<Desc/Clms Page number 1>
Kast voor minstens een waarde-automaat.
Deze uitvinding heeft betrekking op een kast voor minstens een waarde-automaat.
Door waarde-automaat wordt hier elke automaat bedoeld die producten met een financiële waarde zoals munten, geldbriefjes, betaalkaarten, tickets en dergelijke kan behandelen.
Dit behandelen kan zijn de waarde ervan bepalen, het wisselen, het afnemen van de waarde of het in waarde verminderen waarbij dan eventueel geld wordt teruggegeven en/of een commando wordt gegeven aan een digitale verwerkingseenheid, het afleveren van waardestukken zoals toegangsbewijzen, reserveringsbewijzen, of een combinatie van twee of meer van deze behandelingen.
In een zelfde kast kunnen meerdere van deze automaten opgesteld zijn, of de automaat kan uit meerdere modules bestaan die elk een of meerdere handelingen kunnen uitvoeren.
Typische voorbeelden van dergelijke kasten met waarde-automaten zijn een parkeerautomaat, een betaalautomaat bij een benzinestation, of een automaat voor het afleveren van cinematickets, vervoersbewijzen, enzovoort.
De kast moet een degelijke bescherming bieden aan de automaat of automaten tegen inbraak en vandalisme.
<Desc/Clms Page number 2>
Toch moet elke automaat toegankelijk blijven voor onderhoud, eventueel het ledigen of aanvullen van de geldvoorraad en dergelijke.
De bekende kasten bestaan uit een lichaam dat op een uiteinde open is en een door een scharnierende deur gevormd beweegbaar gedeelte dat in gesloten stand voornoemd uiteinde afsluit.
Bij opbouwkasten is dit uiteinde het voorste uiteinde en bij inbouwkasten meestal het achterste uiteinde.
De deur wordt vergendeld door een vergrendelinrichting met een enkel slot aan een rand van deze eindwand.
De beveiliging van dergelijke deur tegen inbrekers en vandalen is relatief moeilijk. Zowel de scharnieren als het enkele slot vormen zwakke plaatsen en kunnen relatief gemakkelijk geforceerd worden.
De uitvinding heeft een kast voor minstens een waardeautomaat als doel die voornoemd nadeel vermijdt en een goede bescherming tegen vandalisme en inbraak biedt terwijl toch een gemakkelijke toegang tot de automaat of automaten in de kast verzekerd is.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een kast die een hol lichaam bevat dat aan minstens een uiteinde open is en minstens een beweegbare eindwand die in gesloten stand dit lichaam afsluit en die door een vergrendelinrichting in gesloten stand vergrendelbaar is, waarvan het kenmerkende erin bestaat dat de beweegbare eindwand in gesloten stand nabij elk van twee tegenoverliggende randen met het lichaam verbonden is door
<Desc/Clms Page number 3>
middel van minstens een vergrendelinrichting, maar wanneer de vergrendelinrichtingen aan beide randen zieh in ontgrendelde stand bevinden van het lichaam losneembaar is, waarbij de vergrendelinrichtingen in vergrendelstand blokkeerbaar zijn door middel van minstens een slotmechanisme.
De beweegbare eindwand bevat geen scharnieren meer, maar twee vergrendelinrichtingen, waardoor de veiligheid tegen inbraak en vandalisme groter is.
Elke vergrendelinrichting kan twee langs elkaar gelegen latten bevatten die beweegbaar in de losneembare eindwand aangebracht zijn en voorzien zijn van haken, waarbij de haken van de ene lat met hun vrij uiteinde tegengesteld gericht zijn aan het vrij uiteinde van de haken van de andere lat, terwijl het uiteinde van het lichaam van gleuven is voorzien en door elke gleuf een haak van de ene lat en een haak van de andere lat samen steken en, in vergrendelstand, de uiteinden van beide haken achter gedeelten van het uiteinde van het lichaam haken, waarbij bij voorkeur elke vergrendelinrichting een bedieningsmechanisme bevat dat beide latten van een vergrendelinrichting gelijktijdig in tegengestelde zin kan verplaatsen.
