporteur 6 geleid om een tegen veerdruk in de richting van de I
25 verplaatsbare omleidrol 27 verplaatsbare omleidrol 35 en een in I
zijaanzicht tussen de omleidrol 27 en de omleidrol 35 gelegen, draaibaar I
door het gestel van de hulptransporteur 6 ondersteunde omleidrol 36. I
De onderste hulptransporteur 8 is aan zijn vrije uiteinde I
voorzien van een met de omleidrol 27 overeenkomende, in de lengterichting I
30 van deze hulptransporteur 8 verplaatsbare omleidrol 37, een met de tegen I
veerdruk in de richting van de omleidrol 37 verplaatsbare, met de I
10241 94 I
13 omleidrol 35 overeenkomende omleidrol 38 en een door het gestel van de hulptransporteur 8 ondersteunende, met de omleidrol 36 overeenkomende omleidrol 39 voor het geleiden van de transportband 28' van de hulptransporteur 8.
5 Zoals weergegeven in figuur 19 kan, indien de hulptransporteur 6 omlaag en de hulptransporteur 12 omhoog gezwenkt is voor het overbruggen van de dan tussen de uiteinden van de hulptransporteurs aanwezige afstand de omleidrol 27 met behulp van niet nader weergegeven verstelmiddel en in de lengterichting van de 10 hulptransporteur 6 worden verplaatst voor aansluiting van de hulptransporteur 6 op het naar de hulptransporteur 6 toegekeerde uiteinde van de hulptransporteur 12 met behulp van het de beide verplaatsbare rollen 27 en 35 omvattende compensatiemechanisme.
In de in figuur 20 weergegeven stand, waarin de op de 15 onderste toevoertransporteur aansluitende hulptransporteur 8 omhoog gezwenkt 1s en de op de bovenste afvoertransporteur aansluitende hulptransporteur 10 omlaag gezwenkt is kan de dan tussen de uiteinden van deze hulptransporteurs 8, 10 aanwezige afstand wordën overbrugd door de omleidrol 37 van de hulptransporteur 8 met behulp van niet nader 20 weergegeven verstelmiddelen in de richting van het naar de hulptransporteur 8 toegekeerde uiteinde van de hulptransporteur 10 te bewegen waarbij de omleidrol 38 tegen de werking van de op deze omleidrol Inwerkende veerkracht wordt verschoven.
Het zal duidelijk zijn, dat bij de uitvoeringsvormen van de 25 figuren 15-17 het compensatiemechanisme in plaats van op de beide hulptransporteurs 6 en 10 te zijn aangebracht ook kan worden aangebracht op de beide onderste hulptransporteurs 8 en 12 of op de beide hulptransporteurs 6 en 8, of op de beide hulptransporteurs 10 en 12. Zo kunnen de compensatiemechanismen toegepast bij de uitvoeringsvorm volgens 30 de figuren 18-20 in plaats van op de beide boven elkaar gelegen hulptransporteurs 6 en 8 ook zijn aangebracht op de beide boven elkaar 10241 94
14 I
gelegen hulptransporteurs 10 en 12 of op de beide hulptransporteurs 6 en I
10 of op de beide hulptransporteurs 8 en 12. I
In figuur 21 is als voorbeeld schematisch een I
uitvoeringsmogelijkheid van een mechanisme weergegeven voor het I
5 verstellen van een aan een uiteinde van een hulptransporteur I
verschuifbaar opgestelde geleidingsrol, zoals bijvoorbeeld de hierboven I
aan de t\and van de figuren 18-20 besproken geleidingsrol 37, die I
verstelbaar is opgesteld bij het vrije uiteinde van de hulptransporteur I
8. Zoals in figuur 21 te zien is daarbij met de in de lengterichting van I
10 de hulptransporteur 8 verplaatsbare omleidrol 37 een uiteinde van een I
stang 40 scharnierend gekoppeld. In de in de figuur 21 met getrokken I
lijnen weergegeven stand van de hulptransporteur 8, waarin deze in het I
verlengde van de toevoertransporteur 2 is gelegen strekt de stang 40 zich I
schuin omhoog in een naar de onderste toevoertransporteur 2 toegekeerde I
15 richting uit en is met zijn van de omleidrol 37 af gekeerde uiteinde I
scharnierend gekoppeld aan een vast punt 41 van de transportinrichting. I
Indien de hulptransporteur 8 vanuit de in figuur 21 met getrokken lijnen I
weergegeven horizontale stand omhoog wordt gezwenkt zal daarbij de arm 40 I
om het vaste scharnierpunt 41 worden gezwenkt onder het daarbij in de I
20 lengterichting van de hulptransporteur 8 verschuiven van de omleidrol 37 I
voor het vergroten van het werkzame bovenpart van de transportband 28' I
van de hulptransporteur 8. I
Een andere uitvoeringsmogelijkheid voor het verplaatsen van I
de omleidrol 37 van de hulptransporteur 8 is weergegeven in figuur 22. I
25 Zoals in deze figuur 22 aangeduid zijn hierbij aan de uiteinden van de I
omleidrol 37 bevestigde tappen 43 geleid in aan het gestel van de I
transportinrichting bevestigde zich omhoog uitstrekkende, bij voorkeur I
verticaal verlopende geleidingen 44. Uit figuur 22 zal het duidelijk I
zijn, dat bij het vanuit de horizontale stand van de I
30 hulptransportinrichting 8 omhoog zwenken van deze hulptransportlnrichting I
8 de tappen 43 door de verticaal verlopende geleidingen 44 zullen bewegen I
4024194 I
15 onder het daarbij in de lengterichting van de hulptransporteur 8 verplaatsen van de met de tappen 43 verbonden omleidrol 37 voor het verlengen van het werkzame bovenpart van de deel van de hulptransporteur uitmakende transportband 28'.
