BE1012164A3 - Reed for a loom - Google Patents

Abstract

A reed for a loom, in which several strips (2, 24, 30) are fixed in a profile (4, 6, 23, 32, 33). One end of these, which has been fixed in a profile (6, 23, 32, 33), has two side edges (15, 16, 25, 26, 28, 29, 33, 34) parallel to the width (B) of the strip (2, 24, 30) that converge towards one another over a certain distance from the entrance (17, 27, 31, 36) for the strips (2, 24, 30) in the profile (6, 23, 32, 33).<IMAGE>

Description

       

   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  Riet voor een weefmachine. 



  ------------------------- De uitvinding betreft een riet voor een weefmachine, waarbij meerdere lamellen in een profiel zijn bevestigd. 



  Het is gekend een riet te vervaardigen door meerdere lamellen met een einde in een U-vormig profiel te bevestigen. Voor het weven met hoge weefsnelheden en/of voor het weven van zware weefsels, zijn relatief brede lamellen aangewezen, die bevestigd worden in een bijhorend relatief breed profiel. 



  Het doel van de uitvinding is een riet compact uit te voeren. 



  Tot dit doel vertoont een in een profiel bevestigd einde van een lamel twee volgens de breedte van de lamel opgestelde zijranden die, in een richting vanaf de ingang voor de lamellen van het profiel, over een bepaalde lengte naar elkaar toe convergeren. 



  Het riet volgens de uitvinding kan compact uitgevoerd worden, daar de breedte van het profiel niet wezenlijk breder hoeft te zijn dan de breedte van de lamellen ter hoogte van de voornoemde ingang van het profiel. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vertoont het profiel een inwendige vorm, die nagenoeg aansluit op de zijranden van het einde van de lamel. Dit is voordelig voor het stevig bevestigen van de lamellen in het profiel. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het einde van de lamel, dat twee voornoemde zijranden bevat, voorzien in het onderprofiel van het riet. Dit laat toe bij een weefmachine met een bepaalde kleminrichting voor een onderprofiel, verschillende rieten, waaronder rieten volgens 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 de stand van de techniek, te bevestigen, waarbij de verschillende rieten lamellen met een andere breedte maar een bijhorend onderprofiel met nagenoeg eenzelfde breedte bevatten. 



  Teneinde de kenmerken van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 in isometrie een op een ladebalk gemonteerd riet volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede van het riet van figuur 1 weergeeft ; figuur 3 een variante uitvoeringsvorm van figuur 2 weergeeft ; figuur 4 nog een variante uitvoeringsvorm van figuur 2 weergeeft. 



  Het in figuren 1 en 2 weergegeven riet 1 bevat meerdere U-vormige geprofileerde lamellen 2, die een bovengedeelte 3 bevatten dat in een bovenprofiel 4 is bevestigd, die een ondergedeelte 5 bevatten dat in een onderprofiel 6 is bevestigd, en die een U-vormig geprofileerd middengedeelte 7 bevatten dat aansluit op het bovengedeelte 3 en op het ondergedeelte 5. De verschillende lamellen 2 vormen een geleidingskanaal 8 voor het geleiden van een inslagdraad en bevatten een aanslagrand 9 voor het aanslaan van een inslagdraad, die ter hoogte van het geleidingskanaal 8 is gelegen. De bovengedeelten 3 en de ondergedeelten 5 van de verschillende lamellen 2 worden respectievelijk door een zogenaamde bindspiraal 10 of 11 op een bepaalde afstand van elkaar gehouden.

   De lamellen 2 worden hierbij zowel in de bindspiralen 10 en 11 als in het bovenprofiel 4 en in het onderprofiel 6 gekleefd, teneinde een riet 1 te vormen. Het onderprofiel 6 wordt door middel van een spie 12 en bouten 13 aan een ladebalk 14 bevestigd. De ladebalk 14 wordt op een gekende wijze (niet weergegeven) evenwijdig aan de ladeas van 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 de weeflade op ladebenen bevestigd, die op hun beurt bevestigd zijn op de ladeas. 



  Het zich in het onderprofiel 6 bevestigde einde van de lamel 2 bevat twee volgens de breedte B van de lamel 2 opgestelde zijranden 15 en 16 die, in de richting A vanaf de ingang 17 van het onderprofiel 6 waar de lamellen 2 in het onderprofiel 6 treden, over een bepaalde lengte naar elkaar toe convergeren. In het voorbeeld van figuur 2 convergeren die zijranden 15 en 16 vanaf de ingang 17 over een fractie van de hoogte van het onderprofiel 6 naar elkaar toe, meer speciaal over een lengte die nagenoeg gelijk is aan een derde van de hoogte van het onderprofiel 6, waarna de zijranden 15 en 16 nagenoeg evenwijdig met elkaar verlopen.

