BE1018031A6 - Werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels. - Google Patents

Abstract

Werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels daardoor gekenmerkt dat een inrichting (11) gebruikt wordt die bestaat uit één lopende band (20) waarop borstellichaamgedeeltes (10) worden toegevoerd en naar een overbrengpositie (21) worden getransporteerd door middel van voornoemde band (20), vanwaar zijn met overbrengingsmiddelen (22) naar een tweede band (23) worden overgebracht en naar een afvoerpositie (24) worden getransporteerd. Inrichting voor gebruik bij de werkwijze volgens de uitvinding.

Description

Werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels.

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels en op een inrichting die aangewend kan worden bij voornoemde werkwijze.

Meer bepaald heeft de werkwijze betrekking op de vervaardiging van borstels waarbij een houder van vezelbundels voorzien wordt om daarna door middel van een spuitgietproces met de rest van het borstellichaam verbonden te worden.

Hierna worden de borstellichamen afgevoerd, eventueel naar een nabewerkingsinrichting alwaar zulke bewerkingen als bedrukken, markeren, aanhechten van klevers en verdere nabewerking van de vezels kan gebeuren, bijvoorbeeld afronden of fleureren.

Een eerste probleem dat bij deze werkwijze voorkomt, is dat om de vezelbundels te fixeren, deze worden gesmolten of versmolten. Als de vezelbundel echter uit relatief veel materiaal bestaan - bijvoorbeeld een bundel met dikke vezels - blijven deze na het versmelten nog een tijdje week en moet er een afkoelfase in het productieproces voorzien worden. De duur van de afkoelfase hangt af van het gebruikte materiaal en/of de afmetingen van de vezels.

Een nadeel van de huidige productietechnieken is dat zij niet voorzien in een afkoelfase met variabele duur alvorens de houders naar het spuitgietproces te voeren.

Een tweede probleem dat bij de hierboven beschreven werkwijze voorkomt, is dat na het spuitgietproces de houders teven dienen af te koelen en er een tweede afkoelfase vereist is. Afhankelijk van het materiaal dat gebruikt wordt om de houders te omspuiten en de afmetingen van het omspoten gedeelte, varieert de vereiste duur van deze tweede afkoelfase.

Een nadeel van de huidige productietechnieken is dat zij niet voorzien in een afkoelfase met variabele duur na het spuitgietproces.

Een bijkomend probleem is dat er rekening dient gehouden te worden met de smelttemperatuur van het materiaal waarmee de houder met vezelbundels omspoten wordt. Als de smelttemperatuur van het materiaal, waarmee de houders omspoten worden, namelijk hoger of gelijk is dan het materiaal van de versmolten vezels (waarover het omspuitmateriaal meestal vloeit), dan bestaat het gevaar dat de versmolten vezels weer week worden, waardoor de vezels gedeeltelijk kunnen loslaten. Dit heeft als gevolg dat de vervaardigde borstels kwalitatief niet hoogstaand zijn omdat de vezels los of vervormd kunnen zijn.

De huidige uitvinding tracht aan deze en mogelijk andere nadelen te verhelpen.

Daartoe betreft de huidige uitvinding een werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels waarbij een inrichting gebruikt wordt die bestaat uit één lopende band waarop gedeeltes van borstellichamen worden toegevoerd en naar een overbrengpositie worden getransporteerd door middel van voornoemde band, vanwaar zij met overbrengingsmiddelen naar een tweede band worden overgebracht en naar een afvoerpositie worden getransporteerd.

Een voordeel van de werkwijze*volgens de uitvinding is dat' de intervallen waarop de overbrengingsmiddelen geactiveerd worden ingesteld kunnen worden naarmate de gewenste koelduur en kunnen de verhoudingen van de transportsnelheden van de lopende banden onderling geregeld worden, waardoor een grotere flexibiliteit bekomen wordt in het vervaardigingsproces van borstels, waarbij rekening gehouden kan worden met de materialen waaruit de borstellichaamgedeeltes vervaardigd zijn.