5 In de figuren 23-25 is een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij de tussen de toevoertransporteurs 1 en 2 en de afvoertransporteurs 3 en 4 opgestelde overbrengingsmiddelen 5 een enkele hulptransporteur 50 omvat, die zich in de figuur 23 weergegeven stand van de transportinrichting uitstrekt tussen de bovenste toevoertransporteur 1 10 en de bovenste afvoertransporteur 3, alsmede een enkele hulptransporteur 51, die zich in de in figuur 23 weergegeven stand uitstrekt tussen de onderste toevoertransporteur 2 en de onderste afvoertransporteur 4. Vanuit deze stand zijn de beide hulptransporteurs 50 en 51 naar beneden te zwenken zoals weergegeven in figuur 24 voor het overbrengen van een 15 met behulp van de bovenste toevoertransporteur 1 toegevoerd voorwerp naar de onderste afvoertransporteur 4 resp. naar een in figuur 25 weergegeven omhoog gezwenkte stand om een met behulp van de onderste toevoertransporteur 2 toegevoerd voorwerp toe te voeren aan de bovenste afvoertransporteur 3. Daarbij is nabij het vrije uiteinde van iedere 20 hulptransporteur 50 resp. 51 een compensatiemechanisme aangebracht, dat in de weergegeven uitvoeringsvorm overeenkomt met het in figuur 3 weergegeven compensatiemechanisme 16, 17 en hier wordt gevormd door een met behulp van armen 52 zwenkbaar aan een uiteinde van een desbetreffende hulptransporteur 50 resp. 51 bevestigde rol 53.
25 Het zal duidelijk zijn, dat ook een van de andere hierboven beschreven compensatiemechanismen bij deze uitvoeringsvorm toepasbaar is. Verder zal het duidelijk zijn, dat de hul ptransporteurs 50 en 51 in plaats van verzwenkbaar te zijn om nabij de afvoereinden van de toevoertransporteurs 1 en 2 gelegen uiteinden gelegen scharnierassen ook 30 verzwenkbaar kunnen zijn om scharnierassen, die zijn gelegen nabij de naar de toevoertransporteurs 1 en 2 toegekeerde uiteinden van de 1024194
16 I
afvoertransporteurs 3 en 4, waarbij de compensatiemechanismen zullen zijn I
aangebracht bij de naar de toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van I
de hulptransporteurs 50 en 51. I
Bij de in de figuren 26-30 weergegeven transportinrichting I
5 is ieder van de hulptransporteurs 6, 8, 10 en 12 opgebouwd uit een aantal I
naast elkaar gelegen transportdelen, zoals smalle banden, snaren, I
kettingen of dergelijke. Daarbij is de uitvoering zodanig, dat iedere I
hulptransporteur is voorzien van een aantal banden 45 of dergelijke, die
zich vanaf het uiteinde van de desbetreffende hulptransporteur, dat I
10 aansluit op een toevoertransporteur resp. op een af voert ransporteur, zich I
over een grotere afstand uitstrekken dan tussen deze langere banden 45 of I
dergelijke gelegen kortere banden 46 of dergelijke, zodat het vrije I
uiteinde van iedere hulptransporteur als het ware een soort kaïnachtig I
verloop heeft. Dit is in het bijzonder weergegeven in figuren 29 en 30 I
15 waarbij figuur 30 een vergrote weergave is van het in figuur 29 I
omcirkelde deel. Daarbij zijn, zoals in het bijzonder uit figuren 29 en I
30 duidelijk zal zijn de opstelling van de banden 45 en 46 van de I
hulptransporteur 6 en de opstelling van de banden 45 en 46 van de I
hulptransporteur 10 zodanig, dat in de stand waarin deze beide I
20 hulptransporteurs 6 en 10 in eikaars verlengde zijn gelegen, zoals I
bijvoorbeeld weergegeven 1n figuur 26, de uiteinden van de langere banden I
45 van de hulptransporteur 6 zijn gelegen in de tussenruimtes tussen de I
uiteinden van de langere banden 45 van de hulptransporteur 10, zodat in I
de horizontale stand van de beide hulptransporteurs 6 en 10 de banden 45 I
25 en 46 van deze beide hulptransporteurs een nagenoeg gesloten vlak vormen. I
De opstelling van de banden 45 en 46 van de onder de I
hulptransporteur 6 opgestelde hulptransporteur 8 zal overeenkomen met de I
opstelling van de banden 45 en 46 van de hulptransporteur 6 en op I
overeenkomstige wijze zal de opstelling van de banden 45 en 46 van de I
30 onder de hulptransporteur 10 opgestelde hulptransporteur 12 overeenkomen I
met de opstelling van de banden van de hulptransporteur 10. Bij het naar I
10241 94 I
17 beneden zwenken van de hulptransporteur 6 en het omhoog zwenken van de hulptransporteur 12 (figuur 27) kunnen dan de uiteinden van de banden 45 en 46 van deze hulptransporteur nog in elkaar grijpen, zij het over een kortere afstand dan als weergegeven in figuur 30, zodat deze "getrapte" 5 uitvoering van de banden 45 en 46 van de beide hulptransporteurs 6 en 10 een soort compensatiemechanisme vormt dat bewerkstelligt, dat ook in gezwenkte stand van een tweetal hulptransporteurs een geschikte aansluiting tussen de beide hulptransporteurs bewerkstelligd is. Het zal duidelijk zijn, dat dit ook geldt voor de in figuur 28 weergegeven stand 10 waarin de onderste hulptransporteur 8 omhoog gezwenkt is en de bovenste hulptransporteur 10 omlaag gezwenkt is.