Elke vergrendelinrichting van een losneembare eindwand kan haar eigen slotmechanisme bezitten, maar de twee vergrendelinrichtingen van een zelfde eindwand kunnen mechanisch aan elkaar gekoppeld zijn zodat beide slotmechanismen tegelijk moeten bediend worden om de twee vergrendelinrichtingen in of uit grendelstand te brengen.
<Desc/Clms Page number 4>
Bij voorkeur is het lichaam kokervormig en dus aan beide uiteinden open en bezit het een bodem, twee opstaande zijwanden en een bovenwand, terwijl de kast twee eindwanden bevat, namelijk een voorwand en een achterwand die op het lichaam bevestigd zijn, waarbij minstens een van de eindwanden losneembaar van het lichaam is en aan dit lichaam bevestigd is aan twee tegenoverliggende randen door vergrendelinrichtingen die in grendelstand blokkeerbaar zijn door middel van minstens een slotmechanisme.
Bekende kasten zijn specifiek voor een bepaalde soort automaat gebouwd en zijn dus weinig universeel. Een kast voor opbouw is bijvoorbeeld verschillend van een kast voor inbouw.
De constructie van deze kasten is daardoor relatief duur.
Door de modulaire opbouw uit een lichaam en twee eindwanden is de kast meer universeel.
Een van de eindwanden kan vrij zijn van vergrendelinrichtingen met latten voorzien van haken, maar op andere manieren met het lichaam verbonden zijn, waarbij evenwel ook deze eindwand en het ertegenover gelegen uiteinde van het lichaam van gleuven voorzien is zodat de eindwand uitwisselbaar is met een eindwand met vergrendelinrichtingen met latten.
Bij voorkeur bevat de kast een basis die verplaatsbaar op het lichaam gemonteerd is en gedeeltelijk buiten dit lichaam verplaatsbaar is en waarop een of meer waarde-automaten monteerbaar zijn.
<Desc/Clms Page number 5>
Door het verplaatsen van de basis is de automaat gemakkelijk toegankelijk voor bijvoorbeeld onderhoud.
De basis kan aan een losneembare eindwand vastgemaakt zijn, bijvoorbeeld vastgelast.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een kast voor minstens een waarde-automaat volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een zieht in perspectief weergeeft van een kast voor minstens een waarde-automaat volgens de uitvinding met de eindwanden los van het lichaam ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1 ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 1 maar met de eindwanden op het lichaam gemonteerd vooraleer de voorwand vergrendeld is ; figuur 4 op grotere schaal het detail weergeeft dat in figuur 3 met F4 is aangeduid ;
figuur 5 het detail van figuur 4 weergeeft maar voor vergrendelde stand van de vergrendelinrichting ; figuur 6 een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur l, op grotere schaal getekend ; figuren 7 en 8 schematisch de vergrendelinrichting in de voorwand weergeven, respectievelijk in ontgrendelde en vergrendelde stand.
De kast voor een of meer waarde-automaten weergegeven in de figuren 1 tot 3 bestaat in hoofdzaak uit een hol kokervormig lichaam 1 dat dus aan beide uiteinden open is
<Desc/Clms Page number 6>
en een bodem 2, twee opstaande zijwanden 3 en 4 en een bovenwand 5 bezit, een over de bodem 2 verplaatsbare basis 6, en twee op de uiteinden van het lichaam 1 aangebrachte eindwanden 7 en 8, namelijk een achterwand 7 en een voorwand 8 die van een opening 9 is voorzien en dus een kader vormt.
Het lichaam 1 en de eindwanden 7 en 8 zijn uit staalplaat vervaardigd.
De verplaatsbare basis 6 is een verrolbare wagen, in het weergegeven voorbeeld een geprofileerde plaat 10 die gedragen wordt door wielen 11 die verrijdbaar zijn over twee telescopische geleidingen 12 die met een gedeelte aan de binnenkant van de zijwanden 3 en 4 vastgemaakt zijn.