Een bijkomend voordeel is dat vermeden wordt dat vezels lossen of vervormen na het spuitgietproces, waardoor er kwalitatief hoogstaandere borstels vervaardigd worden.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting die aangewend kan worden voor een werkwijze volgens de uitvinding.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuren 1 en 2 schematisch de werkwijze volgens de uitvinding illustreren.

In figuur 1 is de werkwijze volgens de uitvinding weergegeven voor het vervaardigen van borstels met aangepaste koelperiode volgens de uitvinding en toont in bovenaanzicht vooreerst een gekende vezelfixatie-inrichting 1. Deze inrichting 1 bevat een gesloten kringloop 2 van kleminrichtingen 3, die aan roterende tafels 4 zijn aangebracht. Deze kleminrichtingen 3 zijn voorzien van klemmen, die niet getoond zijn in de figuur, om houders 5 voor vezelbundels ingeklemd te houden.

De kleminrichtingen 3 doorlopen hierbij bijvoorbeeld drie stations, respectievelijk een station 6 en/of 7 waar de invoer van de houders 5 gebeurt, een station 8 waar de houders 5 worden gevuld met vezelbundels en een station 9 waar de met vezelbundels voorziene borstellichaamgedeeltes 10 naar de eigenlijke inrichting 11 voor de aangepast koeling worden gevoerd.

Het station 6, 7 voor de invoer van de houders 5 kan zodanig opgevat zijn dat het geschikt is voor handmatige invoer of voor automatische invoer, of voor beide. In het weergegeven voorbeeld bevat het station 6, 7 een gedeelte 6 voor manuele invoer en een gedeelte 7 voor automatische invoer. Bij de automatische invoer worden de houders 5 vanuit een stapelmagazijn 12 of dergelijke via een automatische toevoerinrichting 13, zoals een trilvuller, aangevoerd.

Dergelijke systemen zijn op zich voldoende bekend en worden hierna dan ook niet verder in detail besproken.

Het station 8 voor het inbrengen van de vezelbundels in de houders 5 bestaat, zoals weergegeven, bij voorkeur uit een machinegedeelte met verschillende van plaats wisselende dragers 14 en 15, in dit geval twee dragers 14 en 15. Elke drager 14, 15 kan meerdere groepen openingen voor de vulpatronen van de borstels bevatten.

Deze dragers 14, 15 wisselen van plaats tussen, enerzijds, een vulstation 16 waar de vezelbundels zijdelings worden afgescheiden uit één of meer vezelmagazijnen 17 door middel van minstens één paar vezelbundelafnemers of -scheiders 18 en in de openingen van de dragers 14, 15 worden geplaatst en, anderzijds, een uitvoerstation 19 waar de vezelbundels vanuit de betreffende drager 14, 15 in de daaronder gelegen houders 5 worden gebracht, waarna de vezels bevestigd worden door deze bijvoorbeeld te versmelten.

Het station 9, waar de met vezelbundels voorziene borstellichaamgedeeltes 10 zich bevinden, geeft verbinding met een eerste lopende band 20 die deel uitmaakt van de inrichting 11. Deze lopende band 20 is een algemeen gekend transportmiddel en kan ook uitgevoerd zijn in de vorm van een riem of ketting of zo meer.

De voornoemde gedeeltes worden via deze eerste band getransporteerd naar een overbrengpositie 21 volgens pijl A. Aan de overbrengpositie 21 is de inrichting 11 voorzien van overbrengingsmiddelen 22 om de voornoemde gedeeltes 10 over te brengen naar een tweede lopende band 23, vanwaar de gedeeltes 10 volgens pijl B worden getransporteerd naar een afvoerpositie 24.

Een gedeelte 10 wordt met pijl C afgevoerd en eventueel kan een houder 5 gerecupereerd en teruggevoerd worden naar de kringloop 2 volgens pijl D. Pijl C kan eventueel voeren naar een nabewerking, bijvoorbeeld het verbinden van een borstellichaam met een steel of andere bewerkingen.