Indien de uitvoering zodanig is, dat in een uit de horizontale stand verzwenkte stand van een tweetal in eikaars verlengde gebrachte hulptransporteurs de uiteinden van de langste banden van de 15 hulptransporteur elkaar gezien in een richting loodrecht op het vlak van tekening in de figuren 26-28, niet overlappen is het niet noodzakelijk, dat de getrapte opstelling van de banden 45 en 46 van de bovenste hulptransporteurs 6 en 10 gelijk is aan de opstelling van de banden 45 en 46 van de onderste hulptransporteurs 8 en 12.
20 In het geval dat in een uit de horizontale stand verzwenkte stand van een tweetal in eikaars verlengde gebrachte hulptransporteurs de uiteinden van de langste banden van bijvoorbeeld de ene hulptransporteur 6 resp. 10 het uiteinde van de andere hulptransporteur 12 resp. 8 gezien in een richting loodrecht op het vlak van tekening in de figuren 26-28 25 niet overlapt kunnen de hulptransporteurs ook op dezelfde wijze zijn uitgevoerd als bij bijvoorbeeld de uitvoering volgens figuren 1-3. In een dergelijk geval behoeven dus alleen de hulptransporteurs 6 en 10 of de hulptransporteurs 8 en 12 “getrapt" te zijn uitgevoerd.
In plaats van een tweetal boven elkaar gelegen 30 toevoertransporteurs en een tweetal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs is de uitvinding uiteraard ook toepasbaar bij meer 10241 94’
18 I
dan twee boven elkaar gelegen toevoertransporteurs en meer dan twee boven I
elkaar gelegen afvoertransporteurs. I
Zo is in de figuren 31-37 een uitvoeringsvorm weergegeven, I
waarbij een drietal boven elkaar gelegen toevoertransporteurs 55, 56 en I
5 57 en een drietal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs 58, 59 en 60 I
zijn aangebracht. De tussen deze toevoertransporteurs 55-57 en I
afvoertransporteurs 58-60 opgestelde overbrengmiddelen 5 omvatten een I
zestal hulptransporteurs 62-67. De hulptransporteurs 62 en 63 sluiten I
resp. aan op het uiteinde van de toevoertransporteur 55 en het uiteinde I
10 van de in het verlengde van deze toevoertransporteur opgestelde I
afvoertransporteur 58. Op soortgelijke wijze sluiten de hulptransporteurs I
64 en 65 resp. aan op het afvoereinde van de toevoertransporteur 56 en op I
het naar deze toevoertransporteur 56 toegekeerde uiteinde van de in het I
verlengde van de toevoertransporteur 56 liggende afvoertransporteur 59. I
15 De hulptransporteurs 66 en 67 sluiten op soortgelijke wijze aan op de I
toevoertransporteur 57 resp. de afvoertransporteur 60. Zoals daarbij uit I
de verschillende figuren blijkt kunnen de beide direct boven elkaar I
gelegen toevoertransporteurs 55 en 56 naar keuze met een van de I
afvoertransporteurs 58 en 59 worden verbonden, een en ander zoals I
20 hierboven bijvoorbeeld aan de hand van de figuren 1-3 is uiteengezet, I
terwijl de verbinding tussen de onderste toevoertransporteur 57 en de I
onderste afvoertransporteur 60 met behulp van de onderste I
hulptransporteurs 66 en 67 gewaarborgd blijft. I
Op soortgelijke wijze kan een afvoereinde van de beide I
25 onderste boven elkaar gelegen toevoerbanden 56 en 57 met behulp van de I
hulptransporteurs 64-67 worden verbonden met een gewenste I
afvoertransporteur 59 of 60, een en ander ook zoals hierboven uiteengezet I
aan de hand van de figuren 1-3, terwijl daarbij de bovenste I
toevoertransporteur 55 1n verbinding blijft met de bovenste I
30 afvoertransporteur 58 met behulp van de hulptransporteur 62 en 63. I
Uiteraard zullen bij deze Inrichting ook I
1024194 I
19 compensatiemechanismen worden toegepast, zoals hierboven aan de hand van de verschillende uitvoeringsvormen beschreven, maar ter wille van de overzichtelijkheid van de figuren zijn deze compensatiemechanismen niet in de figuren 31-37 afgebeeld.
5 Hierboven zijn meerdere uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de toevoertransporteurs en afvoertransporteurs boven elkaar zijn opgesteld. Ook bij toepassing van naast elkaar opgestelde toevoertransporteurs en naast elkaar opgestelde afvoertransporteurs kan het echter gewenst zijn 10 om met behulp van een toevoertransporteur toegevoerde voorwerp naar keuze aan een van de beide afvoertransporteurs te kunnen toevoeren.
Met betrekking hiertoe toont figuur 38 schematisch een bovenaanzicht op een transportinrichting, welke voorzien is van een tweetal naast elkaar opgestelde toevoertransporteurs 70 en 71 en een 15 tweetal naast elkaar opgestelde afvoertransporteurs 72 en 73. Tussen de afvoereinden van de toevoertransporteurs 70 en 71 en de naar deze toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van de afvoertransporteurs 72 en 73 zijn overbrengmiddelen aangebracht, welke een enkele hulptransporteur 74 omvatten, die bijvoorbeeld kan zijn gevormd door een 20 eindloze band 74 met behulp waarvan door de toevoertransporteurs 70 en 71 toegevoerde voorwerpen kunnen worden overgebracht naar de afvoertransporteurs 72 en 73, zoals met pijlen aangeduid. De overbrengmiddelen omvatten verder aan weerszijden van de hulptransporteur 74 in een rij opgestelde duwschoenen 75 resp. 76 die met de 25 hulptransporteur 74 mee bewegen. De duwschoenen 75 zijn gezien in figuur 38 over het de voorwerpen ondersteunende oppervlak van de hulptransporteur 74 over ongeveer de halve breedte van de hulptransporteur 74 in de richting van de duwschoenen 76 te verschuiven en omgekeerd zijn de duwschoenen .76 ongeveer over de halve breedte van 30 het de voorwerpen ondersteunende oppervlak van de hulptransporteur 74 in de richting van de duwschoenen 75 te schuiven.