   Deze uitvoeringsvorm met deels convergerende en deels evenwijdig verlopende zijranden 15 en 16 biedt naast de in de inleiding genoemde voordelen, ook als voordeel dat het onderprofiel 6 voldoende stevig kan uitgevoerd worden, en toelaat met een grote kracht opgespannen te worden in de ladebalk 14. Het riet 1 volgens de uitvinding biedt vooral als voordeel dat bij een onderprofiel 6 met een relatief beperkte breedte, toch een lamel 2 kan voorzien worden die relatief breed en zodoende voldoende stevig is tussen het onderprofiel 6 en de aanslagrand 9, zodat de kans van breken van de lamellen 2 op deze plaatsen relatief klein is. 



  De lamel 2 van figuur 2 kan ter hoogte van de ingang 17 van het onderprofiel 6 een breedte 18 vertonen in de orde van grootte van zes millimeter, terwijl het onderste deel 19 van het einde van de lamel 2, dat in het onderprofiel 6 is bevestigd, een breedte 20 in de orde van grootte van vier millimeter kan vertonen. Het onderprofiel 6 heeft een breedte in de orde van grootte van acht millimeter. De afstand 37 volgens de breedterichting B tussen de voorzijde van het onderprofiel 6 en de aanslagrand 9 is in de orde van grootte 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 van twee millimeter. Hierdoor is de aanslagpositie van de aanslagrand 9 van het riet 2 nagenoeg gelijk aan de aanslagpositie van de aanslagrand van rieten volgens de stand van de techniek. 



  Het bovenste deel 21 van het einde van de lamel 2, dat in het onderprofiel 6 is bevestigd, is spievormig uitgevoerd en vertoont een breedte die lineair varieert van in de orde van grootte van zes millimeter naar in de orde van grootte van vier millimeter. Het bovengedeelte 3 van de lamel 2, dat volgens de stand van de techniek is uitgevoerd, vertoont in dit voorbeeld een breedte 22 in de orde van grootte van vier millimeter, en is hierbij in het verlengde van het onderste deel 19 van de lamel 2 en van de aanslagrand 9 gelegen. 



  In figuur 3 bevat het in het onderprofiel 23 bevestigde einde van de lamel 24 twee volgens de breedte B van de lamel 24 opgestelde zijranden 25 en 26 die, vanaf de ingang 27 van het onderprofiel 23 waar de lamellen 24 in het onderprofiel 23 treden, over een lengte die gelegen is tussen een derde en de helft van de hoogte van het onderprofiel 23 naar elkaar toe convergeren. Hierbij zijn de zijranden 25 en 26 over de voornoemde lengte gekromd uitgevoerd, en sluit de inwendige vorm van het onderprofiel 23 aan op de zijranden 25 en 26. 



  In figuur 4 is nog een variante weergegeven waarbij de zijranden 28 en 29 van het einde van de lamel 30 vanaf de ingang 31 van het onderprofiel 32 over hun lengte nagenoeg lineair naar elkaar toe convergeren. Bij deze uitvoeringsvorm bevat ook het in het bovenprofiel 33 bevestigde einde van de lamel 30 twee volgens de breedte B van de lamel 30 opgestelde zijranden 34 en 35 die, in een richting C vanaf de ingang 36 voor de lamellen 30 van het bovenprofiel 33, naar elkaar toe convergeren. Hierbij is de lamel 30 tussen het bovenprofiel 33 en het onderprofiel 32 balkvormig uitgevoerd. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



  Het is duidelijk dat de uitvinding zieh niet beperkt tot lamellen met de weergegeven vormen tussen het bovenprofiel en het onderprofiel, maar dat eveneens lamellen met andere vormen tussen het bovenprofiel en het onderprofiel tot de uitvinding kunnen behoren. Het is eveneens duidelijk dat tevens combinaties van de uitvoeringsvormen van figuren 2 tot 4 tot de uitvinding behoren. 



  De lamellen volgens de uitvinding zijn geschikt om aangewend te worden bij luchtweefmachines, grijperweefmachines, waterstraalweefmachines, andere fluidische weefmachines, projectielweefmachines, schietspoelweefmachines en andere types weefmachines. 



  Het riet volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.



   <Desc / Clms Page number 1>
 
 EMI1.1
 



  Reed for a weaving machine.



  ------------------------- The invention relates to a reed for a weaving machine, in which several slats are mounted in a profile.