Op de basis 6 is de eigenlijke automaat 13 bestaande uit modules gemonteerd. In de figuren is deze automaat 13 in punt-streeplijn weergegeven.
In een bepaald lichaam 1 zijn verschillende soorten en opstellingen van modules op de verplaatsbare basis 6 mogelijk. Enkel de opening 9 of openingen in de voorwand 8 moet of moeten worden afgesloten door aangepaste platen die voorzien zijn van een display, bedieningknoppen, een of meer insteekopeningen en/of uithaalopeningen of luiken en dergelijke.
De kast is een opbouwkast, hetgeen betekent dat de achterwand 7 tegen een muur of dergelijke bevestigd wordt en eenmaal gemonteerd op het lichaam 1, niet meer losneembaar moet zijn, maar dat de voorwand 8 daarentegen losneembaar moet blijven.
<Desc/Clms Page number 7>
De basis 6 is aan deze losneembare voorwand 8 vastgemaakt, bijvoorbeeld vastgelast en aan de voorzijde buiten het lichaam 1 uitrolbaar.
Het bevestigen van de losneembare voorwand 8 aan het voorste uiteinde van het lichaam 1 geschiedt door vergrendelinrichtingen 14.
De voorwand 8 is over zijn omtrek en aan de zijde van het lichaam 1 van omgeplooide randen voorzien, waarbij de opstaande randen U-vormige goten 15 vormen met dus een been 15A evenwijdig aan het vlak van de voorwand 8, zoals in detail is weergegeven in figuur 6.
In elk van deze goten 15 is een vergrendelinrichting 14 opgesteld die bestaat uit twee langs elkaar gelegen latten 16 en 17 voorzien van L-vormige haken 16A respectievelijk 17A die aan elkaar gekoppeld zijn door een bedieningsmechanisme 18 om ze gelijktijdig maar in tegengestelde richting over een kleine afstand te verschuiven.
De vrije uiteinden van de haken 16A en 17A zijn verticaal maar respectievelijk naar boven en in de tegengestelde richting naar onder gericht.
In feite zijn de twee latten 16 en 17 identiek maar ten opzichte van elkaar ondersteboven opgesteld.
Met hun haken 16A en 17A steken de twee latten 16 en 17 van een vergrendelinrichting 14 in een goot 15 doorheen verticale gleuven 19 die in het tegen het lichaam 1 gelegen been 15A van elke goot 15 zijn aangebracht, waarbij dus
<Desc/Clms Page number 8>
door een gleuf 19 tegelijk een haak 16A en een haak 17A steekt.
Ook het voorste uiteinde van het lichaam 1 bezit op zijn omtrek omgeplooide randen, waarbij de verticale randen 20 een naar binnen evenwijdig aan het vlak van de voorwand 8 gericht been 20A bezitten dat evenwijdig aan de achterwand 7 gericht is en tegen een been 15A van deze voorwand 8 aansluit.
In elk been 20A zijn, juist tegenover de gleuven 19 in het aanliggende been 15A, eveneens gleuven 21 aangebracht.
De twee latten 16 en 17 van een vergrendelinrichting 14 zijn in tegengestelde richting verschuifbaar tussen een stand waabij de haken 16A en 17A naast elkaar gelegen zijn en gezamenlijk door de gleuven 19 en 21 kunnen, zoals in detail is weergegeven in figuur 4, en een vergrendelstand waarin de vrije uiteinden van de haken 16A boven de gleuven 19 en 21 achter de tegen elkaar gelegen benen 15A en 20A haken terwijl de vrije uiteinden van de haken 17A aan de onder de gleuven 19 en 21 achter deze benen 15A en 20A haken, zoals in detail in figuur 5 is weergegeven.