1024194 '
20 I
Indien alle duwschoenen 75 nabij de ene zijkant van de I
hulptransporteur 74 zijn opgesteld en alle duwschoenen 76 nabij de andere I
zijkant van de hulptransporteur 74 zijn opgesteld zullen de door I
toevoertransporteur 70 aangevoerde voorwerpen rechtlijnig worden I
5 verplaatst om te worden overgegeven aan de afvoertransporteur 72, terwijl I
door de toevoertransporteur 71 aangevoerde voorwerpen door de I
hulptransporteur 74 rechtlijnig zullen worden verplaatst en aan de I
afvoertransporteur 73 zullen worden overgegeven. Zoals echter uit figuur I
38 duidelijk zal zijn kan een met behulp van de toevoertransporteur 70
10 toegevoerd voorwerp door in werking stelling van een gewenst aantal I
duwschoenen 75 over het oppervlak van de hulptransporteur 74 zodanig I
worden verschoven, dat dit voorwerp ter hoogte van de op de I
hulptransporteur 74 aansluitende afvoertransporteur 73 komt te liggen om I
met behulp van de hulptransporteur 74 te worden afgegeven aan de I
15 afvoertransporteur 73. I
Door in werking stellen van een gewenst aantal duwschoenen I
76 kan een met behulp van de toevoertransporteur 71 toegevoerd voorwerp I
over het oppervlak van de hulptransporteur 74 in de richting van de duwschoenen 75 worden verschoven om vervolgens met behulp van de
20 hulptransporteur 74 te worden afgegeven aan de afvoertransporteur 72. I
De uitvoeringsvorm volgens figuur 39 komt in grote lijnen I
overeen met de uitvoeringsvorm volgens figuur 38. In plaats van een I
enkele hulptransporteur 74 zijn echter een tweetal naast elkaar gelegen I
hulptransporteurs 74a en 74b aangebracht, waarbij de hulptransporteur 74a I
25 is opgesteld tussen de toevoertransporteur 70 en de afvoertransporteur 72 I
en de hulptransporteur 74b is opgesteld tussen de toevoertransporteur 71 I
en de hulptransporteur 73. I
Het zal duidelijk zijn, dat een met behulp van de I
toevoertransporteur 70 toegevoerd voorwerp met behulp van de duwschoenen I
30 75 vanaf de hulptransporteur 74a op de hulptransporteur 74b kan worden I
geschoven om te worden afgevoerd met behulp van de afvoertransporteur 73, I
10241 94 I
21 terwijl een met behulp van de toevoertransporteur 71 toegevoerd voorwerp vanaf de hulptransporteur 74b met behulp van de duwschoenen 76 op de hulptransporteur 74a kan worden geschoven om met behulp van de afvoertransporteur 72 te worden afgevoerd. Indien de duwschoenen 75 niet 5 in werking worden gesteld zal een met behulp van de toevoertransporteur 70 toegevoerd voorwerp met behulp van de hulptransporteur 74a worden overgegeven op de afvoertransporteur 72, terwijl indien de duwschoenen 76 niet in werking worden gesteld, een met behulp van de toevoertransporteur 71 toegevoerd voorwerp met behulp van de hulptransporteur 74b zal worden 10 toegevoerd aan de afvoertransporteur 73.
De uitvoeringsvorm volgens figuur 40 komt in grote lijnen overeen met de uitvoeringsvorm volgens figuur 38 en de uitvoeringsvorm volgens figuur 41 komt in grote lijnen overeen met de uitvoeringsvorm van figuur 39 en de in figuren 40 en 41 weergegeven onderdelen, die 15 overeenkomen met in figuren 38 en 39 weergegeven onderdelen zijn dan ook van dezelfde verwijzingscijfers voorzien als gebruikt in de figuren 38 en 39.
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 40 zijn in plaats van de duwschoenen 75 een enkele duwplaat 77 aangebracht, die in horizontale 20 richting ook het de voorwerpen ondersteunende oppervlak van de hulptransporteur 74 te verschuiven is, terwijl de duwschoenen 76 vervangen zijn door een enkele duwplaat 78, die in horizontale richting over het de voorwerpen ondersteunende oppervlak van de hulptransporteur 74 te verschuiven is.