  It is known to manufacture a reed by fastening multiple slats with an end in a U-shaped profile. For weaving at high weaving speeds and / or for weaving heavy fabrics, relatively wide slats are indicated, which are attached in a corresponding relatively wide profile.



  The object of the invention is to make a reed compact.



  To this end, a slat-mounted end of a slat has two side edges arranged along the width of the slat which converge towards each other in a direction from the slat entrance of the profile.



  The reed according to the invention can be made compact, since the width of the profile need not be substantially wider than the width of the slats at the height of the aforementioned entrance to the profile.



  According to a preferred embodiment, the profile has an internal shape, which substantially adjoins the side edges of the end of the slat. This is advantageous for securely fixing the slats in the profile.



  According to a preferred embodiment, the end of the slat, which contains two aforementioned side edges, is provided in the bottom profile of the reed. With a weaving machine with a particular clamping device for a sub-profile, this allows for different reeds, including reeds

 <Desc / Clms Page number 2>

 to confirm the state of the art, in which the different reed slats of a different width but containing an associated sub-profile of substantially the same width.



  In order to more clearly express the features of the invention, the invention is explained in more detail below with reference to drawings with exemplary embodiments, in which: figure 1 shows in isometry a reed according to the invention mounted on a drawer beam; figure 2 represents a section of the reed of figure 1; figure 3 represents a variant embodiment of figure 2; figure 4 represents a variant embodiment of figure 2.



  The reed 1 shown in Figures 1 and 2 comprises a plurality of U-shaped profiled slats 2, which contain an upper part 3 which is fixed in an upper profile 4, which contain a lower part 5 which is fixed in a lower profile 6, and which are U-shaped profiled center section 7 which connects to the upper section 3 and to the lower section 5. The different slats 2 form a guide channel 8 for guiding a weft thread and contain a stop edge 9 for striking a weft thread, which is at the level of the guide channel 8 located. The top parts 3 and the bottom parts 5 of the different slats 2 are respectively held at a certain distance from one another by a so-called binding spiral 10 or 11.

   The slats 2 are glued both in the binding coils 10 and 11 and in the top profile 4 and in the bottom profile 6, in order to form a reed 1. The bottom profile 6 is attached to a drawer beam 14 by means of a key 12 and bolts 13. The drawer beam 14 is known in a known manner (not shown) parallel to the drawer axis of

 <Desc / Clms Page number 3>

 the weaving drawer fixed on drawer legs, which in turn are fixed on the drawer shaft.



  The end of the slat 2 fixed in the sub-profile 6 comprises two side edges 15 and 16 arranged according to the width B of the slat 2, which, in the direction A from the entrance 17 of the sub-profile 6, where the slats 2 enter the sub-profile 6 , converge towards each other over a certain length. In the example of figure 2, these side edges 15 and 16 converge towards each other from the entrance 17 over a fraction of the height of the sub-profile 6, more particularly over a length which is substantially equal to a third of the height of the sub-profile 6, after which the side edges 15 and 16 run almost parallel to each other.

   In addition to the advantages mentioned in the introduction, this embodiment with partly converging and partly parallel running side edges 15 and 16 also offers the advantage that the sub-profile 6 can be made sufficiently sturdy, and allows it to be clamped with great force in the drawer beam 14. The reed 1 according to the invention offers the advantage in particular that with a sub-profile 6 with a relatively limited width, a slat 2 can still be provided which is relatively wide and thus sufficiently strong between the sub-profile 6 and the stop edge 9, so that the chance of breaking the slats 2 in these places are relatively small.



  The slat 2 of figure 2 can have a width 18 of the order of magnitude of six millimeters at the entrance 17 of the sub-profile 6, while the lower part 19 of the end of the slat 2, which is fixed in the sub-profile 6 , can exhibit a width of the order of four millimeters. The sub-profile 6 has a width of the order of eight millimeters. The distance 37 according to the width direction B between the front side of the bottom profile 6 and the stop edge 9 is of the order of magnitude

 <Desc / Clms Page number 4>

 of two millimeters. As a result, the stop position of the stop edge 9 of the reed 2 is substantially equal to the stop position of the stop edge of the reed according to the prior art.



  The upper part 21 of the end of the slat 2, which is fixed in the sub-profile 6, is wedge-shaped and has a width which varies linearly from on the order of six millimeters to on the order of four millimeters. The top part 3 of the slat 2, which is constructed according to the prior art, in this example has a width 22 of the order of magnitude of four millimeters, and is thereby an extension of the lower part 19 of the slat 2 and from the stop edge 9.