Het bedieningsmechanisme 18 bestaat, zoals weergegeven in de figuren 7 en 8, uit een draaielement 22 dat bijvoorbeeld schijfvormig is en dat wentelbaar aan de achterzijde van de voorwand 8 is gemonteerd, en twee krukstangen 23 die, enerzijds, excentrisch, diametraal tegenover elkaar en op een lijn die een hoek van 45 met de verticale maakt, scharnierend aan het draaielement 22 bevestigd zijn en, anderzijds, scharnierend aan respectievelijk de lat 16 en de lat 17 van een vergrendelinrichting 14 vastgemaakt-zijn.
<Desc/Clms Page number 9>
Het bedieningsmechanisme 18 is vastgemaakt aan de cilinder van een slotmechanisme 24, bijvoorbeeld een cilinderslotmechanisme, waarvan de slotopening in de voorzijde van de voorwand 8 is gelegen.
Elke lat 16 en 17 is van een opening 25 voorzien. De openingen 25 in de twee latten 16 en 17 van een vergrendelinrichting 14 zijn in voornoemde vergrendelstand tegenover elkaar gelegen.
Deze twee openingen 25 vormen samen met een stang 26 een extra vergrendelinrichting. De stang 26 is scharnierend vastgemaakt aan het draaielement 22 van de vergrendelinrichting 14 aan de tegenoverliggende opstaande rand van de voorwand 8 en wordt ondersteund door een geleiding 27 die tegenover de opening 25 op de dichtst gelegen lat 16 aangebracht is.
De opening 9 in de voorwand 8 is aan de binnenkant van de voorwand 8 afgesloten door een afsluitplaat 28 voorzien van de nodige openingen en bedieningsknoppen en dergelijke voor het gebruik van de automaat 13.
De voorwand 8 wordt als volgt aan het lichaam 1 vastgemaakt.
De vergrendelinrichtingen 14 in de voorwand 8 worden in hun ontgrendelde stand geplaatst waarbij de haken 16A en 17A naast elkaar gelegen zijn, zoals weergegeven in de figuren 3 en 4, en de voorwand 8 wordt op het lichaam 1 geplaatst waarbij de haken 16A en 17A van deze vergrendelinrichtingen 14 doorheen de gleuven 21 van het lichaam 1 worden gestoken.
Daarna worden met behulp van de twee slotmechanismen 24 de draaielementen 22 van de bedieningsmechanismen 18 over 900
<Desc/Clms Page number 10>
gewenteld. Hierdoor worden twee latten 16 en 17 van voornoemde vergrendelinrichtingen 14 in tegengestelde richting verschoven zodat de haken 16A en 17A achter het been 20A van het lichaam 1 haken zoals in detail in figuur 5 is weergegeven.
Door de wenteling van de draaielementen 22 worden ook de stangen 26 over een kleine afstand in horizontale richting verplaatst, zodanig dat, wanneer de latten 16 en 17 van een vergrendelinrichting 14 zieh in vergrendelstand bevinden, een stang 26 door de twee tegenover elkaar gelegen openingen 25 in deze latten 16 en 17 steekt en zo een bijkomende vergrendelinrichting veroorzaakt.
Aangezien een stang 26 die verplaatst wordt door het bedieningsmechanisme 18 dat de ene vergrendelinrichting 14 bedient, samenwerkt met openingen 25 in de latten 16 en 17 van het andere bedieningselement 14, is het noodzakelijk de twee slotmechanismen tegelijk te bedienen voor het vergrendelen.
Dit is ook het geval voor het ontgrendelen, waarbij de draaielementen 22 terug naar hun eerste stand worden gewenteld en de latten 16 en 17 en de stangen 26 de omgekeerde beweging uitvoeren als hiervoor beschreven.
Door een van de slotmechanismen 24 te forceren, kan de voorwand 8 nog niet ontgrendeld worden.
Na het ontgrendelen, kan de voorwand 8 naar voor worden getrokken waarbij de basis 6 naar buiten gerold wordt en de automaat 13 gemakkelijk toegankelijk is.