25 In de in de figuur weergegeven stand van de duwplaten 77 en 78 zullen door de toevoertransporteur 70 toegevoerde voorwerpen met behulp van de hulptransporteur 74 worden overgebracht naar de afvoertransporteur 72, terwijl met behulp van de toevoertransporteur 71 toegevoerde voorwerpen met behulp van de hulptransporteur 74 worden 30 toegevoerd aan de afvoertransporteur 73. Met behulp van de toevoertransporteur 70 toegevoerde voorwerpen kunnen met behulp van de 1024194 1
22 I
duwplaat 77 zodanig over het oppervlak van de hulptransporteur 74 worden I
verschoven, dat de hulptransporteur deze voorwerpen afgeeft aan de I
afvoertransporteur 73. Met behulp van de toevoertransporteur 71 I
toegevoerde voorwerpen kunnen met behulp van de duwplaat 78 zodanig over I
5 het oppervlak van de hulptransporteur 74 worden verschoven dat de met I
behulp van de toevoertransporteur 71 toegevoerde voorwerpen door de I
hulptransporteur 74 worden afgevoerd naar de afvoertransporteur 72. I
Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 41 worden ih plaats I
van de enkele hulptransporteur 74 weer twee naast elkaar gelegen I
10 hulptransporteurs 74a en 74b gebruikt, zoals bij de uitvoeringsvorm I
volgens figuur 39 en de werking van deze uitvoeringsvorm zal dan ook geen I
nadere toelichting behoeven. Wel kan worden opgemerkt, dat in deze I
uitvoeringsvorm de naar elkaar toegekeerde begrenzingsranden van de I
hulptransporteurs 74a en 74b op enige afstand van elkaar zijn gelegen en I
15 de tussenruimte tussen de voorwerpen ondersteunende oppervlakken van deze I
beide hulptransporteurs 74a en 74b is overbrugd met een geleidingsplaat I
79. In plaats van een geleidingsplaat kunnen bijvoorbeeld ook rollen zijn I
aangebracht. I
Bij de in figuren 42 en 43 weergegeven uitvoeringsvormen I
20 van transportinrichting volgens de uitvinding komt de opstelling van de I
toevoertransporteurs, de afvoertransporteurs en de hulptransporteurs in I
grote lijnen overeen met de uitvoeringsvormen van figuren 38 en 40 resp. I
figuren 39 en 41 en in de figuren 42 en 43 weergegeven onderdelen, die I
overeenkomen met in de bovengenoemde figuren 38-41 weergegeven en I
25 besproken onderdelen zijn dan ook voorzien van dezelfde
verwijzingscijfers als gebruikt in deze figuren 38-41. I
Bij de in figuur 42 weergegeven uitvoeringsvorm zijn een I
tweetal geleidingsorganen 80 en 81 aangebracht die in het weergegeven I
uitvoeringsvoorbeeld ieder worden gevormd door een eindloze band 82, die I
30 geleid is om een tweetal om verticale draaiingsassen draaibare I
oml ei drollen 83 en 84. Daarbij zijn deze geleidingsorganen 80 en 81 I
1024194 I
23 verzwenkbaar om draaiingsassen, die worden gevormd door de hartlijnen van de omlei drollen 83, die nabij de tegenover elkaar gelegen zijkanten van het eindloze transportorgaan 74 en nabij de op dit transportorgaan 74 aansluitende uiteinden van de toevoertransporteurs 70 en 71 zijn 5 opgesteld.
Verder is de inrichting voorzien van een verder geleidingsorgaan 85, dat in deze uitvoeringsvorm eveneens wordt gevormd door een eindloze band 86, die geleid is om een tweetal om verticale draaiingsassen draaibare omlei drollen 87 en 88. Daarbij is de omlei drol 10 87 nabij het op de afvoertransporteurs 72 en 73 aansluitende uiteinde van de hulptransporteur 74 en tussen de beide afvoertransporteurs opgesteld, terwijl op het geleidingsorgaan 85 zich vanaf de oml ei drol 87 in de richting van de toevoertransporteurs 70 en 71 boven het de voorwerpen ondersteunende bovenvlak van de hulptransporteur 74 uitstrekt en om de 15 hartlijn van deze geleidingsrol 87 verzwenkbaar is.
Indien het geleidingsorgaan 80 zich in de in figuur 42 in getrokken lijnen weergegeven stand uitstrekt, het geleidingsorgaan 81 zich in de figuur 42 in gestippelde lijnen weergegeven stand uitstrekt en het geleidingsorgaan 85 zich eveneens in de in figuur 42 in gestippelde 20 stand evenwijdig aan de transportrichting van de transporteurs uitstrekt, zullen door de transporteur 70 toegevoerde voorwerpen via de hulptransporteur 74 worden afgegeven aan de in het verlengde van de toevoertransporteurs 70 gelegen afvoertransporteur 72. Op soortgelijke wijze zullen met behulp van de toevoertransporteur 71 toegevoerde 25 voorwerpen via de hulptransporteur 74 worden afgegeven aan de afvoertransporteur 73. Indien echter de geleidingsorganen 81 en 85 zijn verzwenkt naar de in de figuur 42 met getrokken lijnen weergegeven stand waarin de naar elkaar toegekeerde uiteinden van deze geleidingsorganen 81 en 85 nabij elkaar zijn gelegen, zullen met behulp van de 30 toevoertransporteur 71 toegevoerde voorwerpen met behulp van deze geleidingsorganen over het oppervlak van de hulptransporteur 74 worden 1024194
24 I
verschoven in de richting van het op de hulptransporteur 74 aansluitende I
uiteinde van de afvoertransporteur 72, terwijl met behulp van de I
toevoertransporteur 70 toegevoerde voorwerpen met behulp van de I
hulptransporteur 74 rechtlijnig zullen worden doorgeleid in de richting I
5 van de afvoertransporteur 72. I
Indien daarentegen het geleidingsorgaan 81 in de in figuur I
42 gestippelde stand wordt gehouden, het geleidingsorgaan 80 naar de in I
figuur 42 weergegeven gestippelde stand wordt verzwenkt en het I
geleidingsorgaan 85 naar zijn in figuur 42 bovenste in gestippelde lijnen I
10 weergegeven stand wordt verzwenkt zullen met behulp van de in eikaars I
verlengde gelegen geleidingsorganen 80 en 85 de met behulp van de I
toevoertransporteurs 70 toegevoerde voorwerpen over het oppervlak van de I
hulptransporteur 74 in de richting van de afvoertransporteur 73 worden I
verschoven, terwijl met behulp van de toevoertransporteur 71 toegevoerde I
15 voorwerpen met behulp van de hulptransporteur 74 rechtlijnig worden I
verplaatst voor afgifte aan de afvoertransporteur 73. I
Het zal mede gezien in het licht van de beschrijving van de I
werking van de hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden volgens I
figuren 39 en 41 zonder nadere uitleg duidelijk zijn, dat de werking van I
20 de in figuur 43 afgeheelde transportinrichting in wezen gelijk is aan de I