  In figure 3, the end of the slat 24 fixed in the sub-profile 23 comprises two side edges 25 and 26 arranged according to the width B of the slat 24, which, from the entrance 27 of the sub-profile 23 where the slats 24 enter the sub-profile 23, a length located between a third and a half of the height of the sub-profile 23 converging towards each other. The side edges 25 and 26 are herein curved over the aforementioned length, and the internal shape of the bottom profile 23 connects to the side edges 25 and 26.



  Figure 4 shows a further variant in which the side edges 28 and 29 of the end of the slat 30 from their entrance 31 of the subprofile 32 converge almost linearly towards each other over their length. In this embodiment, the end of the slat 30 secured in the top profile 33 also comprises two side edges 34 and 35 arranged according to the width B of the slat 30, which, in a direction C from the entrance 36 for the slats 30 of the top profile 33, converge. The slat 30 between the top profile 33 and the bottom profile 32 is herein bar-shaped.

 <Desc / Clms Page number 5>

 



  It is clear that the invention is not limited to slats with the shapes shown between the top profile and the bottom profile, but that slats with other shapes between the top profile and the bottom profile can also be included in the invention. It is also clear that combinations of the embodiments of Figures 2 to 4 are also included in the invention.



  The slats according to the invention are suitable for use in air weaving machines, rapier weaving machines, water jet weaving machines, other fluid weaving machines, projectile weaving machines, shuttle weaving machines and other types of weaving machines.



  The reed according to the invention is of course not limited to the embodiments described as an example and shown in the figures, but can be designed according to different variants within the scope of the invention.


    

Claims (5)

Conclusies 1. Riet voor een weefmachine, waarbij meerdere lamellen (2, 24, 30) in een profiel (4, 6, 23, 32, 33) zijn bevestigd, daardoor gekenmerkt dat een in een profiel (6, 23, 32, 33) bevestigd einde van een lamel (2, 24, 30) twee volgens de breedte (B) van de lamel (2, 24, 30) opgestelde zijranden ( EMI6.1 (15, vertoont die, in een richting (A, vanaf de ingang (17, voor de lamellen (2, van het profiel (6, over een bepaalde lengte naar elkaar toe convergeren. Conclusions 1. Reed for a weaving machine, wherein several slats (2, 24, 30) are fixed in a profile (4, 6, 23, 32, 33), characterized in that one in a profile (6, 23, 32, 33 ) attached end of a slat (2, 24, 30) two side edges arranged according to the width (B) of the slat (2, 24, 30)  EMI6.1  (15, which, in a direction (A, from the entrance (17), for the slats (2) of the profile (6) converge towards each other over a given length. 2. Riet volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het profiel (6, 32, 33) een inwendige vorm vertoont, die nagenoeg aansluit op de zijranden (15, 16 ; 25, 26 ; 28, 29 ; 33, 34) van het einde van de lamel (2, 24, 30). Reed according to claim 1, characterized in that the profile (6, 32, 33) has an internal shape, which substantially joins the side edges (15, 16; 25, 26; 28, 29; 33, 34) of the end of the slat (2, 24, 30). 3. Riet volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het einde van de lamel (2, 24, 30), dat twee voornoemde zijranden (15, 16 ; 25, 26 ; 28, 29) bevat, voorzien is in het onderprofiel (6, 23, 32) van het riet (1). Reed according to claim 1 or 2, characterized in that the end of the slat (2, 24, 30), which contains two aforementioned side edges (15, 16; 25, 26; 28, 29), is provided in the bottom profile ( 6, 23, 32) from the reed (1). 4. Riet volgens één van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde zijranden (15, 16 ; 25, 26 ; 28, 29) van het einde van de lamel (2, 24, 30) vanaf een ingang (17, 27, 31) van een profiel (6, 23, 32) over een lengte naar elkaar toe convergeren, die een fractie is van de hoogte van het profiel (6, 23, 32), waarna de zijranden (15, 16 ; 25, 26 ; 28, 29) nagenoeg evenwijdig met elkaar verlopen. Reed according to any one of claims 1 to 3, characterized in that the said side edges (15, 16; 25, 26; 28, 29) of the end of the slat (2, 24, 30) from an entrance (17, 27, 31) of a profile (6, 23, 32) converge towards each other along a length, which is a fraction of the height of the profile (6, 23, 32), after which the side edges (15, 16; 25, 26; 28, 29) run almost parallel to each other. 5. Riet volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de fractie gelegen is tussen een derde en de helft van de hoogte van het profiel (6, 23, 32). Reed according to claim 4, characterized in that the fraction lies between a third and a half of the height of the profile (6, 23, 32).