<Desc/Clms Page number 11>
Opgemerkt kan worden dat de basis 6, die door de geleidingen 12 geleid wordt, bij het plaatsen van de voorwand 8 op het lichaam 1 deze voorwand 8 positioneert zodat de haken 16A en 17A zonder problemen tegenover de gleuven 21 van het lichaam 1 komen te liggen en gemakkelijk in deze gleuven 21 kunnen geduwd worden.
De achterwand 7 moet, zoals reeds vermeld, niet losneembaar zijn en bijgevolg zijn in deze achterwand geen latten 16 en 17 aangebracht.
Toch bezit deze achterwand 7 randen die op dezelfde manier omgeplooid zijn als bij de voorwand 8 en bezit hij dus twee opstaande randen die U-vormige goten 15 vormen met een been 15A dat voorzien is van gleuven 19.
Het achterste uiteinde van het lichaam l bezit dezelfde vorm als het voorste uiteinde en bezit ook opstaande randen 20 die elk een been 20A bevatten dat voorzien is van gleuven 21.
De tegen elkaar gelegen benen 15A en 20A worden evenwel niet door haken 16A en 17A tegen elkaar gehouden, maar door schroeven 29 die bij de montage van de kast via de binnenkant door de tegenover elkaar gelegen gleuven 19 en 21 worden geschroefd.
De benen 15A en 20A en de gleuven 19 en 21 betekenen ook dat de achterwand 7 op gelijkaardige manier als hiervoor beschreven voor de voorwand 8 kan vergrendeld worden aan het lichaam 1 door middel van de hiervoor beschreven door slotmechanismen 24 bediende vergrendelinrichtingen 14 en bijkomende stangen 26.
<Desc/Clms Page number 12>
Wanneer in een andere uitvoering de kast ingebouwd wordt in een gat in een muur kan dus met hetzelfde lichaam 1 en dezelfde eindwanden 7 en 8 de achterwand 7 losneembaar gemaakt worden zoals hiervoor beschreven werd voor de voorwand 8, terwijl deze voorwand 8 dan met schroeven 29 aan het lichaam 1 bevestigd is.
In dit geval is de basis 6 dan aan de achterwand 7 bevestigd in plaats van aan de voorwand 8.
Uiteraard is het mogelijk dat beide eindwanden 7 en 8 op de hoger beschreven manier losneembaar en vergrendelbaar ten opzichte van het lichaam 1 zijn.
Bij losse montage of opbouw kan de kast op een sokkel opgesteld zijn terwijl bij inbouw eventueel een afwerkingsraam aan de voorzijde van de kast kan aangebracht worden.
De hiervoor beschreven kast is zeer veilig en universeel doordat een zelfde lichaam 1 en dezelfde eindwanden 7 en 8 zowel voor een inbouwkast, een opbouwkast als een losstaande kast bruikbaar zijn.
De uitvinding is geenszins berperkt tot de hiervoor beschreven en in de hieraan toegevoegde tekeningen weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke kast voor minstens een waarde-automaat kan in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding zoals omschreven in de hieraan toegvoegde conclusies te treden.
<Desc / Clms Page number 1>
Cupboard for at least one value machine.
This invention relates to a cupboard for at least one vending machine.
By vending machine here is meant any vending machine that can handle products with a financial value such as coins, money notes, payment cards, tickets and the like.
This handling can be determining its value, exchanging, decreasing the value or reducing the value, in which case money is possibly returned and / or a command is given to a digital processing unit, the delivery of valuables such as admission tickets, reservation receipts, or a combination of two or more of these treatments.
Several of these machines can be arranged in the same cupboard, or the machine can consist of several modules, each of which can perform one or more operations.
Typical examples of such cabinets with vending machines are a parking machine, a payment machine at a gas station, or a vending machine for delivering cinema tickets, tickets, etc.
The cabinet must offer solid protection to the machine or machines against burglary and vandalism.
<Desc / Clms Page number 2>
However, every machine must remain accessible for maintenance, possibly emptying or replenishing the cash supply and the like.