werking van de in figuur 42 weergegeven transportinrichting waarbij het I
enige verschil is, dat in plaats van de enkele hulptransporteur 74 een I
tweetal naast elkaar opgestelde hulptransporteurs 74a en 74b zijn I
aangebracht zoals bij de uitvoeringsvormen volgens figuren 39 en 41. I
25 De eindloze banden van de verschillende geleidingsorganen I
80, 81 en 85 kunnen al dan niet positief aangedreven zijn. I
1024194 ' I

Claims (20)

1. Transportinrichting voorzien van tenminste een tweetal boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs, alsmede van tenminste een 5 tweetal boven elkaar opgestelde afvoertransporteurs voor het af voeren van met behulp van de toevoertransporteurs toegevoerde voorwerpen, waarbij tussen de afvoereinden van de toevoertransporteurs en de naar de toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van de afvoertransporteurs overbrengmiddelen zijn aangebracht voor het overbrengen van voorwerpen 10 vanaf de toevoertransporteurs naar de afvoertransporteurs, welke overbrengmiddelen om horizontale assen verzwenkbare hulptransporteurs omvatten, waarbij in een eerste stand van de overbrengmiddelen het afvoereinde van de bovenste van het tweetal boven elkaar opgestelde toevoertransporteurs via de overbrengmiddelen in verbinding staat met de 15 bovenste afvoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs en het afvoereinde van de onderste toevoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen toevoertransporteurs via de overbrengmiddelen in verbinding staat met de onderste van het tweetal afvoertransporteurs, terwijl in een tweede stand 20 van de overbrengmiddelen een afvoereinde van een toevoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen toevoertransporteurs via de overbrengmiddelen in verbinding staat met een andere afvoertransporteur van het tweetal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs dan in de eerste stand van de overbrengmiddelen, terwijl een compensatiemechanisme is 25 aangebracht voor het compenseren van het verschil in door de overbrengmiddelen in de eerste stand en in de tweede stand te overbruggen afstand tussen een afvoereinde van een toevoertransporteur en de naar de toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van het tweetal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs.
2. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een compensati emechani sme een met een vrij uiteinde van een 1024194
26 I hulptransporteur verzwenkbaar geleidingsdeel omvat, dat vanuit een onder I het vrije uiteinde van de hulptransporteur gelegen stand verzwenkbaar is I in een stand, waarin het geleidingsdeel in het verlengde van de I desbetreffende hulptransporteur is gelegen. I
3. Transportmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, I dat het compensatiemechanisme zodanig is opgesteld, dat in de tweede I stand van de overbrengmiddelen een vrij uiteinde van een verzwenkbare I hulptransport op het compensatiemechanisme aansluit. I
4. Transportinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het I 10 kenmerk, dat het geleidingsdeel wordt gevormd door tenminste een rol. I
5. Transportinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het I kenmerk, dat het geleidingsdeel wordt gevormd door een transportbandje. I
6. Transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, I dat een compensatiemechanisme is opgebouwd uit middelen, die een I 15 lengteverandering van een hulptransporteur mogelijk maken. I
7. Transportinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, I dat de hulptransporteur een eindloze band omvat, die bij het vrije I uiteinde van de hulptransporteur geleid is om een in de lengterichting I van de hulptransporteur verplaatsbare omleidrol, terwijl verende middelen I 20 zijn aangebracht voor het strak houden van de eindloze band. I
8. Transportinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, I dat de eindloze band geleid is om een tegen de kracht van verende I middelen verplaatsbare omleidrol. I
9. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, I 25 met het kenmerk, dat op het uiteinde van iedere toevoertransporteur een I hulptransporteur aansluit, die ten opzichte van de desbetreffende I toevoertransporteur verzwenkbaar is om een nabij de desbetreffende I toevoertransporteur gelegen zwenkas, terwijl op ieder van de naar de I toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van de afvoertransporteurs een I 30 hulptransporteur aansluit, die ten opzichte van de desbetreffende I afvoertransporteur verzwenkbaar is om een zwenkas, die gelegen is nabij I 1024194 I het naar de toevoertransporteurs toegekeerde uiteinde van de desbetreffende afvoertransporteur.
10. Transportinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de beide in een eerste stand van de overbrengmiddelen het afvoereinde 5 van een toevoertransporteur met het naar de desbetreffende toevoertransporteur toegekeerde uiteinde van de afvoertransporteur verbindende hulptransporteurs zijn voorzien van een compensatiemechani sme.
11. Transportinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, 10 dat een tweetal boven elkaar gelegen hulptransporteurs ieder zijn voorzien van een compensatiemechanisme.
12. Transportinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat ieder van de hulptransporteurs is voorzien van een compensati emechani sme.
13. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de overbrengmiddelen zijn voorzien van een tweetal hulptransporteurs, die zich ieder in de eerste stand van de overbrengmiddelen uitstrekken tussen de beide boven elkaar gelegen toevoertransporteurs van het tweetal toevoertransporteurs en de beide 20 boven elkaar gelegen afvoertransporteurs van het tweetal boven elkaar gelegen afvoertransporteurs en daarbij ieder verzwenkbaar zijn om een nabij de afvoereinden van de toevoertransporteurs gelegen zich horizontaal uitstrekkende zwenkas resp. om een nabij de naar de toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van de afvoertransporteurs 25 gelegen horizontale zwenkas.
14. Transportinrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat tenminste een tweetal hulptransporteurs, die in een eerste stand van de overbrengmiddelen het afvoereinde van een toevoertransporteur met het naar de desbetreffende toevoertransporteur 30 toegekeerde uiteinde van de afvoertransporteur verbinden, ieder zijn opgebouwd uit een aantal naast elkaar gelegen transportdelen, die zich ! 1024194
28 I vanaf hun nabij de toevoertransporteur resp. de afvoertransporteur I afwisselend over verschillende afstanden uitstrekken, zodanig, dat de I transportdelen bij de vrije uiteinden van de hulptransporteurs met hun I uiteinden een getrapte opstelling bezitten, waarbij de getrapt opgestelde 5 uiteinden van de transportdelen van de ene hulptransporteur grijpen tussen de getrapt opgestelde uiteinden van de transportdelen van de I andere hulptransporteur. I
15. Transportinrichting voorzien van tenminste een tweetal I naast elkaar opgestelde toevoertransporteurs alsmede van een tweetal I 10 naast elkaar opgestelde afvoertransporteurs voor het afvoeren van met I behulp van de toevoertransporteurs toegevoerde voorwerpen, waarbij tussen I de afvoereinden van de toevoertransporteurs en de naar de afvoereinden I van de toevoertransporteurs toegekeerde uiteinden van de I afvoertransporteurs overbrengmiddelen zijn aangebracht voor het I 15 overbrengen van voorwerpen vanaf de toevoertransporteurs naar de I afvoertransporteurs, welke overbrengmiddelen tenminste een I hulptransporteur omvatten alsmede een verschuifmechanisme voor het . I verschuiven van op het bovenvlak van de hulptransporteurs rustende I voorwerpen, een en ander zodanig, dat tijdens bedrijf een van het I 20 afvoereinde van een toevoertransporteur afkomstig voorwerp zonder 1n I werking treden van het verschuifmechanisme via de tenminste ene I hulptransporteur naar een eerste van de tweede afvoertransporteurs wordt I overgebracht en bij in werking stellen van het verschuifmechanisme via de I hulptransporteur naar de andere van het tweetal afvoertransporteurs wordt I 25 overgebracht. I
16. Transportinrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, I dat tussen een eerste toevoertransporteur en een althans nagenoeg in het I verlengde van deze eerste toevoertransporteur gelegen afvoertransporteur I een eerste hulptransporteur is aangebracht en tussen een tweede I 30 toevoertransporteur en een althans nagenoeg in het verlengde van deze I toevoertransporteur gelegen tweede afvoertransporteur een tweede I 1 0241 94 I hulptransporteur is aangebracht.
17. Transportinrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat het verschuifmechanisme is voorzien van een tweetal in een rij langs een zijkant van de hulptransporteur(s) opgestelde duworganen 5 waarbij van iedere aan een zijkant van de hulptransporteur(s) opgestelde duworganen een gewenst aantal duworganen dwars op de lengterichting van de hulptransporteur(s) verlopende richting verschuifbaar zijn.
18. Transportinrichting volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat nabij ieder van de tegenover elkaar gelegen zijkanten van de 10 hulptransporteur(s) een plaatvormig duworgaan is opgesteld, dat dwars op de verplaatsingsrichting van de hulptransporteur over het voorwerpen ondersteunende bovenvlak van de hulptransporteur(s) verplaatsbaar is.
19. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies 15 of 16, met het kenmerk, dat het verschuifmechanisme 1s voorzien van om 15 verticale assen verzwenkbare geleidingsorganen, die vanuit een zich evenwijdig aan de verplaatsingsrichting van de hulptransporteur(s) uitstrekkende richting verstelbaar zijn 1n een zich boven het de voorwerpen ondersteunende oppervlak van de hulptransporteur(s) uitstrekkende, een hoek met de verplaatsingsrichting van de 20 hulptransporteur(s) insluitende stand.
20. Transportinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat een tweetal geleidingsorganen zijn aangebracht, die ieder om een scharnieras, die nabij de buitenzijde van de hulptransporteur(s) en nabij het naar de toevoertransporteurs gelegen uiteinde van de 25 hulptransporteurs is gelegen, verzwenkbaar zijn tussen een stand waarin zij zich evenwijdig aan de lengterichting van de hulptransporteur(s) uitstrekken en een stand waarin zij zich schuin over de hulptransporteur(s) uitstrekken, terwijl een verder geleidingsorgaan om een nabij het naar de afvoertransporteurs toegekeerde uiteinde van de 30 hulptransporteur(s) en tussen de afvoertransporteurs gelegen scharnieras vanuit een zich evenwijdig aan de lengterichting van de 1024194
30 I hulptransporteur(s) uitstrekkende stand zowel in de ene als de andere richting verzwenkbaar is. I
20. Transportinrichting volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat een geleidingsorgaan wordt gevormd door een om verticale I 5 omlei drollen geleide eindloze band. I 1024194 I
NL1024194A 2003-08-29 2003-08-29 Transportinrichting. NL1024194C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024194A NL1024194C2 (nl) 2003-08-29 2003-08-29 Transportinrichting.
PCT/NL2004/000523 WO2005021410A1 (en) 2003-08-29 2004-07-22 Conveyor with two supply conveyors, two discharge coveyors and transfer means therebetween

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1024194 2003-08-29
NL1024194A NL1024194C2 (nl) 2003-08-29 2003-08-29 Transportinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1024194C2 true NL1024194C2 (nl) 2005-03-01

Family

ID=34270796

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1024194A NL1024194C2 (nl) 2003-08-29 2003-08-29 Transportinrichting.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL1024194C2 (nl)
WO (1) WO2005021410A1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109455533A (zh) * 2018-11-30 2019-03-12 登封市启明轩程控设备有限公司 一种卸料装置及包含该卸料装置的横移卸料机构
US12043490B2 (en) * 2021-06-29 2024-07-23 Albert Handtmann Maschinenfabrik Gmbh & Co. Kg Belt conveyor for portioned food products

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1997738B1 (en) * 2007-05-29 2012-03-21 E.I. Du Pont De Nemours And Company Packing and labelling process
CH699247A1 (de) * 2008-07-29 2010-01-29 Rotzinger Ag Beschickungs-Einrichtung.