In figuur 1 zijn de overbrengingsmiddelen 22 weergegeven als een robot om de voornoemde gedeeltes 10 van de eerste 20 naar de tweede 23 lopende band over te brengen. Het is duidelijk dat de overbrengingsmiddelen ook kunnen worden uitgevoerd als een eenvoudig pneumatisch of hydraulisch aangedreven duwwerktuig zoals een trekker, een slede, of zo meer.

De werkwijze volgens de uitvinding voor het vervaardigen van borstels met aangepaste koelperiode, zoals weergegeven in figuur 1, is eenvoudig en als volgt.

In eerste instantie worden op een gekende manier vezelbundels 4 in gedeeltes 10 gefixeerd. De gedeeltes 10 worden ter hoogte van het station 9 naar de eerste lopende band 20 van de eigenlijke inrichting 11 voor de aangepaste koelperiode gebracht en van daaruit naar een overbrengpositie 21 getransporteerd.

Het is de bedoeling volgens de uitvinding om, vóór het bereiken van deze overbrengpositie 21 de gedeeltes 20 een bepaalde afkoelperiode te gunnen door de snelheid van de lopende band 20 aan te passen. De overbrengingsmiddelen 22 worden vervolgens op instelbare tijdstippen ingeschakeld om één of meerdere gedeeltes 10 van de eerste lopende band 20 naar de tweede lopende band 23 over te brengen.

De regelmaat waarmee de overbrengingsmiddelen 22 worden ingeschakeld, de snelheid van de eerste lopende band 20 en/of de snelheid van de tweede lopende band 23 kan door de vakman worden ingesteld afhankelijk van de materiaaleigenschappen van de gedeeltes 10.

Een voordeel van de werkwijze volgens de uitvinding is dat een grotere flexibiliteit bekomen wordt in het vervaardigingsproces van borstels, waarbij rekening gehouden kan worden met de materialen waaruit de borstellichaamgedeeltes 10 vervaardigd zijn.

Dit is extra voordelig indien de gedeeltes 10 nog een bewerking moeten ondergaan. Figuur 2 toont dat de gedeeltes 10 van de overbrengpositie 21 met 'voornoemde overbrengingsmiddelen 22 in een spuitgietinrichting 25 worden gevoerd om daar verbonden te worden met een bijkomend borstellichaamgedeelte, waarbij deze spuitgietinrichting 25 tussen de eerste lopende band 20 en de tweede lopende band 23 bevindt.

VOORBEELD 1.

In een eerste concrete toepassing van een werkwijze volgens de uitvinding zijn de vezelbundels vervaardigd uit polypropyleen en worden de vezelbundels gefixeerd en versmolten op een temperatuur van 200°C.

De houders of gedeeltes 10 worden in een spuitgietinrichting 25 omspoten met een bijkomend borstellichaamgedeelte dat ook uit polypropyleen bestaat waardoor het gevaar bestaat dat de gefixeerde vezelbundels opnieuw week worden.

Dit wordt opgevangen door de snelheid van de tweede lopende band 23 dusdanig in te stellen dat er een voldoende lange periode gewacht wordt vooraleer de vervolledigde borstel uit de matrijs of het matrijsdeel te nemen.

VOORBEELD 2.

In een tweede concrete toepassing van een werkwijze volgens de uitvinding zijn de vezelbundels vervaardigd uit polyetheentereftalaat en worden de vezelbundels gefixeerd en versmolten op een temperatuur van 350°C.

De houders of gedeeltes 10 worden in een spuitgietinrichting 25 omspoten met een bijkomend borstellichaamgedeelte dat uit polypropyleen bestaat waardoor geen gevaar bestaat dat de gefixeerde vezelbundels opnieuw week worden.