The known cabinets consist of a body that is open at one end and a movable part formed by a hinged door that closes said end in the closed position.
With built-in cupboards, this end is the front end and with built-in cupboards, usually the rear end.
The door is locked by a locking device with a single lock on an edge of this end wall.
The protection of such a door against burglars and vandals is relatively difficult. Both the hinges and the single lock form weak spots and can be forced relatively easily.
The invention has for its object to provide a cabinet for at least one cash dispenser which avoids the aforementioned disadvantage and offers good protection against vandalism and burglary while still ensuring easy access to the machine or machines in the cabinet.
This object is achieved according to the invention by a cupboard comprising a hollow body which is open at least at one end and at least one movable end wall which closes this body in closed position and which can be locked in closed position by a locking device, the characteristic of which consists in that the movable end wall is connected to the body in closed position near each of two opposite edges
<Desc / Clms Page number 3>
by means of at least one locking device, but when the locking devices on both edges and in the unlocked position are detachable from the body, the locking devices being lockable in the locking position by means of at least one lock mechanism.
The movable end wall no longer contains hinges, but two locking devices, which increases the security against burglary and vandalism.
Each locking device can comprise two slats located alongside each other, which are movably arranged in the releasable end wall and are provided with hooks, the hooks of one slat having their free end facing opposite to the free end of the hooks of the other slat, while the end of the body is provided with slots and projects through each slot a hook of one slat and a hook of the other slat and, in the locking position, hook the ends of both hooks behind portions of the end of the body, each locking device preferably comprises an operating mechanism which can simultaneously move both slats of a locking device in the opposite direction.
Each locking device of a releasable end wall may have its own lock mechanism, but the two locking devices of the same end wall may be mechanically coupled to each other so that both lock mechanisms must be operated simultaneously to bring the two locking devices into or out of locking position.
<Desc / Clms Page number 4>
The body is preferably tubular and therefore open at both ends and has a bottom, two upright side walls and an upper wall, while the cabinet comprises two end walls, namely a front wall and a rear wall mounted on the body, at least one of the end walls is detachable from the body and is attached to this body at two opposite edges by locking devices which can be locked in locking position by means of at least one lock mechanism.
Known cabinets are built specifically for a certain type of machine and are therefore not universal. For example, a cabinet for surface mounting is different from a cabinet for mounting.
The construction of these cabinets is therefore relatively expensive.
Due to the modular construction of a body and two end walls, the cabinet is more universal.
One of the end walls can be free of locking devices with slats provided with hooks, but can be connected to the body in other ways, but this end wall and the opposite end of the body are also provided with slots so that the end wall is interchangeable with an end wall with locking devices with slats.
The cabinet preferably comprises a base which is movably mounted on the body and which is partially movable outside this body and on which one or more value-regulators can be mounted.
<Desc / Clms Page number 5>
By moving the base, the machine is easily accessible for maintenance, for example.
The base can be fixed to a detachable end wall, for example welded.
With the insight to better demonstrate the features of the invention, a preferred embodiment of a cabinet for at least one automatic vending machine according to the invention is described below as an example without any limiting character, with reference to the accompanying drawings, in which: Figure 1 represents a perspective view of a cabinet for at least one automatic vending machine according to the invention with the end walls separate from the body; figure 2 represents a section according to line II-II in figure 1; figure 3 represents a section along line III-III in figure 1 but with the end walls mounted on the body before the front wall is locked; figure 4 represents the detail indicated by F4 in figure 3 on a larger scale;
Figure 5 shows the detail of Figure 4 but for the locked position of the locking device; figure 6 represents a section according to line VI-VI in figure 1, drawn to a larger scale; figures 7 and 8 schematically show the locking device in the front wall, respectively in the unlocked and locked position.
The cabinet for one or more vending machines shown in Figs. 1 to 3 consists essentially of a hollow tubular body 1 which is therefore open at both ends
<Desc / Clms Page number 6>
and has a bottom 2, two upright side walls 3 and 4 and a top wall 5, a base 6 movable over bottom 2, and two end walls 7 and 8 arranged on the ends of the body 1, namely a rear wall 7 and a front wall 8 which is provided with an opening 9 and thus forms a frame.