DE102009019512A1 (de) * 2009-04-24 2010-10-28 GreCon Dimter Holzoptimierung Süd GmbH & Co. KG Anlage zur Herstellung von Platten aus Lamellen aus Holz sowie Verfahren zur Herstellung solcher Platten
DE102014117392A1 (de) * 2014-11-27 2016-06-02 Weber Maschinenbau Gmbh Breidenbach Fördervorrichtung
CN109160214A (zh) * 2018-08-27 2019-01-08 河北卓达建材研究院有限公司 一种用于墙体生产的三层生产线
DE102018131398A1 (de) * 2018-12-07 2020-06-10 Transnorm System Gmbh Vertikale Weiche für eine Förderanlage
JP7135983B2 (ja) * 2019-04-12 2022-09-13 株式会社ダイフク 搬送経路切換装置
DE102019129770A1 (de) * 2019-11-05 2021-05-06 Krones Aktiengesellschaft Vorrichtung und Verfahren zum Transportieren von Transportgütern
CN115316138B (zh) * 2022-08-18 2023-12-29 重庆交通大学 一种可移动式热解技术处理农业秸秆设备

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL104680C (nl) *
US3647044A (en) * 1968-10-15 1972-03-07 Skandinavisk Emballage Bypass for production lines
DE3150374A1 (de) * 1980-12-23 1982-11-25 Ahlströmföretagen Svenska AB Hammars Mekaniska Verkstad, Nyland Verfahren und vorrichtung zur hochfoerderung von holzstuecken von einem justiertisch zu einem ueber diesem liegenden sortierplatz
US4848558A (en) * 1987-07-23 1989-07-18 Sig Schweizerische Industrie-Gesellschaft Conveyor for upright-oriented flat articles
US5078255A (en) * 1991-01-14 1992-01-07 Food Machinery Sales, Inc. Cookie conveying system with diverter
DE10134602A1 (de) * 2001-07-17 2003-02-06 Volkswagen Ag Bandförderer für Stückgut

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2228692A1 (en) * 1973-05-08 1974-12-06 Paillet Rene Distributor conveyor with deflector devices - guides objects to required exit track using slides on transverse rods
US3986596A (en) * 1974-09-16 1976-10-19 Stewart Engineering & Equipment Sorting switch
US4364465A (en) * 1980-09-19 1982-12-21 Nabisco, Inc. Collating conveyor system
US4440289A (en) * 1981-12-21 1984-04-03 Crown Zellerbach Corporation Discrete article transport and consolidating system
DE4323566A1 (de) * 1993-07-14 1995-01-19 Siemens Ag Sortiereinrichtung für Stückgut, insbesondere für Postgut
US5988356A (en) * 1997-09-08 1999-11-23 United Parcel Service Of America, Inc. Automated diverter capable of sorting bulky articles

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL104680C (nl) *
US3647044A (en) * 1968-10-15 1972-03-07 Skandinavisk Emballage Bypass for production lines
DE3150374A1 (de) * 1980-12-23 1982-11-25 Ahlströmföretagen Svenska AB Hammars Mekaniska Verkstad, Nyland Verfahren und vorrichtung zur hochfoerderung von holzstuecken von einem justiertisch zu einem ueber diesem liegenden sortierplatz
US4848558A (en) * 1987-07-23 1989-07-18 Sig Schweizerische Industrie-Gesellschaft Conveyor for upright-oriented flat articles
US5078255A (en) * 1991-01-14 1992-01-07 Food Machinery Sales, Inc. Cookie conveying system with diverter
DE10134602A1 (de) * 2001-07-17 2003-02-06 Volkswagen Ag Bandförderer für Stückgut

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109455533A (zh) * 2018-11-30 2019-03-12 登封市启明轩程控设备有限公司 一种卸料装置及包含该卸料装置的横移卸料机构
CN109455533B (zh) * 2018-11-30 2024-02-23 登封市启明轩程控设备有限公司 一种卸料装置及包含该卸料装置的横移卸料机构
US12043490B2 (en) * 2021-06-29 2024-07-23 Albert Handtmann Maschinenfabrik Gmbh & Co. Kg Belt conveyor for portioned food products

Also Published As

Publication number Publication date
WO2005021410A1 (en) 2005-03-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1024194C2 (nl) Transportinrichting.
NL1030617C2 (nl) Inrichting voor het bufferen van producten.
NL9500161A (nl) Transportinrichting.
NL9300909A (nl) Transportinrichting.
EP1828033B1 (en) Device for selectively diverting products sideways from a conveyor
US20140284179A1 (en) Loading station for transport bags for transporting goods in a hanging manner
US9856089B2 (en) Accumulating portal conveyor
US6848563B2 (en) U-shaped accumulator device with endless belts
US20080060915A1 (en) Article conveyor, in particular for airline baggage
CN108442217A (zh) 铺砖机的砖料输送装置
CN111566024A (zh) 伸缩式输送机
NL1024034C2 (nl) Inrichting voor het transporteren van producten.
US7588140B2 (en) Product conveyor with load-carrying platforms
US20050061628A1 (en) Conveyor assembly
US20090223780A1 (en) Workpiece carrier device and a conveyor device for workpiece carrier devices
NL9000393A (nl) Transportinrichting.
JPH01162632A (ja) 物品の積み重ね装置及び方法
RU2007144102A (ru) Устройство для перемещения ленты ленточного транспортера
US10221021B2 (en) Chain conveyor with free-rotating rollers and retractable flights
EP3820793B1 (en) Conveyor-belt platform diverter
US20240034572A1 (en) Conveyor system with transfer belts
JP3772626B2 (ja) コンベヤ間の受渡部材
NL1021084C2 (nl) Transportsysteem.
GB2108918A (en) Apparatus having an articulated track for a moving endless loop
CN216835760U (zh) 升降式皮带传送装置

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20080301