Dit wordt opgevangen door de snelheid van de tweede lopende band 23 dusdanig in te stellen dat er niet gewacht dient te worden vooraleer de vervolledigde borstel uit de matrijs of het matrijsdeel te nemen.

In de figuren lopen de eerste en tweede lopende band 20 en 23 van de inrichting 11 parallel en worden de borstellichaamgedeeltes getransporteerd in tegengestelde richtingen A en B. Het is echter duidelijk dat dit niet noodzakelijk is. Misschien is deze opstelling wenselijk uit t plaatsbesparingsoverwegingen, maar het is duidelijk dat de tweede lopende band 23 eventueel in het verlengde ligt van of een bepaalde hoek vormt met voornoemde eerste lopende band 20.

De inrichting 10 sluit niet uit dat bijkomende nabewerkingen, zoals controle, bedrukking en dergelijke worden uitgevoerd nadat de gedeeltes 10 aan de afvoerpositie 24 zijn geleverd.

In de figuren en bovenstaande beschrijving werden de vezelbundels in een borstellichaamgedeelte 10 gefixeerd volgens een werkwijze volgens EP 0.972.465, doch het is duidelijk dat deze werkwijze niet noodzakelijk is voor het aanwenden van een werkwijze met aangepaste koelperiode volgens de huidige uitvinding.

De in de figuren weergegeven inrichting 1 met onderdelen 2-9 en 12-19 is enkel gebruikt om de herkomst van de gedeeltes 10 te illustreren, maar het is duidelijk dat de gedeeltes 10 op de eerste lopende band 20 van de inrichting 11 aangevoerd kunnen worden waarbij de vezelbundels op een andere werkwijze dan EP 0.972.465 werden gefixeerd.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch, een verbeterde werkwijze voor de vervaardiging van borstels volgens de uitvinding kan op allerlei manieren gebeuren, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (7)

1 Werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels daardoor gekenmerkt dat een inrichting (11) gebruikt wordt die bestaat uit één lopende band (20) waarop borstellichaamgedeeltes (10) worden toegevoerd en naar een overbrengpositie (21) worden getransporteerd door middel van voornoemde band (20) , vanwaar zij met overbrengingsmiddelen (22) naar een tweede band (23) worden overgebracht en naar een afvoerpositie (24) worden getransporteerd.

2 .- Werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels volgens conclusie 1 daardoor gekenmerkt dat voornoemde overbrengingsmiddelen (22) de voornoemde gedeeltes (11) via een spuitgietinrichting (25) laten passeren die op of aan de tweede lopende band (23) is aangebracht.

3 Werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de regelmaat waarop de overbrengingsmiddelen (22) worden ingeschakeld, de snelheid van de eerste lopende band (20) en/of de snelheid van de tweede lopende band (23) gevarieerd en ingesteld kunnen worden.

4 Werkwijze met aangepaste koelperiode voor het vervaardigen van borstels volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de verhouding tussen de transportsnelheden van de eerste lopende band (20) en de tweede lopende band (23) geregeld wordt naarmate de materialen waaruit de gedeeltes (10) vervaardigd zijn en de tijdsduur van de koelperiode die vereist is.

5. Inrichting voor het vervaardigen van borstels voor toepassing in een werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (11) bestaat uit een eerste lopende band (20) die de aangeleverde borstellichaamgedeeltes (10) transporteert naar een overbrengpositie (21), uit overbrengingsmiddelen (22) om de voornoemde borstelgedeeltes over te brengen van de overbrengpositie (21) naar een tweede lopende band (23) vanwaar de gedeeltes (10) getransporteerd worden naar een afvoerpositie (24).

6 Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat voornoemde eerste band (20) en tweede band (23) parallel lopen en de voornoemde borstellichaamgedeeltes (10) in tegengestelde zin transporteren.

7 Inrichting volgens conclusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat een spuitgietinrichting (25) op of aan de tweede lopende band (23) is aangebracht, waar doorheen de lichaamgedeeltes (10) gevoerd worden.