The body 1 and the end walls 7 and 8 are made of steel plate.
The movable base 6 is a mobile trolley, in the example shown a profiled plate 10 which is supported by wheels 11 which are mobile over two telescopic guides 12 which are fixed with a part on the inside of the side walls 3 and 4.
The actual automaton 13 consisting of modules is mounted on the base 6. This machine 13 is shown in dot-dash lines in the figures.
In a certain body 1, different types and arrangements of modules on the movable base 6 are possible. Only the opening 9 or openings in the front wall 8 must or must be closed by adapted plates which are provided with a display, operating buttons, one or more insertion openings and / or removal openings or shutters and the like.
The cupboard is a surface-mounted cupboard, which means that the rear wall 7 is mounted against a wall or the like and once mounted on the body 1, it must no longer be detachable, but instead the front wall 8 must remain detachable.
<Desc / Clms Page number 7>
The base 6 is fixed to this detachable front wall 8, for example welded and can be rolled out at the front outside the body 1.
The detachable front wall 8 is attached to the front end of the body 1 by locking devices 14.
The front wall 8 is provided with folded edges over its circumference and on the side of the body 1, the upright edges forming U-shaped troughs 15, thus having a leg 15A parallel to the plane of the front wall 8, as is shown in detail in figure 6.
In each of these gutters 15 a locking device 14 is arranged which consists of two slats 16 and 17 located alongside each other and provided with L-shaped hooks 16A and 17A which are coupled to each other by an operating mechanism 18 so as to simultaneously and in opposite direction over a small distance.
The free ends of the hooks 16A and 17A are vertical but directed upwards and downwards in the opposite direction, respectively.
In fact, the two slats 16 and 17 are arranged identically but upside-down relative to each other.
With their hooks 16A and 17A the two slats 16 and 17 of a locking device 14 protrude into a channel 15 through vertical slots 19 which are arranged in the leg 15A of each channel 15 which is situated against the body 1, thus
<Desc / Clms Page number 8>
a hook 16A and a hook 17A protrude through a slot 19 at the same time.
The front end of the body 1 also has folded edges on its circumference, the vertical edges 20 having a leg 20A directed inwardly parallel to the face of the front wall 8, which leg is directed parallel to the rear wall 7 and against a leg 15A of these front wall 8.
Slots 21 are also provided in each leg 20A, just opposite the slots 19 in the adjacent leg 15A.
The two slats 16 and 17 of a locking device 14 are slidable in the opposite direction between a position where the hooks 16A and 17A are adjacent to each other and can jointly pass through the slots 19 and 21, as shown in detail in Figure 4, and a locking position wherein the free ends of the hooks 16A hook above the slots 19 and 21 behind the abutting legs 15A and 20A while the free ends of the hooks 17A hook to the below the slots 19 and 21 behind these legs 15A and 20A, as in detail is shown in Figure 5.
The operating mechanism 18 consists, as shown in Figs. 7 and 8, of a rotary element 22 which is, for example, disc-shaped and rotatably mounted on the rear side of the front wall 8, and two crank rods 23 which, on the one hand, are eccentrically, diametrically opposite each other and on a line making an angle of 45 with the vertical, are hinged to the rotary element 22 and, on the other hand, are hinged to the lath 16 and lath 17 of a locking device 14, respectively.
<Desc / Clms Page number 9>
The operating mechanism 18 is attached to the cylinder of a lock mechanism 24, for example a cylinder lock mechanism, the lock opening of which is located in the front of the front wall 8.
Each slat 16 and 17 is provided with an opening 25. The openings 25 in the two slats 16 and 17 of a locking device 14 are opposite each other in the aforementioned locking position.
These two openings 25 together with a rod 26 form an additional locking device. The rod 26 is hingedly attached to the pivotal element 22 of the locking device 14 on the opposite upright edge of the front wall 8 and is supported by a guide 27 mounted on the closest slat 16 opposite the opening 25.
The opening 9 in the front wall 8 is closed on the inside of the front wall 8 by a closing plate 28 provided with the necessary openings and operating buttons and the like for the use of the dispenser 13.
The front wall 8 is attached to the body 1 as follows.
The locking devices 14 in the front wall 8 are placed in their unlocked position with the hooks 16A and 17A juxtaposed as shown in Figures 3 and 4, and the front wall 8 is placed on the body 1 with the hooks 16A and 17A of these locking devices 14 are inserted through the slots 21 of the body 1.
Thereafter, with the aid of the two lock mechanisms 24, the rotary elements 22 of the operating mechanisms 18 become 900
<Desc / Clms Page number 10>
rolled. As a result, two slats 16 and 17 of the aforementioned locking devices 14 are shifted in the opposite direction so that the hooks 16A and 17A hook behind the leg 20A of the body 1 as shown in detail in Figure 5.
Due to the rotation of the rotary elements 22, the rods 26 are also moved over a small distance in the horizontal direction, such that when the slats 16 and 17 of a locking device 14 are in the locked position, a rod 26 through the two opposite openings 25 protrudes into these slats 16 and 17 and thus causes an additional locking device.
Since a rod 26 displaced by the operating mechanism 18 operating one locking device 14 cooperates with openings 25 in the slats 16 and 17 of the other operating element 14, it is necessary to operate the two lock mechanisms simultaneously for locking.
This is also the case for unlocking, wherein the rotary elements 22 are rotated back to their first position and the slats 16 and 17 and the rods 26 perform the reverse movement as described above.
By forcing one of the lock mechanisms 24, the front wall 8 cannot yet be unlocked.
After unlocking, the front wall 8 can be pulled forward, the base 6 being rolled out and the machine 13 easily accessible.
<Desc / Clms Page number 11>
It can be noted that when the front wall 8 is placed on the body 1, the base 6, which is guided by the guides 12, positions this front wall 8 so that the hooks 16A and 17A come to face the slots 21 of the body 1 without problems. and can be pushed easily into these slots 21.
As already stated, the rear wall 7 must not be releasable and, therefore, no slats 16 and 17 are arranged in this rear wall.
Nevertheless, this rear wall 7 has edges which are folded in the same way as with the front wall 8 and thus has two upright edges which form U-shaped troughs 15 with a leg 15A which is provided with slots 19.
The rear end of the body 1 has the same shape as the front end and also has upright edges 20, each of which has a leg 20A provided with slots 21.
However, the legs 15A and 20A lying against each other are not held against each other by hooks 16A and 17A, but by screws 29 which are screwed through the slots 19 and 21 opposite each other during assembly of the cabinet.
The legs 15A and 20A and the slots 19 and 21 also mean that the rear wall 7 can be locked to the body 1 in a manner similar to that described above for the front wall 8 by means of the locking devices 14 and additional rods 26 operated by lock mechanisms 24 above. .
<Desc / Clms Page number 12>
When, in another embodiment, the cabinet is built into a hole in a wall, with the same body 1 and the same end walls 7 and 8, the rear wall 7 can be made detachable as described above for the front wall 8, while this front wall 8 is then screwed 29 is attached to the body 1.
In this case the base 6 is then attached to the rear wall 7 instead of to the front wall 8.
It is of course possible for both end walls 7 and 8 to be detachable and lockable relative to the body 1 in the manner described above.
In the case of loose assembly or superstructure, the cabinet can be mounted on a base, while, if installed, a finishing frame can be fitted on the front of the cabinet.
The cupboard described above is very safe and universal because the same body 1 and the same end walls 7 and 8 can be used for a built-in cupboard, a surface-mounted cupboard and a separate cupboard.
The invention is in no way limited to the embodiments described above and represented in the attached drawings, but such a cabinet for at least one automatic vending machine can be realized in various variants without departing from the scope of the invention as described in the appended claims.